Homo- en biseksuele jongens en hun relaties met mannen

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Redactie OK Magazine

In het vakblad Archives of Sexual Behavior, jaargang 30, nummer 4, augustus 2001, staat een nieuw onderzoek van dr. Bruce Rind: 'Gay and Bisexual Adolescent Boys' Sexual Experiences With Men: An Empirical Examination of Psychological Correlates in a Nonclinical Sample' ('De seksuele ervaringen van homo- en biseksuele puberjongens met mannen: Een empirisch onderzoek naar psychologische correlaten in een niet-klinische steekproef'). Wij nemen de samenvatting en inleiding van het onderzoek hier in vertaling over. In een volgende OK hopen we nader op wetenschappelijke ontwikkelingen in te gaan.

Samenvatting

In de loop van de laatste vijfentwintig jaar is het incestmodel, met zijn voorstelling van hulpeloze slachtoffers die worden uitgebuit en getraumatiseerd door machtige daders, de opvattingen over zo goed als alle vormen van seks tussen volwassenen en minderjarigen gaan overheersen. Daarom worden zelfs gewenste seksuele relaties tussen homo- of biseksuele jongens en volwassen mannen, die in verscheidene belangrijke opzichten verschillen van incest tussen vaders en dochters, algemeen door het grote publiek en door beroepsmatig betrokkenen beschouwd als traumatiserend en psychologisch schadelijk. Deze studie beoordeelde deze algemene opvatting door een niet-klinische, merendeels uit studenten bestaande steekproef van homo- en biseksuele mannen te onderzoeken.

Van de 129 onderzochte mannen werd er van 26 vastgesteld dat ze als pubers tussen de 12 en 17 jaar leeftijdsongelijke seksuele relaties (age-discrepant sexual relations, ADSRs) hadden gehad met volwassen mannen. In de opzichten van gevoel van eigenwaarde en het hebben verkregen van een positieve seksuele identiteit, waren de mannen met ADSR-ervaringen net zo evenwichtig als de 'controls'.

Reacties op de ADSRs waren overwegend positief en de meeste ADSRs werden uit eigen wil aangegaan. Jongere pubers gingen ze met evenveel eigen wil aan en reageerden tenminste even positief als oudere pubers.

Gegevens over de ontwikkeling van de seksuele identiteit gaven aan dat ADSRs geen rol speelden in het tot stand brengen van een seksuele interesse in hetzelfde geslacht, in tegenspraak met de 'verleidingshypothese'. De bevindingen strookten niet met het incestmodel. Het incestmodel is gaan fungeren als een procrustesbed dat nauwgezet voorschrijft hoe men aankijkt tegen seksuele relaties tussen volwassenen en minderjarigen die compleet verschillen van incest.

Inleiding

Een kwart eeuw geleden vond er een duidelijke toename plaats van aandacht voor de kwestie van seksuele contacten tussen volwassenen en minderjarigen (Jenkins, 1998). Deze toegenomen aandacht was een uitvloeisel van door de vrouwenbeweging genomen initiatieven, die zich eerst op het vraagstuk van verkrachting en kort daarna op het vraagstuk van incest richtten (Finkelhor, 1984). Verkrachting diende als een model voor de opvattingen over incest tussen vaders en dochters (Okami, 1990) en incest werd op zijn beurt het overheersende model voor de opvattingen over seksuele contacten in het algemeen tussen mannen en meisjes (Finkelhor, 1984). Op grond van de modellen voor verkrachting en incest ging men deze contacten zien als vormen van machtsmisbruik en geweld waarbij onwillige en machteloze slachtoffers werden uitgebuit en met blijvende psychologische schade opgezadeld (Okami, 1990). De ontluikende beroepsmatige aandacht voor kindermisbruik, die in 1974 een belangrijke impuls kreeg door de aanname van de Child Abuse Prevention and Treatment Act (wet op de preventie en behandeling van kindermisbruik), verspreidde dit standpunt snel door de hele maatschappij, en sindsdien is het daarin stevig verankerd gebleven (Gardner, 1993; Jenkins, 1998).

