Pleegouders

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Bij het lezen van het artikel van Jolan Douwes over 'malafide' pleegouders (Trouw, 27 september), moest ik mij enkele malen achter het oor krabben. Van een aantal passages ontging mij de logica. In het stuk wordt gesteld dat tweederde van de meisjes in een pleeggezin seksueel is lastiggevallen. Betekent dit dat er per jaar slechts ongeveer vijfenzeventig meisjes in een pleeggezin worden ondergebracht? De centrales voor de pleegzorg herplaatsen immers per jaar vijftig kinderen wegens misbruik. Als er bij die vijftig ook jongens zitten, wordt in het rekensommetje het aantal pleegkinderen van vrouwelijke kunne nog kleiner. Hier klopt dus iets niet.

In het artikel blijkt een leuke afkorting te bestaan voor mensen met 'malafide intenties', namelijk de pedofielen. Als ik het goed begrijp, zijn dat alleenstaande mannen die zich erotisch aangetrokken voelen tot kinderen. Enthousiasme over het pleegouderschap moet worden opgevat als 'signaal van pedofilie'. Op zich is de aandacht voor de geconstateerde misstanden in de pleegzorg terecht. In het artikel wordt het probleem echter verdraaid en weggestopt bij een willekeurige categorie van outcasts die behept zouden zijn met een bepaalde seksuele voorkeur. De heteroheer des huizes verdwijnt uit het beeld. Kennelijk moeten we denken aan de in het kader beschreven verkrachter. Ik weiger echter te geloven dat deze als voorbeeld aangehaalde zaak exemplarisch is voor de problemen waarmee de pleegzorg te kampen heeft.

Moeten aspirant-pleegouders nu getest worden op hun seksuele voorkeur? Afgezien van de technische onmogelijkheid ervan, geeft een dergelijke 'diagnostiek' licht aanleiding tot discriminatie. Zoals een woordvoerder van één van de pleegzorgorganisaties het in het artikel stelt, lijkt een goede begeleiding van opvangers zinvoller dan een zware voorselectie.

bron: Ingezonden brief 'Pleegouders' door Marc van Bijsterveldt; Trouw; 10 oktober 1989