Brief Werkgroep Pedofilie aan de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

De Werkgroep Pedofilie, ingesteld eind december '73 onder auspiciën van het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid (zie MGV maart '74), (voorzitter Dr. W.J. Sengers) is van mening dat alle strafwetartikels die betrekking hebben op seksuele handelingen tussen personen die ouder en jonger dan 16 jaar zijn, uit het Wetboek van Strafrecht zouden moeten worden ingetrokken. De werkgroep heeft hiertoe een aantal argumenten opgesteld, die in een brief aan de secretaris van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving van het Ministerie van Justitie zijn toegezonden. [...]

In het verlengde van de diskussie over pedofilie in dit Maandblad leek het de redaktie zinvol om deze argumenten aan de lezers door te geven. De argumenten (citaat brief van 20 december '74) :

  • 1 De wetsartikelen waarin de bedoelde handelingen staan genoemd (t.w. art. 244, 245, 247, 248, 248ter, 249 en 250) zijn nagenoeg alle in ons W.v.S. opgenomen in 1886 en sindsdien goeddeels ongewijzigd gehandhaafd. [...]
  • 2 De redenen waarom deze artikelen werden opgenomen bestaan, blijkens de Memorie van toelichting en de Handelingen, louter uit ethische of morele overwegingen : seksuele handelingen tussen personen van boven en beneden de 16 jaar - waarover slechts met woorden als onkuisheid, onzedelijkheid en ontucht gesproken werd - werden op grond van dit waardeoordeel onaanvaardbaar geacht en alleen om die reden zéér strafwaardig gevonden. [...]
  • 4 Het is ons inziens aan de wetgever om als hij meent dat bepaalde handelingen strafbaar moeten zijn, daarvoor argumenten aan te voeren die zowel de reden voor alsook het nut van die strafbaarstelling duidelijk en aanvaardbaar maken. Met betrekking tot seksuele handelingen tussen personen die ouder en jonger dan 16 jaar zijn, is dat niet gebeurd. Zo is niet aangetoond dat zulke handelingen (gesteld dat ze geen pijn of letsel teweegbrengen en dat zij niet onder dwang noch buiten medeweten van de ouders of verzorgers plaatsvinden) tot zodanige gevolgen leiden, dat strafbaarstelling in strafrechterlijke zin onontkoombaar of zelfs maar redelijk is.
  • 5 De bedoelde wetsartikelen vormen een ernstig beletsel voor een tijdige en juiste vorm van hulpverlening in alle gevallen waarbij het duidelijk geworden is dat deskundige hulp verlangd wordt of gewenst is.
  • 6 De bedoelde wetsartikelen gaan voorbij aan het feit dat onaanvaardbare situaties of gevolgen van seksuele handelingen met jonger dan 16-jarigen afzonderlijk strafbaar zijn gesteld. Zoals het gebruik van dwang of geweld (art. 248), het onttrekken aan het ouderlijk gezag of aan feitelijke heerschappij (art. 279), mishandeling (titel XX) of andere misdrijven tegen het leven (titel XIX en XXI W.v.S.)


bron: Artikel 'Brief Werkgroep Pedofilie aan de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving' (stenciles); In: Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 30ste jaargang, nr. 1; januari 1975