Toen onderzoekers van kindermisbruik hun onderzoeksterrein in de vroege jaren tachtig uitbreidden, richtte hun onderzoek zich ook op seksuele contacten tussen mannen en jongens en uiteindelijk tussen vrouwen en jongens (West, 1998). Het incestmodel oefende voorts een sterke invloed uit op de wijze waarop onderzoekers, andere beroepsmatig betrokkenen en het grote publiek deze contacten, inclusief die tussen puberjongens en niet verwante volwassenen, trachtten uit te leggen (Jenkins, 1998; Rind, 1998). Zo verwierpen Masters c.s. (1985) de bevindingen van Sandfort (1983), die had geconcludeerd dat Nederlandse jongens in een steekproef, voornamelijk pubers, hun seksuele relaties met mannen overwegend als positief ervoeren. In overeenkomst met het incestmodel redeneerden Masters c.s. dat deze relaties intrinsiek misbruik en uitbuiting inhielden en daarom noodzakelijkerwijs negatief waren, ongeacht beweringen van de jongens zelf die hiermee in tegenspraak waren. Bij het verwerpen van de door de jongens gemelde positieve reacties speculeerden Masters c.s. dat de jongens deze hadden verzonnen omdat ze waren geïntimideerd door de mannen. Op vergelijkbare wijze hebben de media vaak blijk gegeven van de invloed van het incestmodel. {...}

Recente overzichten van de niet-klinische literatuur geven aan dat het incestmodel, tezamen met veronderstellingen over intimidatie, geweld en ziekteverwekkendheid, niet opgaat voor jongens in de algemene bevolking die uit eigen wil seksuele relaties met volwassenen aangaan - waarbij 'eigen wil' duidt op simpele instemming (simple consent), niet geïnformeerde instemming (informed consent) (zie Rind c.s., 2000, voor een volledige bespreking). Bij het analyseren van de niet-klinische literatuur over seks tussen jongens en volwassenen constateerden Bauserman en Rind (1997) een verband tussen gewenste relaties en neutrale of positieve reacties. In hun meta-analyse van steekproeven onder studenten bevonden Rind c.s. (1998) dat seks tussen jongens en volwassenen niet gerelateerd was aan symptomen wanneer de jongens hadden ingestemd met de contacten. In deze steekproeven reageerden de meeste jongens met ervaringen die 'seksueel misbruik van kinderen' worden genoemd positief of neutraal (66%), terwijl de meeste meisjes negatief reageerden (72%). Deze verschillen tussen de geslachten, die in dezelfde mate voorkwamen in de landelijk representatieve steekproeven die door Rind en Tromovitch aan een meta-analyse werden onderworpen (1997), geven aan dat men over het algemeen niet van de ervaringen van meisjes, in het bijzonder incest tussen vaders en dochters, mag extrapoleren naar die van jongens. {...}

Bronvermelding
- Bauserman, R. en Rind, B. (1997). 'Psychological correlates of male child and adolescent sexual experiences with adults: A review of the nonclinical literature'. Archives of Sexual Behavior 26/2, blz. 105-142
- Finkelhor, D. (1984). 'Child Sexual Abuse: New Theory and Research'. Free Press, New York
- Gardner, R. (1993, 22 februari). 'Modern witch hunt - Child abuse charges'. The Wall Street Journal
- Jenkins, P. (1998). 'Moral Panic: Changing Concepts of the Child Molester in Modern America'. Yale University Press, New Haven, CT
- Masters, W., Johnson, V. en Kolodny, R. (1985). 'Human Sexuality' (tweede druk). Little, Brown and Company, Boston
- Okami, P. (1990). 'Sociopolitical biases in the contemporary scientific literature on adult human sexual behavior with children and adolescents'. In: Feierman, J. R. (samenstelling), 'Pedophilia: Biosocial Dimensions'. Springer-Verlag, New York, blz. 91-121
- Rind, B. en Tromovitch, P. (1997). 'A meta-analytic review of findings from national samples on psychological correlates of child sexual abuse'. Journal of Sex Research 34/3, blz. 237-255
- Rind, B. (1998). 'Biased use of cross-cultural and historical perspectives on male homosexuality in human sexuality textbooks'. Journal of Sex Research 35/4, blz. 397-407
- Rind, B., Tromovitch, P. en Bauserman, R. (1998). 'A meta-analytic examination of assumed properties of child sexual abuse using college samples'. Psychological Bulletin 124/1, blz. 22-53
- Rind, B., Tromovitch, P. en Bauserman, R. (2000). 'Condemnation of a scientific article: A chronology and refutation of the attacks and a discussion of threats to the integrity of science'. Sexuality & Culture 4/2, blz. 1-62
- Sandfort, T. (1983). 'Pedophile relationships in the Netherlands: Alternative lifestyle for children?' Alternative Lifestyles 5/3, blz. 164-183
- West, D. J. (1998). 'Boys and sexual abuse: An English opinion'. Archives of Sexual Behavior 27/6, blz. 539-559


bron: Artikel 'Homo- en biseksuele jongens en hun relaties met mannen'; OK Magazine (blad Vereniging Martijn), nummer 79; november 2001