De duistere jaren van de seksualiteit zijn ingetreden

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Gerrit Komrij

Er is niet ineens zoveel meer seksueel geweld om ons heen omdat er ineens zoveel meer seksueel geweld om ons heen zou zijn, maar omdat er ineens zoveel meer over wordt geschreven. Je kunt geen krant meer opslaan of je leest wel iets over verkrachting binnen het huwelijk, incest bij etnische minderheden of kinderprostitutie. Er staan zoveel actiegroepen, hulpverleners en psychologiserende beleidsmedewerksters met zwartboeken, onderzoeken en rapporten rondom de pot met seksuele duiten te dringen, dat het er inmiddels alle schijn van heeft dat het ene deel van de bevolking continu in de weer is met het seksueel vernederen en uitbuiten van het andere deel. Je begint je waarachtig af te vragen of er nog wel ergens een deel resteert dat te vernederen en te verkrachten valt, zo overweldigend groot is het ons door bezorgde instanties gepresenteerde deel dat het vernederen en verkrachten tot zijn dagtaak lijkt te rekenen. Hoe kunnen er met zoveel slachtoffers zoveel schurken zijn?

Het is een heksentoer ons dit wijs te maken, maar vanuit de verbeten egelstellingen van het post-feminisme en in kringen van hulpverleners die zich tot voor kort nog bezorgd maakten over sociale achterstanden en economische onrechtvaardigheden, deinst men er niet voor terug. Het zijn namelijk deze twee groepen ijveraars die, nu hun populariteit en banen gevaar lopen omdat het publiek - lees: de verschaffers van hun centen - steeds minder warm loopt voor het door hen zo brandend aan de kaak gestelde onrecht op het gebied van gelijke kansen en meer van dat linksige fraais, het zijn deze twee groepen, zei ik, die elkaar gevonden hebben in het gat van de markt waar het publiek altijd pap van heeft gelust en zal blijven lusten, dat van het seksuele voyeurisme met een preuts sausje.

Het is misschien een beetje waar dat de toename van het seksueel geweld gelijke tred houdt met de toename van het voetbalvandalisme, het zwartrijden en het ledigen van damestasjes bij klaarlichte dag, we leven tenslotte in een periode van verloedering en onaangenaamheden die voorbij gaan, maar dat er ineens een ware explosie van aanrandingen, al of niet binnen het huwelijk, aan de gang zou zijn, ik geloof er geen snars van. Alleen het feit dat men er zich met zovelen en zo gelijktijdig op heeft gestort, omdat de markt voor andere kwalen aan het afkalven was en het publiek van verveling begon te geeuwen bij de introductie van de zoveelste groep achtergestelde jongeren of op de rand van een absoluter dan absoluut minimum levende minderheden, is verantwoordelijk voor de indruk dat het seksuele geweld epidemische vormen heeft aangenomen. Je hoort maar weinig meer over bewustwording, maar over verkrachtingen en kinderlokkers staan de kranten vol. In elk handgemeen, in elke wulpse lonk schuilt seksueel onrecht. Het is de nieuwe koevoet van al die bedisselzuchtige sociologen, psychologen én hulpverleners om de subsidiebrandkast op een kier te houden.

Het welzijnswerk heeft hiermee massaal en definitief gehoor gegeven aan het van overheidswege gesuggereerde verlangen en de ook intern als overlevingsnoodzaak gevoelde strategie om meer publiekgericht te werken. En wat is voor het publiek genoeglijker dan om elke dag weer te horen dat de viespeuken aan de macht zijn, maar dat we ze met ons allen in de gaten hebben? Ik ben nog niet één deugdelijk bewijs tegen gekomen dat het met de seksuele smeerlapperij ernstiger gesteld zou zijn dan vorig jaar, toen je er nog maar weinig over hoorde. Twintig eeuwen christendom en nu pas lijkt de hel losgebarsten. Jawel, in de portemonnee van de bedisselkaste.

De ene dag lees je in de krant over het onderzoek van een sociologe naar seksueel misbruik van allochtone vrouwen en meisjes door hun broers of vaders. Daarvoor interviewde het sociologische wonderkind vijfentwintig hulpverleensters en negen geslachtofferde Marokkaanse en negen idem Turkse vrouwen. Haar onderzoeksverslag, dat in maart 1989 verschijnt, zal een aantal aanbevelingen bevatten, maar ze 'weet nog niet precies welke, want ze is nog bezig de gegevens te analyseren.' Negen maanden moeten we dus wachten op een analyse van 43 babbeltjes, waarvan de simpelste ziel zonder sociologisch brevet nu al de uitslag weet: vanwege hun bijzondere positie hebben allochtone vrouwen extra moeilijkheden, en derhalve zal er meer geld beschikbaar moeten komen om de hulpverlening adequaat te laten reageren.

De andere dag verklaart een beleidsmedewerkster van Instituut Zo-en-Zo dat de verkrachting van een vrouw neer komt op de verkrachting van alle vrouwen. Als je immers niet verkracht bent is het ongetwijfeld zo dat je je schaamt er voor uit te komen. Er zal dientengevolge meer geld beschikbaar moeten worden gesteld voor een beleid dat bij vrouwen het schaamtegevoel wegneemt. Pas dan, en niet eerder, zal blijken dat alle vrouwen ooit eens zijn verkracht. Je ziet de mannelijke politici, dolgelukkig dat eindelijk het masker van hun collectieve zwijnerij zal worden afgerukt, al in hun buidel tasten.

En weer een dag later lees je hoe minister Korthals Altes met alle krokodilletranen die hij op magazijn heeft, fulmineert tegen de kinderprostitutie en het grove geld dat daarmee wordt verdiend. 'Geld dat in de drugshandel verdiend wordt, wordt steeds meer in andere takken van misdaad belegd. Ook in seks dus.' Seks als een tak van misdaad. Kinderprostitutie als een nouveauté van de dag.

Zo gaat het door, in elke krant die zich door de gleuf wurmt. Vooral het seksuele misbruik van kinderen is een dolzinnig populair stokpaardje, louter en alleen omdat er werkelijk geen sterveling te vinden zou zijn die, om dat tegen te gaan, de hulpverlenerskas niet zou willen spekken. Intussen komt het er, doodgewoon, op neer dat we in de krant ons aller gezellige, dagelijkse pornohoekje hebben waar we zonder risico van kunnen smullen, overtuigd van onze verontwaardiging over zoveel misdadigheid van anderen. De hulpverleners hebben hun ultieme smeermiddel gevonden. Het is niet de wereld die seksueel agressiever is geworden, het zijn zij die met hun hameren op het verband tussen seksualiteit en agressie - een oud stofnest opgepoetst - de markt hebben ontdekt waarop ons schuldgevoel over het genot moet worden afgekocht. We zijn niet van de ene dag op de andere beestachtiger geworden dan we altijd al waren, we volgen alleen weer eens gulzig oude beestenvangers in een nieuw publiciteitsjasje. De duistere jaren van de seksualiteit zijn ingetreden.

bron: Artikel 'Een & ander' door Gerrit Komrij; NRC Handelsblad; 13 juli 1988