Afscheid van de seksualiteit

From Brongersma
Revision as of 12:37, 10 May 2013 by Admin (talk | contribs)
Jump to navigation Jump to search

Door: Dr. J.M.W. van Ussel


Pedofielen, efebofielen, homofielen e.a. 'maakten de fout' dat zij in een verkeerde samenleving geboren werden. Wanneer zij leden zouden zijn van een of andere volksstam, 4000 km meer naar het zuiden bijvoorbeeld in de oase Shiwa in de Sahara, zouden zij de superieure wezens zijn en de exclusieve hetero's zouden er de gediscrimineerden zijn, de probleemgevallen, die zich door 'zelfaanvaarding' trachten te handhaven. [...]

Maar gewoonlijk vindt echter tussen het kindzijn en de volwassenheid een ontwenningsproces plaats. Tijdens de opvoeding wordt een dam opgeworpen tussen de mens en zijn lichaam en de lichamen der anderen. Geleidelijk wordt het gezellig schootzitten verboden door het belachelijk te maken. De aanrakingen worden slechts geduld wanneer ze door een andere functie verantwoord zijn. We krijgen de 'hands off'-pedagogie. Spelen waarbij de handen met elkaar in aanraking komen werden als vuil gebrandmerkt: 'jeux de mains, jeux de vilians'. De mens moet afstand nemen van, zich opzetten tegen, de vijand worden van het lichaam. Af en toe zal de opvoeder nog wel eens een hand op de schouder leggen, of een pedagogische handdruk geven. Maar de zinnelijkheid in het contact wordt geschuwd. De orgastische behoefte van bejaarden en gehandicapten krijgt wé aandacht maar hun verlangen naar sensualiteit en tederheid wordt niet gezien. Opvoeding en levenssituatie houden de mensen van elkaar afgezonderd. [...]

In het boekje Strategie van de ervaring (Uitg. Boom, Meppel, 1969) beschrijft de psychiater R.D.Laing hoe wij onszelf aftakelen of hoe de anderen ons met de beste bedoelingen beletten gelukkig te worden in zulke mate dat we zelfs elk besef verloren hebben van wat psychisch welbehagen zou kunnen zijn. Men heeft ons geleerd aan het leven te verzaken vóór we goed weten hoe mooi dat leven zou kunnen zijn. Elk kind betekent een kans op een gelukkig mens. Maar de volwassenen zijn verplicht dit geluk te verraden, uit liefde voor het kind, omdat wij het niet datgene kunnen gunnen wat het in de eerste plaats nodig heeft.
Vanaf de eerste levensjaren wordt het lichaam dat één groot lustorgaan is, omgeschapen tot een prestatie-instrument. Onze samenleving denkt nog altijd dat we slechts door de uiterste inspanningen van allen in leven kunnen blijven. Wij handelen alsof er geen betere leermethoden, geen automatie voor de productie bestaat, alsof de arbeid een vloek en een straf moet blijven. We leven ook in een maatschappij die de ene mens tot vijand van de andere maakt doordat van jongsaf de mensen in ons concurrentiesysteem tegen elkaar worden opgezet. 'Vanaf het ogenblik der geboorte is de baby onderworpen aan de krachten van het geweld dat men liefde noemt, zoals dat met zijn vader en moeder het geval is geweest en daarvoor met hun ouders. Het gaat deze krachten er voornamelijk om baby's mogelijkheden grotendeels uit te roeien. Deze onderneming slaagt over het algemeen zeer wel. Tegen de tijd dat het nieuwe mensje vijftien is, zitten we met een schepseltje dat net is als wij zijn. Een half waanzinnig schepseltje, min of meer aangepast aan een krankzinnige wereld. Dat is de normaliteit waarin wij leven. Wij richten elkaar heel effectief te gronde door het geweld dat door moet gaan voor de liefde.'
Deze omvorming wordt op school voortgezet. 'Op school krijgen de kinderen een grondige en snelle hersenspoeling, want zoniet zouden ze onze preken doorzien. Wij slagen erin er net zulke imbecielen van te maken als wij zijn, indien mogelijk met een hoog intelligentie-quotiënt.' Het resultaat: 'De mensen zijn niet datgene waartoe zij door de natuur voorbestemd zijn, maar wat de maatschappij van ze maakt. Edelmoedige gevoelens worden als het ware dichtgeschroeid, verwrongen en geamputeerd om ons maar geschikt te maken voor onze omgang met de wereld, zoiets als bedelaars die hun kinderen kreupel maken en verminken om ze geschikt te maken voor hun toekomstige positie in het leven.' Deze omvorming verloopt zonder veel moeite. 'Wat wij in de kleuterschool en de eerste klassen van het lager onderwijs kunnen constateren is de deerniswekkende capitulatie van kleine kinderen'. Kinderen geven hun aangeboren verbeeldingskracht, hun nieuwsgierigheid en dromerigheid niet gemakkelijk op. 'Je moet ze liefhebben om dat van ze gedaan te krijgen. Liefde is de weg die via het toestaan van dingen naar discipline voert en via discipline maar al te vaak naar zelfverraad.' [...]

