Kinderen moeten worden opgevoed tot onbeperkte lustbeleving

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Manuel van Loggem

Mensenkinderen moeten veel leren, veel meer dan ieder ander levend wezen op aarde. Onze hele kultuur, alles wat wij hebben verworven in onze strijd tegen onze omgeving, ons vermogen de natuur tot onze dienst te dwingen, taal en kunst, wetenschap en vrije tijdsbesteding moeten iedere keer weer aan ieder kind worden overgebracht. Onze hele beschaving is gegrondvest op kundigheden die een mens zich alleen maar door overdracht van mensen die het al weten kan verwerven. Een kind dat nooit heeft leren lopen zal zich dat vermogen uit eigen kracht wel weten te verwerven, zij het iets later dan kinderen die in lopen zijn geoefend. Maar een kind dat niet leert praten, zal, na verloop van een bepaalde leeftijd, zich het vermogen tot spreken niet meer eigen weten te maken. Sommige vermogens van de mens zijn aangeboren (het zuigen om voedsel te krijgen), sommige kunnen onafhankelijk worden ontwikkeld (zoals lopen), maar de meeste eigenschappen die we menselijk noemen moeten ons door culturele overdracht worden bijgebracht. Dat houdt in dat alle mensenkinderen opvoeders nodig hebben, hetzij hun ouders, hetzij andere voorlichters, bij ons meestal speciaal opgeleide onderwijzers.

Ook het vermogen tot een bevredigende en onbekommerde uitleving van seksuele aandriften moet worden geleerd. Dit is eigenlijk een wonderlijke zaak, want men zou zich kunnen voorstellen dat seksuele bedrijvigheid tot de instinctieve vermogens van de mens behoort, die bij de geboorte in aanleg al aanwezig zijn en bij de puberteit (of al veel vroeger) alleen maar hoeven te worden geprikkeld om zich te kunnen ontplooien op een manier die kenmerkend is voor de soort in de beste vorm die voor deze soort mogelijk is.

Helaas is dit niet het geval. Weliswaar kan men de seksuele aandrift een instinct noemen, wat wil zeggen een aangeboren drang die zich in een bepaalde vorm zal moeten uiten, maar er is in de geschiedenis van de mensheid met dit instinct zoveel geknoeid, de samenleving heeft zoveel merkwaardige beperkingen en verboden rond het gebruik van de paring opgelegd en ingesteld, dat onbekommerd paren een uiterst zeldzame zaak is geworden en in onze samenleving bijna een abnormaliteit, in de zin van een weinig voorkomend verschijnsel. Seksuele opvoeding is dus noodzakelijk, want uit zichzelf zal de huidige mens niet in staat zijn zoveel mogelijk plezier te putten uit wat de natuur hem als lustmogelijkheden heeft meegegeven.

In sommige samenlevingen, waarin de seksualiteit onbekommerder wordt beleefd dan bij ons, kan de opvoeding geleidelijk gebeuren, door het voorbeeld van oudere jongens en meisjes, door het afkijken van de paringsbezigheid van vader en moeder en ook bij de grote inwijdingsfeesten of beproevingen waarmee een volwassene in de wereld van de volwassenen wordt opgenomen.

Maar bij ons zijn er zoveel taboes rond de eenvoudige zaak van de seksuele bevrediging ontstaan, dat een onopgevoed kind in dit opzicht weinig kans heeft uit zichzelf een zelfbewuste en gezondmakende houding ten opzichte van de seksualiteit te verwerven. Men kan zeggen dat kinderen die in seksueel opzicht niet goed worden opgevoed (en van de meeste ouders kan men een dergelijke opvoeding niet verwachten), later de ongelukkig makende gevolgen van dit gebrek moeten ondervinden. Seksuele opvoeding is bij ons dus ook nodig om de gruwelijke gevolgen van verdringing, van angst en strafbehoefte, van zelfbeperking en van ziekmakende ingebouwde gedragsnormen te voorkomen.

Een andere reden waarom kinderen seksuele opvoeding moeten ontvangen is gelegen in het feit dat seksuele aktiviteit bij de huidige mens niet meer uitsluitend dient voor de voortplanting. Deze ontkoppeling stelt hoge eisen aan de bevredigingsmogelijkheden van de paargenoten. In de huidige beleving van de seksualiteit is het verwekken van een zo groot mogelijke lust het hoofddoel geworden. Maar dat betekent tevens dat hoge eisen worden gesteld aan de middelen waarmee deze optimale lustbeleving tot stand moet komen.

