Yankee Vice

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Martin Maassen

Het is nog nauwelijks tien jaar geleden dat kinderen serieus te nemen seksuele gevoelens toebedeeld kregen. Toen de Haagse Post in '78 een stuk publiceerde over pedofilie werd dat met stelligheid aangekondigd als een gebeurtenis die 'het laatste taboe' vermoedelijk wel zou slechten. Het 'moest kunnen'; de strafrechter diende zich te onthouden van inmenging in vrijwillige amoureuze relaties tussen jong en oud. En inderdaad: in de jaren '83-'84 bereikte een aantal veroordelingen op grond van art. 247 Wetboek van Strafrecht een na-oorlogs dieptepunt. Maar vanaf dat moment werd de terugweg ingezet. En toen HP zich begin dit jaar opnieuw over de seksuele minderheid boog, fantaseerde redacteur Annet Muijen weer onbekommerd over de walging die haar bevangen zou bij het aanschouwen van een tongzoen tussen haar kind en zo'n ouwe engerd. De Werdegang van de kinderlokker.

Tot 1985 kon nog niet worden beweerd dat politie en justitie met betrekking tot pedofiele relaties de klok terugzette. Met ingang van 1986 is er echter statistisch aantoonbaar sprake van een verscherpt vervolgingsbeleid en er is alle reden om aan te nemen dat de waargenomen trend zich zal voortzetten. Met name valt in dit verband te denken aan het overnemen door de procureurs-generaal van de adviezen van de werkgroep Kinderpornografie (juli '87) en het recente voornemen van de Minister van Justitie om het aantal beleidssepots over de hele linie te halveren. Op een voorstel van Korthals Altes om verkrachting binnen het huwelijk strafbaar te stellen na, lijkt er niets meer over van de jarenlang aangekondigde plannen van het no-nonsense team om alle zedelijkheidsparagrafen onder de loupe te nemen.

Alle reden om eens te kijken naar de publieke en politieke discussie rond enkele (jeugdseksuele) items zoals die zich vanaf het omslagpunt 1985 hebben aangediend. In hoeverre kunnen de betrokken representant worden genoemd van een belangenpartij? Houden ze er verborgen agenda's op na? Met andere woorden: gieten discussianten wetenschappelijke sausjes over hun verhaal, spelen zij spelletjes om hun belang te verdoezelen? Zo ja, waaruit bestaat dan die verborgen agenda?

Ons verhaal begint in 1985 met de gebeurtenissen rond de Rotterdamse woongroep aan de Schiebroekselaan. Op 26 april bestormen 40 agenten met koevoet de bewuste woongroep, waar volgens politie en justitie een poel van 'ontucht' en kinderporno welig schijnt te tieren. Alle kinderen van de woongroepsleden worden rechtstreeks van school gehaald en een tijdje lang in verschillende tehuizen verborgen gehouden, omdat, aldus de betrokken officier van justitie Gerding, 'zij met de lichamelijke en zedelijke ondergang worden bedreigd' (Volkskrant, 29-4-'85).

