Brief Brongersma over zedelijkheidswetgeving

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Edward Brongersma

Tekst als pdf-file: Brief Brongersma over zedelijkheidswetgeving

21.12.86

Beste Jan [Schuijer],

Met belangstelling heb ik de discussie, die je mij op 14 dec. toezond, gelezen. Prettig dat die op deze toon en met dit wederzijds begrip gevoerd wordt. Dat doen onze Duitse gevoelsgenoten wel anders! We beseffen allemaal dat het voorstel van de petitie een compromis is, dus van alle standpunten bezien onvolmaakt. Ik heb ondertekend omdat ik dit op het ogenblik haalbaar hoopte, een vastleggen van de gunstigste tot dusver gegroeide praktijk, d.w.z. een rem tegen achteruitgang bij een restauratieve verharding door een golf van conservatisme. En verder een springplank voor verdere goede ontwikkeling toen 248bis afgeschaft werd was het bereikte: de leeftijdsgrens van 16 jaar natuurlijk allerminst ons ideaal. Maar ik herinner me nog hoe op het NVSH-congres Van Emden Boas (lid van de Speyer-commissie) naast me kwam zitten en zei: "Wat gek, daar heb ik nooit over gedacht. Maar die 16jaar grens is toch eigenlijk ook nonsens". Nu, twintig jaar later, zijn al heel wat mensen aan die 16jaar grens gaan twijfelen. Dat zouden ze nooit gedaan hebben als 248bis gehandhaafd was. De petitie schept een nieuwe grens - jammer! - maar daarmee tevens de mogelijkheid om vele mensen over twintig jaar aan de juistheid van die grens te laten twijfelen. We moeten stapje voor stapje gaan.

De groep die "Zeden en Straffen" schreef heeft een ideale oplossing willen schetsen en zich weinig om haalbaarheid bekommerd. Ik heb daar in die groep wel tegen geprotesteerd, maar vond geen gehoor. Ik kon alleen enkele aberraties (zoals het commentaarloos schrappen van enkele artikelen) voorkomen.

Ik blijf principieel tegen elke leeftijdsgrens, maar erken dat je daar politiek niet verder mee komt en dat dus een compromis nodig is.

Nu de petitie gekozen heeft voor een strafuitsluitingsgrond (in plaats van de afwezigheid van des "slachtoffers" toestemming tot een element van het strafbaar feit te maken) is de consequentie, dat de rechter zich alleen over die grond heeft uit te spreken wanneer de verdachte zich hierop beroept. Dat zou dus gevolgen kunnen hebben voor verstekzaken. Voor het bewijs van de strafuitsluitingsgrond is de rechter evenwel niet gebonden aan de wettige bewijsmiddelen: een hem overtuigende verklaring van de verdachte kan dus zelfs voldoende zijn.

Martijn ontkent een beetje te boud "dat seksualiteit voor jeugdigen nadelige gevolgen zou kunnen hebben". Ik verwijs naar de studie van Constantine, die voor de onschadelijkheid meer vereisten stelt dan de toestemming alleen: terwijl het er boven alles op aankomt dat het kind zichzelf vrij voelt (wat zowel meer als minder inhoudt dan "vrij is"), hangt toch ook veel af van prior knowledge and values concerning the sexual acts en van de houding van de omgeving. Ook al kun je de volwassen partner niet aansprakelijk stellen voor de onvoldoende of verkeerde sexuele opvoeding van het kind en voor de paniek van zijn omgeving als de feiten uitkomen, de Nederlandse wetgever kan toch heel wel oordelen dat, gezien de stand van de sexuele opvoeding en de heersende denkbeelden, een meerderheid van de kinderen schade (zo niet primair dan secundair) zal oplopen bij sexuele contacten en dat die dus beter verboden kunnen blijven.

Ook is Martijn fout waar ze spreken over een omgekeerde bewijslast die niet met onze rechtspleging zou stroken. De wet kent vele strafuitsluitingsgronden (denk b.v. aan noodweer en "afwezigheid van elke schuld") die de verdachte moet aanvoeren en aannemelijk maken.

In de brief aan Martijn lijkt het een beetje, of er een keus gedaan moet worden tussen oorspronkelijk ontwerp Korthals Altes en voorstel van de petitie. Als die keus niet reëel was, dan is het ontwerp natuurlijk verkieslijker. Maar de petitie gaat ervan uit dat dit ontwerp van de baan is.

Het idee van Martijn de ouderlijke macht t.a.v. relaties met 12 jaar te doen ophouden is volstrekt buiten de werkelijkheid. Alsof de wetgever dit in zijn hand heeft. Ouders hebben heus het wetboek niet nodig om een inwonend kind van 12 hun wil op te leggen! Die eeuwige illusie alsof met de wet alles te regelen valt!

Ziehier enige mijmeringen bij de correspondentie. Succes ermee!

Hartelijke groet
Edward [als paraaf geschreven]

bron: 'Brief Brongersma over zedelijkheidswetgeving' door Edward Brongersma; Brief aan Jan Schuijer; 21 december 1986