Brief Federatie Centrales voor Pleegzorg/Jeugd onder Dak aan Vereniging Martijn

Geacht bestuur,

Naar aanleiding van uw brief van 15 november 1989 hierbij een reactie zoals is aangekondigd in de bevestiging van ontvangst door de heer H. van Moorsel d.d. 28 november 1989. Het bestuur van de Federatie Centrales voor Pleegzorg hecht eraan het u reeds bekende beleidsuitgangspunt te herhalen dat: - een mogelijke koppeling tussen pedofilie en pleegzorg volgens de Federatie Centrales voor Pleegzorg ongewenst is -.

In pleegzorg gaat het om kinderen die door allerlei omstandigheden in een kwetsbare positie verkeren. Voor deze pleegkinderen dient een passende oplossing gevonden te worden die acceptabel is voor alle betrokken partijen, te weten ouders, kind, hulpverlener en de eventuele kinderrechter. De Centrales voor Pleegzorg spelen hierbij een bemiddelende rol. Volgens de Federatie Centrales voor Pleegzorg heeft geen enkele groepering of individu recht op het pleegouderschap, maar heeft een pleegkind recht op een passende oplossing. De Federatie Centrales voor Pleegzorg vervult geen voortrekkersrol met het pleegkind als middel bij de maatschappelijke acceptatie van welke groepering dan ook. Ten aanzien van de door u gewraakte uitspraak dat lezers van het blad OK, die zich aanmelden als aspirant pleegouders, worden uitgesloten van de procedures heeft het bestuur van de Federatie Centrales het volgende standpunt.

- Lezers van het blad OK die zich middels de daarin opgenomen advertentie met antwoordstrook aanmelden als aspirant pleegouders kunnen niet van de intake-procedures van de Centrales worden uitgesloten op basis van hun lezerschap -. Op basis van uw uitgebreide brief van 15 november en de in deze brief vervatte toelichtingen is het bestuur van de Federatie Centrales voor Pleegzorg van mening dat het door u gevraagde vervolggesprek geen belangrijke standpunten zal opleveren en derhalve niet zinvol is.

Hoogachtend, namens het bestuur van de Federatie Centrales voor Pleegzorg/Jeugd onder Dak,
E. Behrend
voorzitter

bron: Brief aan Martijn; 29 januari 1990