Wie zich zonder zorgvuldige opleiding tussen de lakens stort, heeft grote kans zichzelf en zijn bedgenoot grote teleurstelling te bereiden en zichzelf en de ander minder te geven dan mogelijk zou zijn met een betere techniek, wat dus inhoudt een betere leervoorbereiding. En ook moet seksuele opvoeding noodzakelijk worden geacht omdat veel verdringingen van de seksuele impuls en veel schuldgevoelens, die door verkeerde opvoeding en door onwetendheid ontstaan ziekmakend kunnen werken. Seksuele opvoeding heeft dus ook een nuttige functie in de nationale gezondheidszorg. Ziekten van psychische en lichamelijke aard kunnen er door worden voorkomen.

In de eerste plaats kunnen door een doelbewuste opvoeding kinderen worden gevrijwaard voor onnodige angsten die zich ook in lichamelijke klachten kunnen uiten. Het is al belangrijk als jonge mensen er zich van bewust worden dat afwijkingen in het seksuele gedrag op zichzelf niet bestaan. Een afwijking in het gedrag ontstaat alleen maar bij afspraak. Vroeger was zelfbevrediging een ernstige afwijking die streng gestraft moest worden. Een jonge man die onaneerde was een misdadige zieke. Over jonge meisjes werd niet gesproken, want die deden zo iets van nature niet. Onaneren was abnormaal omdat dit bij sociale afspraak (onder sterke invloed van een verkeerd uitgelegde bijbeltekst) was vastgesteld. Het treurige van een dergelijke afspraak is dat een bepaalde daad ook abnormaal wordt als de afspraak krachtig genoeg is.

Maar door een doelgerichte opvoeding kan een dergelijke afspraak worden te niet gedaan. Als kinderen wordt bijgebracht dat men vrij is om de lust te zoeken waar men die vinden kan, hetzij bij de ander, hetzij bij zichzelf, zullen deze kinderen later minder behept zijn met angst om afwijkingen die ze bij zichzelf ontdekken. Dit is van toepassing voor vrijwel alle vormen van seksueel gedrag die nu nog in vele leerboekjes als afwijkingen worden behandeld.

De ellende die de meeste homoseksuelen nog moeten verduren wordt niet bepaald door het feit dat ze in hun gedrag geen volledige bevrediging kunnen vinden, maar uitsluitend omdat in onze samenleving de afspraak geldt dat ze abnormaal zijn.

Een opvoeding die kinderen bijbrengt dat ieder vrij is zijn eigen variaties te beoefenen, onder voorbehoud dat anderen er geen last van hebben, zal het probleem van de abnormaliteit in het seksuele gedrag voor een groot deel uit de wereld helpen. Er zullen waarschijnlijk wel kleine groepen overblijven wier lustbeleving door de maatschappij niet kan worden aanvaard, omdat dit schadelijk is voor anderen. Ik denk aan lustmoordenaars. Maar in het algemeen zal door een doelgerichte opvoeding het lijden van het merendeel van hen die nu nog met hun afwijking te kampen hebben, worden opgeheven.

Een goede opvoeding zal ook het lijden kunnen voorkomen dat in verschillende gradaties bij talloze mensen bestaat, waardoor een onbelemmerd lustgenot wordt verhinderd. Impotentie en frigiditeit ontstaan vrijwel altijd uit angst. En angst ontstaat uit een vergrijp tegen ingebouwde normen, die weer uit een verkeerd gerichte opvoeding of uit gebrek aan opvoeding zijn ontstaan.

Het moet mogelijk zijn kinderen dusdanig van angst te bevrijden, door middel van een doelbewust leerprogramma, dat de beleving van de seksualiteit even weinig moeite zal opleveren als nu lezen en schrijven. De vraag is wanneer deze opvoeding moet beginnen. Het antwoord is zo vroeg mogelijk. Want het stelsel van remming, angst, strafbehoefte en plaatsvervangend handelen waarmee de mens probeert evenwicht tussen lust en verbod te vinden, wordt al in de vroege kinderjaren gevormd. Een kind neemt op subtiele manier deze verboden, geboden en middelen tot afweer in zich op. Vaak zijn op latere leeftijd de oorzaken van het lustgevend en lustremmend gedrag niet meer bewust. Ook dat maakt het noodzakelijk dat zo vroeg mogelijk met de bevrijding schenkende opvoeding wordt begonnen. Onbewuste remmingen en angsten zijn moeilijk bewust te maken en nog moeilijker te genezen. Vaak is daarvoor een langdurige, dure en pijnlijke behandeling op de bank van een zenuwarts nodig. De mens is wel in staat door middel van verstandelijk inzicht te vechten tegen verkeerd gerichte verboden, maar het gevecht duurt heel lang en is soms zelfs vruchteloos als het verkeerde patroon al vroeg is ingeslepen, onbewust is geworden en een op zichzelf staand netwerk van angsthandelingen heeft gevormd.