Men leerde ons de homofilie af te keuren omdat er seksueel wat aan haperen zou. Is dit wel de enige of belangrijkste reden? Van de discriminaties die in vele samenlevingen aangetroffen worden weten we dat de echte redenen der discriminatie heel anders zijn dan diegene die vermeld worden door degenen die discrimineren.
Het discrimineren is iets wat sommigen bevalt, iets waar zij psychisch of economisch voordeel bij hebben. Dat gebeurde zo bij de discriminatie der Joden, dat gebeurt vandaag bij de discriminatie van kleurlingen in vele gebieden van de wereld, of bij de discriminatie van de vrouw hier bij ons. Haast altijd gaat het om belangen, individueel-psychische (vijanden te hebben waarop men zich schuldvrij kan afreageren, of het genoegen zelf hoger te stijgen door anderen naar beneden te schoppen) of andere (mensen sociaal uit de weg ruimen zodat je zelf betere kansen krijgt, of goedkope werkkrachten). [...]

Ook de individueel psychiatrische benadering - hoe belangrijk zij ook kan zijn - bestendigt de sfeer waar het seksuele juist moet worden uitgehaald: het seksuele blijft hierdoor iets ziekelijks, het hoort in de afeer van het klinisch-abnormale, het is iets gevaarlijks dat slechts onder de bescherming van een magische autoriteit als de arts benaderd kan worden. Hier komt nog bij dat, terwijl vele ethici de moraliserende houding in verband met het seksuele verlaten hebben, sommige psychiaters voortgaan met het gebruiken van waardegeladen begrippen als pervers en abnormaal.
Wanneer men medici de seksuologie laat onderzoeken riskeert men de zelfde fouten te begaan als wanneer fysiologen van de spraakorganen de studie van de taal- en letterkunde in handen hadden. Op basis van dezelfde redenering kan men zeggen dat de individueel-psychiatrische benadering gelijkenis vertoont met de studie van de spraakmoeilijkheden om daar vervolgens veralgemeningen uit af te leiden omtrent de niet met spraakmoeilijkheden behepte mens. [...]

Wanneer we nauwkeurig nagaan waarover de 'seksuele' wetgeving en ethiek van vroegere eeuwen handelt, dan blijkt dit vooral te zijn: het veilig stellen van de overerving van bezit, titels, ambten enz. Dus geen regulering van het seksuele maar van de overerving. De term 'seksuele ethiek' is trouwens van recente oorsprong. De premaritale omgang die we vroeger in alle veeteelt- en landbouwgebieden aantroffen wordt gerangschikt onder de 'seksuele' gewoonten terwijl het in feite ging om het testen van de vruchtbaarheid. De gang van zaken zou heel anders geweest zijn wanneer het om een seksueel gebruik zou zijn gegaan. Er wordt gezegd dat het celibaat in de christelijke kerk verplicht gemaakt werd omdat zij tegen de seksualiteit gekant was. Maar kon de bedoeling niet geweest zijn de organisationele onafhankelijkheid van de kerk te bevorderen en het beletten dat de toenemende bezittingen en macht van de kerk in de handen van een of enkele families terecht kwamen, waardoor de positie van de kerk verzwakt zou worden? Zolang wij menen dat het christendom altijd tegen het seksuele gekant was, is het 'logisch' dat we overal antiseksuele motieven veronderstellen. Maar mogen we de houding van de kerken vanaf de tweede helft der 19de eeuw tot aan Wereldoorlog II, en de huidige situatie in sommige christelijke gebieden als model nemen voor tweeduizend jaar christendom? [...]

