Intimiteit - Jos van Ussel

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Frits Wafelbakker

Er is een belangrijk boek verschenen van de hand van Jos van Ussel. Het heet Intimiteit. Uitgeverij is Van Loghum Slaterus in Deventer. Jos van Ussel is een Vlaming die in Nederland werkt en die ook in ons land zijn bekendste publikaties heeft uitgebracht. Hij wordt vaak als seksuoloog betiteld en ik denk dat hij daar zelf erg om moet lachen. Want begrippen als seksualiteit en seksuologie worden door Jos van Ussel graag voorzien van vraagtekens. Maar nu loop ik al vooruit op zijn nieuwste boek.

Van Ussel is in Mechelen geboren (1918) en hij heeft in België geschiedenis gestudeerd. Zijn belangstelling ging uit naar de ontwikkeling van burgerlijke seksuele moraal, vanaf de 16e eeuw. Maar praten en schrijven over seksuele dingen was (en is) in België niet zo gemakkelijk. Dat heeft ertoe geleid dat hij in Amsterdam is gepromoveerd. Dat is in 1967 gebeurd, bij professor Presser. Het proefschrift, met een hele moeilijke naam, is daarna nog een aantal malen herdrukt onder de meer in het oor liggende titel "Geschiedenis van het seksuele probleem". Dit boek is nog steeds een "must" voor iedereen die interesse heeft voor de historische lijn waarlangs kuisheid, preutsheid en seksuele obsessies zich ontwikkeld hebben en nog steeds ontwikkelen.

Geschiedschrijving over dit soort dingen is allesbehalve eenvoudig. Ik zou met geen mogelijkheid een juiste beschrijving kunnen geven van de ontpreutsing van de laatste 10-15 jaar. En toch heb ik die heel bewust meegemaakt. Alleen al de tempo-verschuivingen waarmee onbespreekbare dingen plotseling bespreekbaar worden. De snelheid ook waarmee het bloot langs de kusten oprukt. Latere historieschrijvers zullen er nog moeite genoeg mee hebben. Ze zullen bijvoorbeeld nooit kunnen begrijpen waarom er een schutting langs dat blootstrand stond, terwijl er juist duizenden mensen kwamen kijken naar dat strand. Van Ussel is een tijdje bestuurslid van de NVSH geweest en hij heeft ook in de redactie van Sekstant gezeten. Hij kon zich niet verenigen met de eng-seksuele weg die de NVSH rond 1970 (nog) bewandelde en heeft toen beide functies in de wilgen gehangen. Ik denk ook niet dat Van Ussel een bestuurder is. Hij is een cultuur- doorvorser, een studie-hoofd. Hij is een boeiend schrijver, een begenadigd spreker, een sympathieke verschijning op de T.V., waar we hem veel te weinig zien, en een warme stem op de radio, waar we hem te weinig horen.

Zij [Zijn] vertrek uit de NVSH heeft hij op de hem eigen manier verduidelijkt in een boekje onder de titel "Afscheid van de seksualiteit". Een vrij harde titel, vooral voor een NVSH die meende op de goeie weg te zitten en die nog lang geen afscheid van de seksualiteit wou nemen.

Vijf jaar later zijn we nu en Van Ussel heeft gelijk gehad. Zijn nieuwe boek is uit twee delen opgebouwd. Het eerste deel schetst "hoe het allemaal gekomen is". Hoe we hebben geleerd om alles door een "seksuele" bril te zien. Hoe we daar nu zo'n honderd jaar mee bezig zijn. Hoe dat ontstaan is en wat de gevolgen zijn.

In het tweede deel komt de schrijver met een tegenvoorstel. Praat nou eens niet langer over seksualiteit, maar praat over relaties. Kijk naar de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Kijk wat er allemaal gebeurt als een relatie uitgroeit tot intimiteit, of tot innigheid.

Ik vind dit boek van zoveel belang, dat ik er graag een paar keer over wil praten. Nog liever had ik gezien dat de schrijver er zelf een aantal artikelen over geschreven had - en een discussie had uitgelokt over een aantal punten. Ik herken in dit boek een aantal fragmenten die Van Ussel hier en daar in voordrachten al heeft geuit. Ook toen is er natuurlijk een gesprek geweest - met aanwezigen onder het gehoor. Ik heb dat een paar maal meegemaakt. Liever dan zulke vrij willekeurige opmerkingen vanuit een zaal zou ik echte kritiek willen hebben op de gedachten van Van Ussel. Dat moet dan toch wel geschreven kritiek zijn, om weerklank te vinden bij een groter publiek.