Opvallend genoeg speelt in de publieke discussie vooral de politieke voorkeur van de volwassen woongroepsleden een grote rol. Het zou hier gaan om (ex-)activisten van de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland (KEN). De autoritaire structuur die deze marxistisch-lenistische beweging zou kenmerken, wordt in de publieke media op subtiele wijze gekoppeld aan de 'onzedelijkheden' die zouden hebben plaatsgevonden. Interessant daarbij is een artikel in de Groene Amsterdammer, enkele weken voor de politie-inval, waarin de woongroep en haar 'IJzeren Wet van de Verliefdheid' (Groene, 3-4-'85) in een verdachtenhoek worden geplaatst. Terwijl de Groene de discussie rond de woongroep op een negatieve wijze aanzwengelt, kenmerkt deze zich na de politie-inval vrijwel in alle media door nuanceringen. Her en der worden vraagtekens gezet bij de aanpak van politie en justitie. Zelfs de Telegraaf (4 mei '85) gaat het politieoptreden te ver. NRC-columnist Frank Kuitenbrouwer stelt voor om de term ontucht als archaïsch overboord te gooien. De NVSH en het COC spreken ronduit van overheidsterreur (div. kranten, 6-5-'85). De seksuologe Gerda van Dijk en de psychologe Rita Kohnstamm vragen zich af waar in de opvoeding van kinderen de erotische ondergrens ligt, onderwijl verzuchtend dat 'iedereen die lekker met zijn kind omgaat zo'n beetje vogelvrij is' (de Dordtenaar, 4-5-'85). Het is opnieuw de Groene die de woongroep aanpakt onder het kopje 'De gezellige grimmigheid van de KEN' (Groene, 15-5-'85). En in de Haagse Post beschrijft een ex-Ken lid de machtsstructuur binnen de woongroep om uiteraard tot de conclusie te komen dat er vanwege de KEN-achtergrond van de woongroepsleden 'gerede vraagtekens kunnen worden gezet bij de manier waarop de volwassenen hun macht ten opzichte van de kinderen gebruiken' (Haagse Post, 18-5-'85).

Voor het overige was de pers het eens: op ongekend indringende wijze waren er van staatswege registers opengetrokken teneinde een zedelijke norm dwingend voor te schrijven aan een 'dissident' groepje mensen en daarmee aan de gehele bevolking. De inval en het 'wegmoffelen' van de kinderen had de kranten, radio en tv grootscheeps gehaald. Ruim twee jaar en vele processen en verhoren later kon men het bericht van de vrijspraak van de leden van de woongroep echter terugvinden in een één-kolomsberichtje ergens op pagina negen in enkele kranten. Politie en justitie werden achteraf in het ongelijk gesteld, maar ach, wat deed het er toe?

De woongroep-case verdwijnt ongeveer een maand na dato van de publieke agenda, die inmiddels beheerst wordt door uitspraken van de kinderrechter Doek over Nederland als kinderpornoproducent. Het PPR-kamerlid Lankhorst voelt de Minister van Justitie over Doeks uitspraken aan de tand. Deze verwijt Doek 'onzorgvuldigheid', maar daarmee is de kous niet af. Eind mei en begin juni worden de eerste seksshophouders veroordeeld voor de verkoop van kinderporno en in juli '85 haalt de nieuwe pornowet de eindstreep, met dien verstande dat alleen de strafwaardigheid van kinderporno in de nieuwe wetgeving terugkeert. Tot juli '84 was het niemand opgevallen dat er ook kinderporno verkocht werd. Gelukkig waren de Amerikanen er net op tijd bij om de beschuldigende vinger richting Nederland te heffen. In Nederland werd niet alleen kinderporno gefabriceerd, zo luidden de beschuldigingen, maar er werden zelfs kinderen op veilingen verhandeld. En hoewel er tot op heden nog niemand in Nederland is veroordeeld op de fabricage van kinderporno, laat staan op het orginaseren van kinderveilingen, was er maar één remedie tegen de Angelsaksische geruchtenstroom: de kinderporno als apart delict strafbaar stellen. De grootschalige razzia's van de Amsterdamse Zedenpolitie (juli '84, volgend op de Amerikaanse aantijgingen) waren niet voor niets geweest. De publieke agenda wordt in de maanden volgend op de woongroep-affaire beheerst door een berg van ontucht-, incest- en seksuele gewelddelicten. Zo roept bijvoorbeeld Trouw incest uit tot het nieuwe gat in de mediamarkt (17-6-'85). In een dergelijk klimaat met een voorstel op de proppen komen om seksueel contact van 12- tot 16-jarigen enigszins te liberaliseren en te decriminaliseren, getuigt dan ook van grote moed. Op 1 november 1985 heeft het kabinet-Lubbers het hem weten te fiksen. 'Onder de kruisraketten door', zoals het in de Haagse wandelgangen heette, was het kabinet accoord gegaan met een voorstel van de Minister van Justitie om seksuele handelingen van en met iemand van 12 tot 16 jaar alleen strafbaar te stellen voor die gevallen waarin er sprake was van misbruik van overwicht of van misleiding.