Veel mensen kennen neurotische stoornissen, die uit een dergelijke zelfstandig geworden ontsporing van angst zijn ontstaan. Hun werk, hun vermogen tot liefhebben, hun lustgenot en hun innerlijke evenwicht lijden eronder. Een goede opvoeding, die de ziekmakende invloed van de verhoudingen in het gezin, doeltreffend en op de juiste tijd, te niet kan doen, zou voor de geestelijke hygiëne en voor de gezondheidstoestand in het algemeen van de hele bevolking van de grootste betekenis zijn.

Wie moeten nu voor deze opvoeding zorgen? In ieder geval niet de mensen aan wie op het ogenblik deze taak is opgedragen, de ouders. Ouders zijn meestal de minst geschikte opvoeders, vooral omdat opvoeden in onze huidige samenleving een moeilijk vak is geworden. De meeste ouders zijn daarvoor niet opgeleid en ze hebben er meestal ook niet de bekwaamheid voor. Ouders brengen in het algemeen de normen van vroeger aan hun kinderen over en het zijn juist deze normen die zoveel ongeluk hebben veroorzaakt.

De kinderen moeten dus op school al worden voorbereid voor hun latere seksuele gedrag. Het beste lijkt me in de eerste klas van de lagere school met de seksuele opvoeding te beginnen. Dan zijn de kinderen nog rijp voor een gunstige beïnvloeding die de vaak noodlottige invloed van de opvattingen in het gezin hetzij te niet kan doen hetzij kan neutraliseren. Het lijkt me vanzelfsprekend dat kinderen iets moeten weten van de werking van hun eigen lichaam en dat ze antwoord moeten krijgen op voor de hand liggende vragen. Opvoeders zijn het er in het algemeen wel over eens dat men kinderen moet uitleggen hoe ze zijn verwekt, hoe de geboorte plaats vindt en welk aandeel de geslachtsorganen daarin hebben.

Dit soort onderwijs moet natuurlijk ook plaats vinden maar men moet dit niet verwarren met seksuele opvoeding. De seksuele opvoeding, in de zin die ik bedoel, moet tot doel hebben het kind al vroeg te doen wennen aan een volledige aanvaarding van zijn komende seksualiteit in al zijn mogelijke vormen.

Kinderen moeten worden opgevoed tot onbelemmerde lustbeleving.

Op zichzelf is dit geen groot probleem. Daar zijn geen speciale lessen voor nodig, maar veel meer een algemene atmosfeer van lustaanvaarding, waaraan de kinderen hun latere, vrije reactiepatroon kunnen ontlenen. Het grote probleem is dat een dergelijke opvoeding strijdig is met nog steeds heersende tendenzen in de maatschappij buiten de school. De seksuele opvoeders zullen zich dus op drie fronten moeten bewegen. Ze zullen ten eerste hun leerlingen de mogelijkheden tot lustbeleving moeten bijbrengen en vooral moeten voorkomen dat in de ontvankelijke hersenen sporen van zondebesef ontstaan of blijven voortwoekeren. Dan zullen de seksuele opvoeders zich moeten richten tegen de algemeen aanvaarde normen in onze samenleving, vooral tegen die normen die afwijkende patronen van seksueel gedrag door benoeming veroorzaken en veroordelen. En ten derde, en dat zal misschien de voornaamste taak zijn, zullen de seksuele opvoeders een nauw contact met het gezin van hun leerlingen moeten onderhouden. Het zal in veel gevallen nodig zijn dat ook de ouders worden opgevoed.

Dit alles zal veel geld kosten. De seksuele opvoeders moeten bekwame goedbetaalde specialisten zijn. Het contact met de ouders kost ook veel tijd en dus geld.

Maar het resultaat zal de moeite en het geld alleszins waard zijn en voor iets dat voor de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid van zo grote betekenis is, zal geld te vinden zijn.

Belangrijker is misschien dat we nog zo weinig aanknopingspunten hebben voor de algemene lijnen die de opvoeding van het kind, van 6 tot 12 jaar, zal moeten volgen.

Er is al vrij veel gepubliceerd over de biologisch-seksuele opvoeding, maar weinig over de manier waarop een optimale lustbeleving zonder schuldgevoel bij het kind kan worden voorbereid.

Hier ligt een taak voor de NVSH. Zij moet een bijdrage leveren om de komende seksuele opvoeding te helpen voorbereiden. Ik denk aan het bijeenbrengen van het materiaal uit binnen- en buitenland dat op dit gebied al bestaat, aan het geven van cursussen voor mensen die bereid zijn en in staat zijn seksuele opvoeding te geven en aan het publiceren van teksten die een ondergrond voor een dergelijke opvoeding kunnen vormen.

Het is een moeilijke taak maar het lijkt me voor de toekomst van de grootste betekenis.

bron: Artikel 'Kinderen moeten worden opgevoed tot onbeperkte lustbeleving' door Manuel van Loggem; Sextant, nr. 3; maart 1970