Intimiteit is geen makkelijk boek. Ik ben er weken mee bezig geweest en ik heb toch nog het gevoel dat ik de schrijver niet overal begrepen heb. Ieder hoofdstuk wordt gevolgd door een paar bladzijden met "aantekeningen". Voor mij was niet altijd duidelijk waarom iets in de aantekeningen stond en niet in de hoofdtekst, of omgekeerd. Van Ussel heeft nogal eens behoefte om uit te wijden en hij springt gemakkelijk van de hak op de tak. Je moet dus wel eens terug bladeren om de gedachtengang "terug op te nemen". Soms is het ook onduidelijk hoe de schrijver iets bedoeld. Is het zijn mening of citeert hij de mening van een ander? En staat hij dan achter die mening of wil hij juist die ander kritisch aan de kaak stellen?

Tenslotte is er die bijna onmerkbare taaldrempel tussen Noord- en Zuid-Nederlands die een enkele maal onzeker stemt. Los daarvan ervaar ik het taalgebruik van de schrijver als boeiend en beeldend. Van Ussel wil van het woord "seksualiteit" af. Niet uit preutsheid, maar omdat het zo'n onduidelijk verzamelwoord is. Het wordt voor een hele serie begrippen gebruikt, maar niet op eenduidige wijze.

Je kunt er geslachtelijkheid mee bedoelen in de zin van dat er mannetjes en vrouwtjes bestaan. In de planten- en dierenwereld komt dat heel vaak voor. Er bestaan twee geslachten, het manlijke en het vrouwelijke, die in een aantal gezichten van elkaar kunnen verschillen, bijvoorbeeld in lichaamsbouw, grootte of kleur.

Voor dit soort geslachtelijkheid, het bestaan van twee geslachten, man en vrouw, zou de schrijver het woord geseksueerd willen gebruiken. Hij bedoelt dan het behoren tot een van de twee seksen. Het woord seksualiteit wordt ook gebruikt om de spanning weer te geven die tussen de twee seksen bestaat. Akkoord, zegt Van Ussel, maar bij homoseksualiteit is er spanning (aantrekking) tussen leden van dezelfde sekse. Met seksualiteit wordt ook wel bedoeld de voortplanting. Akkoord zegt Van Ussel weer, maar niet alle voortplanting is seksualiteit. Denk eens aan kunstmatige inseminatie. Dat is zeker voortplanting, maar het begrip seksualiteit past daar niet zo erg bij. Bovendien heeft een man in zijn leven rond de vierduizend zaadlozingen - zeker iets wat past in het begrip seksualiteit - maar slechts twee of drie van die zaadlozingen dienen de voortplanting.

Met seksualiteit kan men ook bedoelen erotiek of liefde. Van Ussel heeft geen behoefte om onderscheid te maken tussen lijfelijke liefde (het lustvol wrijven van lichamen) en geestelijke liefde. Ook gebruikt hij het woord verliefdheid eigenlijk nauwelijks. Ioch bestaat er bij veel Nederlandse vrouwen (en mannen) een vrij sterk gevoeld onderscheid tussen deze begrippen. Vooral de verliefdheid met daarin opgesloten de vluchtigheid, het voorbijgaande, het onberedeneerbare en het soms voor de buitenstaander wat lachwekkende, had ik graag wat meer aandacht zien krijgen.

Wat bedoelen we nog meer met seksualiteit? Voor velen is orgasme een wezenlijk deel van de seksualiteit, maar, zegt Van Ussel weer, er zijn vrouwen die in een bevredigend en zeer intiem liefdeleven nooit bewust een orgasme hebben doorgemaakt. Voor velen is seksualiteit ook sterk verbonden met lichamelijkheid, zinnelijkheid en lust. Dat uit zich ook vaak in omgekeerde richting. Mensen hebben "seksuele problemen" omdat ze zich niet durven te geven met hun lichaam. Omdat ze zich schamen voor hun zinnelijkheid, of omdat ze bang zijn voor lustgevoelens. Hier duikt dan het begrip lustangst op, dat sinds enkele jaren een soort sleutelwoord is in verschillende seksvragen-rubrieken. Sekstant heeft daar, in de WWW-rubrieken van Dik Brummel, zeker ruim aandacht aan gegeven.

De manier waarop Van Ussel deze dingen beschrijft is ontwapenend. Een heel onopzettelijke boodschap. Mens durf te genieten. Van je lichaam, van lijflijk contact, van al je lichaams-functies. Van plassen en poepen (op z'n Hollands) tot niezen en neuspeuteren. Beleef het zinnelijk contact, het voelen van vormen en lijnen; het aftasten van zachte en warme plekjes. Een hand tussen benen laten verdwijnen. In een dubbele S-houding slapen. Kracht uitoefenen of ondergaan.

De schrijver stelt dan voor om de term seksualiteit, die zp onduidelijk, beladen en bedreigend is in te ruilen voor een nieuwe term: intimiteit of innigheid. Hij meent dat het wezenlijke van al datgene wat we ooit hebben omvat met het woord "seksualiteit" gekenmerkt is door het intieme, het vertrouwde, het afgeslotene. Maar voordat Van Ussel dit begrip verder uitwerkt, in het tweede deel van zijn boek, neemt hij ons mee naar het bar en bijster land dat we seksualiteit noemen.