Maar ach, de liberale moed is van korte duur. Terwijl columnisten in Trouw en de Volkskrant nog reppen van een 'nieuwe zedelijkheidswetgeving in zich' (Volkskrant 6-11-'85) en een 'zedelijkheidswet in het spoor van de emancipatie' (Trouw 6-11-'85) is het CDA al mordicus tegen. De Partij van de Arbeid twijfelt nog, de VARA is tegen en Veronica en de Telegraaf proberen de publieke discussie onder brede lagen van de bevolking aan te zwengelen door de massa op te roepen haar mening kenbaar te maken ten aanzien van vragen als 'bent u het ermee eens dat er nooit sprake kan zijn van een gelijkwaardige verhouding tussen kinderen en meerderjarigen?' (Telegraaf 9-11-'85).

Het Gesundenes Volksempfinden reageert met statements als 'geen drank, geen auto maar wel seks onder de zestien? Schande!' (Telegraaf, 18-11-'85). Op 19 november stapt VVD-fractieleider Nijpels, juist hij, naar Korthals-Altes om te vragen het voorstel niet door te zetten. Op 20 november verklaart de minister van het wetsontwerp 'geen halszaak te maken' wanneer werkelijk blijkt dat voor zijn decriminaliseringsvoorstel 'geen maatschappelijk draagvlak aanwezig is'. De hoofdredactionele commentaren in de Volkskrant, NRC, Trouw, de Waarheid, het Parool en het Utrechts Nieuwsblad critiseren de onzedelijke ommezwaai van de minister.

Als voorzitter van de D66-werkgroep Justitie heb ik de discussie rond de herziening van de zedelijkheidswetgeving in die stormachtige novemberdagen van zeer nabij meegemaakt. In de Kamerfractie werd afgesproken geen commentaar te leveren, zolang de letterlijke tekst van Korthals Altes' voorstel niet voorlag. We kenden het voorstel immers alleen van een ministerieel persbericht. Groot was dan ook de verbazing en woede toen de heer Mik (Kamerlid voor D66 in die tijd) in verschillende interviews verklaarde een groot tegenstander te zijn van het non-voorstel. Nadrukkelijk vanuit zijn oude discipline als jeugdpsychiater deed Mik enkele uitspraken waar ik het afgelopen half jaar tijdens de slepende affaire-Oude Pekela aan heb moeten terugdenken. Zo zei Mik in het Eindhovens Dagblad (8-11'85) en het Nieuwsblad van het Noorden (9-11-'85) onder andere: 'Jongeren tussen de 12 en de 16 zijn nog niet volwassen en hebben ook nog niet het inzicht van een volwassene. Ze verkeren daardoor altijd in een slechtere positie ten opzichte van een volwassene. Volgens mij is er bij dit soort seksuele contacten dan ook meestal geen sprake meer van vrije wil van de kant van de jongere. Dat de jongeren van deze tijd vroeger rijp zouden zijn dan vroeger bestrijd ik. Volgens mij zijn ze zelfs emotioneel minder snel volwassen dan vroeger.' Mik voegt daar nog aan toe te denken dat zijn fractiegenoten ook tegen het non-voorstel zullen zijn.

Geslachtsdelen

Op 14 mei '87 worden na een Amerikaanse tip (lees daarover o.a. de Haagse Post van 27-8-'88) 15 blootfoto's van jongetjes in beslag genomen op een fotoexpositie in galerie annex homoboekhandel Intermale te Amsterdam. Geen van de foto's van de Amerikaanse fotograaf Don Mader lijkt ogenschijnlijk te voldoen aan de objectieve criteria die het kersverse en nu al aangescherpte kinderporno-artikel 240b Sr ons biedt, d.w.z. 'met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die een afbeelding... van een sexuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, hetzij verspreidt of openlijk tentoonstelt, hetzij om verspreid te worden vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of in voorraad heeft.' Zuiverheidshalve moet daar nog aan worden toegevoegd dat de Minister van Justitie tijdens het pornodebat van 1985 ten aanzien van art. 240b nog verklaarde dat hij het zich niet kan voorstellen, dat er ook maar een rechter zal zijn 'die een (bloot-)afbeelding van een jongere alleen, zal aanmerken als kinderporno.'

