Vragen van het lid Roethof (P.v.d.A.) over het vervolgingsbeleid inzake sexuele delicten

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

1. Heeft het ook de aandacht van de minister getrokken, dat er in de pers gedurende de laatste maanden een toeneming is te constateren van berichten aangaande vervolging van sexuele delicten, onder andere die, waarbij minderjarigen zijn betrokken en waar geen sprake is van geweld (noot: Door de projectgroep leeftijdsgrenzen van COC en NVSH is over een aantal van deze vervolgingen documentatie verzameld.)?
2. Is sprake van een bewuste verscherping van het vervolgingsbeleid, in aanmerking genomen, dat het vooral gaat om arrondissementen waar ter zake van genoemde gedragingen tot dusver een soepel vervolgingsbeleid werd gevoerd?
3. Herinnert de minister zich het commentaar van het landelijk beraad van de chefs jeugdpolitie op het eindrapport zedelijkheidswetgeving van de commissie Melai, volgens welk commentaar - ervan uitgaande dat de afschaffing van een afzonderlijke sexualiteitswetgeving (thans) niet is te verwezenlijken - een grote terughoudendheid bij de aanpak van deze strafbare feiten wordt bepleit met het oog op het voorop stellen van een zo groot mogelijke zelfbeschikking van jongeren?
4. Acht de minister, mede in aanmerking genomen, dat de hantering van de wet in de praktijk vooral voor rekening van de politie komt, het gewenst thans incidenteel tot verscherping van het vervolgingsbeleid over te gaan, terwijl een op 1 november jl. door de ministerraard, goedgekeurd wetsvoorstel om advies bij de Raad van State ligt?
5. Wil de minister, hangende de verdere procedure met betrekking tot dit wetsvoorstel, bevorderen, dat van een verscherpt vervolgingsbeleid wordt afgezien?

bron: 'Vragen van het lid Roethof (P.v.d.A.) over het vervolgingsbeleid inzake sexuele delicten'; Ingezonden: 10 juni 1986