Bezwaren tegen benoemen pedofiele gerichtheid als ontwikkelingsstoornis

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

In de discussie van Fris, Sengers en Witte en in de reactie daarop van De Levita komt het probleem van de pedofiele gerichtheid als ontwikkelingsstoornis ter sprake. Er zijn grote bezwaren tegen het op deze manier te stellen. Ten eerste omdat de term eerder verhullend dan verhelderend is: wat weten we immers, wetenschappelijk gezien, van ontwikkelingsprocessen en stoornissen? Ten tweede wordt de term altijd normatief gebruikt: ze dient om er konklusies met betrekking tot het sociale handelen uit af te leiden of om die te staven. [...] Witte moet dan ook concluderen: als het een ontwikkelingsstoornis is dan moeten we die mensen belemmeren. Op die manier stapt men in de gedachtencirkel van degenen die het sowieso willen tegen gaan; men levert zich aan hen over zonder dat men iets verder komt. [...]

Voor zover onze informatie reikt zijn pedofielen over het algemeen erg vriendelijke mensen die de kinderen sterk affectief en vriendelijk benaderen en slechts in uitzonderingsgevallen agressief en destructief. Dit laatste is even onwenselijk als ander agressief en destructief gedrag en valt onder algemene wettelijke strafbepalingen. Men heeft er voor sexuele handelingen geen specifiek wetsartikel voor nodig. Men dient via de media en anderszins de mensen te leren differentiëren tussen een vriendelijke benadering van kinderen (al of niet mede sexueel gekleurd) en een destructieve in plaats van het globale stigmatiserende denken dat nu besloten ligt in de aanduiding 'pedofielen'. [...]

[M]en voedt kinderen en jongeren vaak op tot afhankelijkheid; ook volwassenen houdt men vaak in die afhankelijkheid (de vrouw ten opzichte van de man, de man ten opzichte van zijn directeur, etc.). Het lijkt wel alsof de afhankelijkheid een groot goed is. In dat licht bezien past de angst voor sexuele relaties van het kind! Gezien de huidige maatschappelijke en psychische situatie is een zekere voorzichtigheid op het moment wel geboden (kinderen hebben nu eenmaal niet geleerd sex te hebben en afhankelijk te zijn), maar men moet niet een sociaal ongunstige situatie bestendigen. Het beleid moet gericht zijn op een andere toekomst. [...]

Tenslotte nog iets over de opmerking van Fris dat we - zolang we niet meer weten over pedofiele relaties - het recht hebben er tegen te zijn. Dit is een omkering van de bewijslast die onaanvaardbaar is. Stel dat iedereen die iets wil eerst moet bewijzen dat het niet schadelijk is. Integendeel de schade moet eerst worden aangetoond en zolang dat niet het geval is dient men van de vrijheid van handelen uit te gaan.

bron: Artikel 'Discussie over pedofilie - Reaktie op de discussie pedofilie en hulpverlening' door Dr. mr. Cees J. Straver (psycholoog en stafmedewerker van het Nederlands Instituut voor Sociaal en Sexuologisch Onderzoek); MGV (Maandblad Geestelijke Volksgezondheid), 28ste jaargang, nr. 9; september 1973