Uiterst merkwaardig is derhalve de jacht op Mader. Op foto's staan jongens alleen afgebeeld, zij het in één geval samen met een spiegel. Tegen twee foto's zal justitie uiteindelijk de procedure voortzetten. Omdat, aldus justitie, bij die twee foto's 'de nadruk teveel ligt op de geslachtsdelen'.

Op verzoek van de minister wordt de commissie De Wit ingesteld die onderzoekt op welke schaal kinderporno in Nederland voorkomt, wordt gemaakt etc... In het voorjaar van 1986 komt deze commissie met haar uitkomst: er is geen enkele aanwijzing voor significante productie van kinderporno in Nederland. En passant stellen de Wit en de zijnen voor het begrip kinderporno uit te breiden tot al die (commerciële) afbeeldingen van kinderen die 'geschikt zijn om de zinnen te prikkelen'. En zowaar: verschillende zedenpolities in den lande blijken bij hun (semantische) strijd tegen kinderporno vervolgens de omschrijving van de commissie-de Wit te hanteren. Enkel en alleen blootafbeeldingen van beneden-de-zestien-jarigen, waarbij het geslachtsdeel te duidelijk in beeld komt, zijn nu ineens porno.

En daar blijft het niet bij. Op 30 juli '87 worden de uitgangspunten van de commissie-de Wit tot 'beleidsuitgangspunten inzake kinderpornografie' gebombardeerd. Dat houdt behalve een opgerekt pornobegrip in, dat wanneer de politie stuit op seksuele handelingen tussen een volwassene en iemand beneden de zestien jaar, deze 'het doen van huiszoeking in een zo vroeg mogelijk stadium moet stimuleren' (Staatscourant 30-7-'87). We zien het al voor ons: een 68-jarige vrouw ziet van achter haar Telegraaf opvallend vaak jongens naar binnen gaan bij haar buurman. Zij besluit de politie te bellen onder het motto 'je hoort zoveel narigheid tegenwoordig'. De politie brengt een bezoekje aan de man, die juist aan het strippokeren is met [enkele?/tekst weggevallen] van zijn kleine vrienden. En ja hoor, de schrandere oom Agent krijgt uit een van de kinderen een verklaring los. De kinderen worden voor verhoor meegenomen naar het politiebureau, de man wordt vastgezet en het huis wordt doorzocht. Bij die huiszoeking stuit de politie op foto- en dagboeken van de man, waaruit haarfijn de namen kunnen worden opgelepeld van nog twaalf kinderen waarmee de man de afgelopen zes jaar contact heeft gehad, of dat nu seksueel was of niet. Al die mensen krijgen ook bezoek van oom Agent met de vraag of de man wel eens 'vieze spelletjes' met ze deed. En hopla, geen drie, maar zeven aanklachten. Is dat niet mooi meegenomen?

De vraag dringt zich op hoe het zover heeft kunnen komen dat de afbeelding van een beneden-de-zestien-jarig geslachtsdeel zulke ingrijpende gevolgen kan hebben. Het antwoord laat zich makkelijk raden. Toen in Nederland als uitkomst van een jarenlang pornodebat de algehele strafwaardigheid van porno leek te worden opgeheven, kwamen er vanuit Amerika en Engeland forse beschuldigingen richting Nederland. Dus kwam kinderporno als apart issue op de formele agenda en werd het als apart delict strafbaar gesteld. Het mag dan ook weinig verbazing wekken dat er in de aangehaalde richtlijnen m.b.t. kinderpornografie uiteindelijk wordt gekozen voor the American Way. In de Protection of Children Against Sexual Exploitation Act van 1977 had de Amerikaanse justitie immers al aangegeven dat er ook sprake van een pornografische afbeelding zou zijn, wanneer de jongere in een zodanige houding staat afgebeeld, dat zijn genitaliën 'ontuchtig' (lewdly) poseren.