Hoe is de term ontstaan? In de Bijbel komt het niet voor. Ook grote jongens van vroeger zoals Homerus, Shakespeare en Vondel kenden het woord niet. Het oudst is het woord sekse in de betekenis van geslacht: behoren tot de manlijke of vrouwelijke sekse. Dat zou al in de twaalfde eeuw in het Frans gebruikt zijn. Pas zes eeuwen later verschijnt er een bijvoegelijk naamwoord "seksueel", maar dan alleen nog maar in de betekenis van, behorend tot een van de beide geslachten. Zoals ook in het Frans en in het Duits voorwerpen een geslacht hebben: la table, der Tisch. Pas rond 1800 komt het woord "seksualiteit" naar voren. Eerst nog in verband met het bestaan van twee geslachten, zoals ook bij sommige planten. Pas later komt daar een inhoud bij die gaat in de richting van liefde, minne en lust.

Daarmee krijgt dan het woord seksueel een nieuwe betekenis. Daarnaast wordt het woord seksueel onderworpen aan een proces van woordverschuiving dat allerlei gevoelige woorden doormaken. Van Ussel beschrijft die verschuiving aan verschillende geslachtelijke en lichamelijke woorden. Allerlei schuttingwoorden zijn vroeger keurige omgangstaal geweest. In de vierde eeuwse Bijbelvertaling was "cut" nog een woord voor moederschoot. Vondel sprak nog over "kloot". Onze overgrootouders spraken nog over schijthuis of plee. Het woord "seksualiteit" is maar net ontkomen. Bijna was het een woord wat je niet meer in gezelschap kon gebruiken. Zelfs een woord als hormonen is bijna op de lijst van "in gezelschap niet te gebruiken woorden" gekomen. Van Ussel beschrijft deze verschuiving heel boeiend, met een rijke en ongekuiste woordkeus. Toch ziet hij het ten onrechte alleen in de seksuele sfeer. In de gewone geneeskunde kennen we immers ook de verschuivingen van moeilijke woorden. Denk maar aan de reeks van longtering, via - tuberculose en tbc - naar teebee. Op een zeker ogenblik is het oorspronkelijke woord te grof, te ruw en dan gaan we over op dure woorden of afkortingen.

Behalve de woordverschuiving is er de seksualisering in de maatschappij. In vrijwel alles gaat men seksuele aspecten herkennen. Allerlei alledaagse woorden krijgen een seksuele betekenis: reinheid, naaktheid, jaloezie. Ik heb wel eens een brief gekregen van een meisje dat geen badpak dorst te kopen omdat ze bij het uitspreken van het woord badpak hevig moest blozen.

Hoe kan men verklaren dat onze hele cultuur zo geseksualiseerd is? Hiervoor sluit Van Ussel aan bij een theorie die in 1939 door Elias ontwikkeld is. Zij zien de verburgerlijking van de maatschappij als oorzaak van de seksualisering. De burger, met zijn ideeën over huwelijk, gezin, neerkijkend op "onbeschaafde boeren" en zich afwendend van "luie spilzieke adel", luidt het proces van verpreutsing in. De verpreutsing, waarvan de dame met hoed, voile en handschoenen, zonder enig stukje blote huid, het symbool is. Als de burger een stuk gordijnrail koopt, dan wordt dat zelfs nog netjes ingepakt. Alsjeblieft, geen blote gordijnrail. Zeer levendig wordt geschetst hoe de slaapkamer zich ontwikkelt, uit de woonkamer, via een half openbare slaapkamer, naar het afgesloten bed, het kamertje in de kamer. Hoe de nachtkleding in zwang komt om de schaamtevolle naaktheid te bedekken. Hoe daarvoor uiteindelijk een model gekozen wordt dat geen eigen nachtgoed-gedachten meer opwekt, omdat het op dagkleding lijkt: de pyama. Als symbool van verburgerlijking wordt ook de stoel geschetst, die het mogelijk maakt om ieder lichamelijk contact met anderen ook bij het zitten te vermijden. Andere aspecten van de burgerlijke maatschappij zijn het horloge en het keurslijf van de ingedeelde tijd. Het geloof in de vooruitgang van onze cultuur en het vertrouwen op "later". Altijd weer uitstellen tot "later". De jeugdjaren mag men niet verspillen, want men moet denken aan later. Eenmaal later gekomen geeft men de mooiste jaren van zijn leven en de aangenaamste uren van de dag aan zijn werk. Dit klimaat zegt Van Ussel, is niet gunstig voor de bloei van lustvolle intieme contacten.

(wordt vervolgd) [in andere Sekstant]

bron: Column 'Deskundologika 16' door Philip den Bouwmeester (pseudoniem van Frits Wafelbakker); Sekstant, No. 4; april 1976