Wie zijn geschiedenis niet kent is gedoemd haar te herhalen

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Erik van Beek start zijn Beschouwing over pedofilie met een alinea waarin hij onbekommerd een normatief idioom hanteert. De 70-er jaren waren een "naïef tijdperk" waarin een "pedofiele lobby" van personen met aanzien "onzinnigheden kon ventileren". Is dat zinvol? [...]

Van Beek stelt dat de samenleving "voor de minst populairen" enige zorg dient te dragen, maar de ideeën die hij in dit verband aandraagt lijken mij behoorlijk discutabel. Van Beek maakt veel werk van gescheiden definities van pedofilie en pedoseksualiteit; deze dichotomie lijkt hem zo bruikbaar dat hij de Vereniging Martijn aangespoord heeft om intern dit normsysteem te hanteren en ook de gewone Nederlander wil hij erover voorlichten. In mijn studietijd werden veel woorden besteed aan het verschil tussen homofilie en homoseksualiteit, en het verdwijnen van die labels beschouw ik als een vooruitgang. Zal het met pedofilie en pedoseksualiteit niet net zo gaan? [...]

In de NVVS was Brongersma een uiterst nuttige specialist op het terrein van de Zedenwetgeving. In I991, tijdens mijn voorzitterschap, werd hem het erelidmaatschap verleend. Mijn betrokkenheid kleurt uiteraard mijn ergernis over Van Beek's standpunt. Ik vind hem moralistisch en ik ga dat toelichten. [...]

In 1995 zag ik een toneelstuk Meester en de jongens, door Jeugd-theatergroep de Citadel, over de Uithuizermeedense onderwijzer en dichter Willem de Mérode. Een stuk over pedofilie, gericht op middelbare scholieren, dat zeer lovende recensies kreeg. Maarten 't Hart heeft in twee boekbesprekingen (Kees Verheul: Een jongen met vier benen, en Gerard van Westerloo: De pater en het meisje) openhartig verteld over "zijn engelachtigste periode", waarin hij door diverse heren benaderd en betast is, zonder dat hem dat erg stoorde. "Volgens mij heb ik er minder schade door geleden dan door de calvinistische prediking". [...]

Hester Aibach's autobiografische boek Het Debuut (1975), over de relatie van een meisje van 13 met een volwassen man, werd verfilmd door Nouchka van Brakel, met Marina de Graaf (tijdens de opnames 16) in de hoofdrol.

Tijdens het symposium ter gelegenheid van het 50-jarige bestaan van het Instituut voor Familiale en Seksuologische wetenschappen vroeg Wineke Smid (promovenda aan de Van der Hoevenkliniek) de aanwezigen te schatten hoeveel procent van de mannen pletysmografisch zou reageren op erotische foto's van 14-jarige meisjes. "99%", piepte ik. "Bijna goed" was des spreeksters antwoord. [...]

Van Beek wil de bokken van de schapen scheiden. De pedoseksuelen dienen in een forensisch kader (enkelbanden en zo) in de gaten gehouden te worden, de cleane (zijn term) pedoseksueel wil hij toeroepen: houd vol, je kunt het. Zo zag het leven van Mérode eruit, met helaas die ene uitglijer waarvoor hij veroordeeld is (hij had een 16-jarige jongen "geholpen" bij het masturberen (Werkman, 2011). Zijn biografie deed mij huiveren; zoveel sublimatie, dat moet wurgend zijn. Zijn calvinistische familie- en vriendenwereld had weinig erbarmen. De dichter leed levenslang aan allerlei ziekten, waarschijnlijk grotendeels psychosomatische. [...]

De omissie die mij in Van Beek's betoog echt verbijstert luidt: hebben oudere-jongere-contacten zonder enige uitzondering negatieve gevolgen? Hij lijkt zich er niet van bewust te zijn dat hij zich op dit punt buiten de seksuologische traditie plaatst. [...]

Herman Musaph schreef in de jaren dat hij in de Commissie-Melai zat over de noodzaak van relativering (Musaph, 1980): "Bij de beoordeling van het verschijnsel is het van essentieel belang na te gaan in welk cultuurpatroon pedofilie voorkomt. Om een voorbeeld te geven: Jan, 9 jaar, zit geheel van streek op school omdat de vorige avond, toen zijn ouders niet thuis waren, een huisvriend het van Jan gedaan kreeg zich genitaal te laten bevredigen. En in dezelfde bank zit Achmed, die hetzelfde overkwam, maar dit contact met de Noord-Afrikaanse huisvriend als uiting van diepe sympathie beleefde en er echt blij mee was." [...]

Judith Schuyf (2003) beschreef het leven van Tiemon Hofman, en toen die op zijn 16e veroordeeld werd voor homoseksualiteit (onder Duits oorlogsrecht) had hij al behoorlijk wat ervaring met oudere partners. [...]

In de periode dat de media uitentreure de "breezersletjes" uitmolken hoorde ik van een bezorgde moeder dat onder de ruigste vrienden van haar puberzoon "even een homo pijpen" een stoere manier was om voor een avondje stappen voldoende cash te verdienen.

Als Van Beek het evident vindt dat onderzoek naar oudere-jongere-seks echt niet meer kan, dan is in ieder geval de afscheid-nemende hoogleraar sociale psychologie Bram Buunk (Blanken, 2012) zijn opponent. Ook politiek-niet-correcte zaken moeten onderzocht kunnen worden, stelde hij in een interview: "Een extreem voorbeeld: je moet kunnen onderzoeken of er situaties zijn waarbij seksueel contact tussen volwassenen en kinderen niet schadelijk is. Je moet er objectief naar kunnen kijken." [...]

Een ander onderzoeksterrein wat mij zinvoller en kansrijker zou lijken dan Van Beek's virtuele-kinderporno-idee is de pedofobie. Daaraan is bij mijn weten nauwelijks aandacht besteed, in tegenstelling tot homofobie.

bron: Artikel 'Wie zijn geschiedenis niet kent is gedoemd haar te herhalen' door Jelto Drenth (arts-seksuoloog NVVS, gepensioneerd); www.jorisoost.nl/lees/opinie/drenth.htm; Tijdschrift voor Seksuologie, 36, 4; december 2012