Het mag duidelijk zijn dat de Amerikanen het issue op de Nederlandse formele en publieke agenda hebben weten te krijgen. Ook de uitkomst van het politieke debat in Nederland is door de Amerikanen bepaald. Aard en inhoud van het probleem lijken welhaast vanuit Amerika te zijn gedicteerd. Duidelijk is ook dat de Nederlandse Tweede Kamer in oktober 1984 volkomen zinloos nuances en begrenzingen ten aanzien van het begrip kinderporno heeft pogen aan te brengen. De woordvoerders van VVD, PvdA, D66, PPR en PSP hadden zich die moeite kunnen besparen. Het spel om de formele agenda, die nauwkeurig lijkt samen te vallen met de professionele agenda van de Nederlandse en Amerikaanse politie en justitie, was immers al gespeeld.

Nog lang niet afgerond is de discussie rond 'Oude Pekela'. In mei van het vorig jaar kwamen er uit het veengebied de eerste rooksignalen over de zogenoemde 'massale ontucht met wel zeventig Pekeler kleuters'.

Horden kleuters van twee openbare scholen waren volgens de verhalen één of twee vakanties lang meegelokt door clowns, seksueel misbruikt en voor kinderporno ingezet. De kinderen van de nabijgelegen christelijke school waren ongemoeid gelaten. Voor velen hield het verhaal het midden tussen een canard en een walgvogel. Menig wetenschappelijk gevormd mens deed de Pekeler stories [af] als massahysterie, of, zoals de Amsterdamse massacommunicatiespecialist Brouwer het fijntjes uitdrukte: massale verstandsvertroebeling. Een medisch onderzoek in het ziekenhuis van Winschoten wees uit dat twee jongetjes lichte verwondingen hadden aan hun anus. Deskundigen hielden het erop dat beide kleuters met, of beter: in, elkaars lichaam op onderzoek waren uitgeweest. Politie en justitie denderden echter door.

Op 1 juli werd er een clownpak gevonden. Na veel verhoren van de kinderen en andere direct betrokkenen en na een aanzienlijk aantal gerichte buurtonderzoeken besluit justitie eerst wel, dan niet, dan weer wel en vervolgens toch niet het onderzoek te staken. Een vader en in een naburig dorp worden aangehouden. De Barbertjes zullen hangen. Edoch, ze blijken een sluitende alibi te hebben. Voorlichtingsbijeenkomsten helpen niet meer. Het verhoor door de kleuterjuf van al de kleuters uit haar klas blijkt voor niets te zijn geweest.

Maar nee, daar is Gerrit Mik. Een oude studievriend van de betrokken Leeuwarder procureur-generaal Addens en toevallig ook nog kinderpsychiater van huis uit. 'Ik stond voor de zaal' (met Pekeler ouders - M.M.), vertelt Mik in die tijd tegen een verslaggever, 'en ik dacht: ik moet één lijn trekken met de ouders maar ik moet er voor proberen te zorgen dan hun woede niet zo hoog oploopt dat ze zichzelf en hun kinderen in moeilijkheden brengen doordat ze de rest van het onderzoek onmogelijk maken. Eerlijk zijn, zei ik tegen mijzelf, en ik zei in het Gronings: Gain gesoes en gain flauwekul. Dat kwam over, ik had deel aan hun persoonlijke emotie. Aan het slot heb ik gezegd: ik wil nog iets zeggen als burger en niet als gedragswetenschapper. En dat is dit . Elke morgen ga ik naar het zwembad en dan zie ik een oranjerood busje waarin gehandicapte kinderen naar ons zwembad worden gebracht. Wat fijn, denk ik dan, dat dit zo geregeld is. En onmiddellijk krijg ik dan een aanval van blinde woede als ik eraan denk dat jullie kinderen, met diezelfde koppies, in zo'n zelfde oranjerood busje zijn meegenomen. Misschien klinkt het wat demagogisch, maar ik meen het.' Mik werd onthaald op een donderend applaus.

De oververhoorde en overbeschermde Pekeler kleuters hadden in grote getale aan de verwachtingen voldaan. Hoe tegenstrijdig de diverse verklaringen ook waren, ze waren allemaal waar. Mik was bekeerd. Overigens niet waar het kinderseksualiteit aangaat. Ik durf te beweren dat Mik het spel is aangegaan met een kanjer van een verborgen agenda. Hij speelde de rol van Saulus die werd tot Paulus. Al in november '85 is het immers Mik die tegen de afspraken binnen de toenmalige D66-fractie in, verklaart een warm tegenstander te zijn van erotiek tussen jong en oud. Is het de psychiatrische neiging tot een dwangmatig en kloekmatig afschermen van de eigen broodwinning die Mik dreef en drijft? In ieder geval is zijn benoeming als kinderpsychiater-Oude Pekela ingegeven door de drang om op heel subtiele wijze de publieke agenda van zeer gekleurd voer te voorzien. Beter ware het geweest om een psychiater naar de Groninger veengronden te sturen, die minder behept is met een dosis moralistische vooringenomenheid ten aanzien van kinderseks dan Gerrit Mik. Helemaal toevallig zal diens benoeming in deze zaak dan ook wel niet zijn geweest.

Uniek is Oude Pekela niet. Vergelijkbare gevallen van massale verstandsvertroebeling deden zich al bij bosjes voor in de Verenigde Staten. Ik licht er een paar voorbeelden uit.

Een enorme sensatie verwekt in augustus 1983 het bericht dat in Manhatten Beach (Californië) 349 kinderen van een kleuterschool door de 77-jarige eigenaresse, een zestigjarige leidster, haar zoon en nog enige andere mannen misbruikt zijn. De kinderen geven levendige beschrijvingen van Satansrituelen, waarbij mannen het hoofd met een kap verhuld, in kerken en op kerkhoven ronddansten, dierenoffers brachten en bloed dronken. Na achttien onderzoeken zegt de openbare aanklager dat het bewijs 'ongelofelijk zwak' is. De volgende zomer gaat een andere school in de streek eraan. Nu komen er zelfs onderaardse gangen en een spookhuis aan te pas. Maar de kinderen spreken elkaar zo falicant tegen dat de zaak vastloopt.

In aansluiting hierop ontstaat dan in 1984 een schandaal in de omstreken van Los Angeles. In niet minder dan zes dorpen blijken op kleuterscholen precies dezelfde dingen te gebeuren als in Manhatten Beach. Behalve dierenoffers zijn er nu ook mensenoffers gebracht door mannen in zwarte gewaden, met een kap over hun hoofd, die in een kring dansten en zongen. Er zijn 56 verdachten. De politie ondervraagt honderd volwassenen en enige honderden kinderen, doet huiszoeking en onderzoekt bedrijven. Kosten: 1 miljoen dollar. Resultaat: niets. In Jordan (Minnesota) trekt in 1983 een vrouwelijke officier van justitie van leer. Ze laar 24 mannen oppakken en beschuldigt ze van seksueel misbruik van kinderen, van moorden en verminkingen. Sommige kinderen zeggen van niets te weten, maar dan legt deze dienaresse van de gerechtigheid hun uit dat het erom gaat slechte mannen te straffen die vreselijk gevaarlijk voor kinderen zijn. Ze moeten haar dus helpen, desnoods door leugens te vertellen om die mannen te beletten, nog meer kinderen ongelukkig te maken. Als deze fanatica steeds meer mensen laat opsluiten begint de publieke opinie zich toch eindelijk te verzetten. Een andere officier van justitie moet de zaak opknappen, alle gearresteerden komen vrij. Het drama gaat als een nachtkaars uit, want met het zogenaamde bewijsmateriaal blijkt niets te beginnen.

'Oude Pekela' heeft meer gemeen met bijvoorbeeld Los Angeles of Manhatten Beach dan met het Amsterdamse Sodom en Gomorra. Ik sluit niet uit dat in een veramerikaniserend Nederland meer 'Oude Pekela's' zullen worden ontdekt.

Venhuizen

Tot slot: tussen de schier eindeloze reeks van zedendrama's waarmee krantelezers bijna dagelijks worden overgoten, zo maar een ontuchtaffaire. Twee mannen (in de meeste media vermeld met initialen en leeftijd) blijken al jarenlang 'ontucht' te plegen met kinderen tussen de tien en vijftien jaar. De woordvoerder van de rijkspolitie meldt dat de kinderen geen lichamelijke maar wel psychische schade hebben opgelopen. 'Het tweetal wordt verdacht van ontucht met 20 jongens en enkele meisjes uit Venhuizen en Drechterland. Het wordt niet uitgesloten dat er de komende dagen nog meer aangiftes zullen binnenkomen. Schaamte van de slachtoffers is de oorzaak van het jarenlang voortduren van de praktijken van de verdachten. Vermoedelijk is de ontucht al in het begin van de jaren '80 begonnen' aldus de politiewoordvoerder tegen de media. De mediapresentatie door de politie van het geval Venhuizen kan stereotyp voor de nieuwe politie-aanpak worden genoemd. Het gaat om ontucht, daders en slachtoffers, praktijken en psychische schade. Hoewel nog geen enkele wetenschappelijke publicatie de psychische schade van vrijwillig aangegane (seksuele) relaties tussen jong en oud heeft aangetoond (integendeel, wetenschappelijk materiaal rept alleen van de schadelijke werking van de politie-verhoormolen) stellen politierechercheurs psychische schade vast. Daarmee is natuurlijk het bedje van de hulpverlening alvast voorverwarmd. Duidelijk is ook dat de politie nogal buiten haar boekje gaat. Afsluitend, hoewel sommige 'slachtoffers' een nogal lange periode bij de 'daders' over de vloer kwamen, wil de politie 'nog niet zeggen wat er met de kinderen is gebeurd. Maar het is meer dan een oppervlakkig gebeuren' (Parool 24-8- en NOS-journaal van dezelfde datum).

Gingen de afgelopen decennia steeds opnieuw discussies voor de puriteinen verloren: abortus, anti-conceptiva, homoseksualiteit; kinderporno is een issue geworden waarmee grote delen van het (onwetende) publiek zich kunnen identificeren. Het is goed garen spinnen voor fatsoenrakker Dorenbos, maar ook media als de VARA, het Parool en Vrij Nederland gunnen zich nauwelijks tijd om de kwijl langs hun criminaliserende mondjes te laten opdrogen.

[Het artikel sluit af met een citaat van Gerrit Komrij:]

'Zo gaat het door, in elke krant die zich door de gleuf wurmt. Vooral het seksuele misbruik van kinderen is een dolzinnig populair stokpaardje, louter en alleen omdat er werkelijk geen sterveling te vinden zou zijn die, om dat tegen te gaan, de hulpverlenerskas niet zou willen spekken. Intussen komt het er doodgewoon op neer dat we in de krant ons aller gezelligste pornohoekje hebben waar we zonder risico van kunnen smullen, overtuigd van onze verontwaardiging over zoveel misdadigheid van anderen. De hulpverleners hebben hun ultieme smeermiddel gevonden. Het is niet de wereld die seksueel agressiever is geworden, het zijn zij die met hun hameren op het verband tussen seksualiteit en agressie - een oud stofnest opgepoetst - de markt hebben ontdekt waar ook ons schuldgevoel over het genot moet worden afgekocht. We zijn niet van de ene op de andere dag beestachtiger geworden dan we al waren, we volgen alleen weer eens gulzig oude beestenvangers in een nieuw publiciteitsjasje.'

bron: Artikel 'Yankee Vice' door Martin Maassen; Homologie (6, 88), november/december 1988