In zijn boekje over de seksualiteit van het kind en de jongere (Kinder- und Jugend-sexualität, Uitg. Rowohlt, Reinbek-Hamburg, 1970) toont prof.dr.C.B.Broderick aan dat wat wij socialisering van het seksuele, oriëntatie naar de heteroseksualiteit, seksuele voorlichting en opvoeding noemen, in feite een kanalisering naar het huwelijk is. We praten over sex terwijl we het huwelijk op het oog hebben. [...]

Toen de seksuologie onder de invloed van de voortplantingsvisie stond, werd de spanning verklaard door de druk veroorzaakt door de geproduceerde zaadcellen. De ontlading was dus een uitstorting van het ejaculaat. Daarom zouden vooral mannen die spanningen kennen. Deze visie is onjuist; zij geeft geen verklaring voor de spanning bij de vrouw en bij de prepuberale jongen. [...]

Maar door het ontbreken van orgastische bevredigingen is nog niemand doodgegaan. Wel heeft Freud gewezen op de schade die aan de psyche en onrechtstreeks zelfs aan het lichaam zou worden veroorzaakt worden wanneer het 'seksuele' verdrongen wordt. Maar Freud leefde in een tijd en een milieu waarin het 'ontbrekende' bijzonder in de aandacht gebracht werd. Een wanverhouding tussen de input van stimuli en de output van uitingen geeft spanningen en stoornissen. [...]

De structuur van dit huwelijkstype is in theorie egalitair maar in feite blijft de vrouw de ondergeschikte, ondanks de indruk die door het vele geschrijf over de emancipatie zou verwekt zijn. Het rolpatroon van man en vrouw is nagenoeg hetzelfde als in de 19de eeuw. Ook de structuur van het gezin is autoritair. Zoals de vrouw ondergeschikt is aan de man, zo zijn de kinderen ondergeschikt aan de ouders. De rechten en plichten zijn ongelijk verdeeld. Het gezin, en in nog sterkere mate de school en het bedrijf, zijn militaire instituten. Het feit dat aan de kinderen meer verbale en psychische vrijheid geschonken wordt, mogen we niet verkeerd begrijpen. Zij krijgen wel meer negatieve vrijheid maar de reële kansen om de gesuggereerde vrijheid in daden om te zetten worden niet geboden. Zij krijgen hierbij geen leiding en geen materiële mogelijkheden. [...]

We hebben allen veel te danken aan de personen en groepen die zich inzetten voor een engseksuele revolutie. Zij hebben opengegooid wat star en gesloten was. Deze verbeteringen werden dikwijls niet gebracht door personen van wie men zou mogen verwachten dat zij een juister inzicht hadden, zoals artsen, ethici, pedagogen, psychologen, psychiaters, seksuologen of therapeuten. Het waren jongeren, grote en kleine kunstenaars, bekwame en stuntelige schrijvers van artikelen, uitgevers van kleine en grote sexblaadjes, film- en tv-mensen, kortom een hele subcultuur die vonden dat ze zich niet meer moesten 'laten doen'. Zij discussieerden niet over theorieën maar deden gewoon waar zij zin in hadden. Hun invloed was groot omdat zij een andere levenswijze concreet voorleefden of uitbeelden zodat zij haalbaar scheen. Zij organiseerden tentoonstellingen, erotische panorama's, shows, happenings en andere experimenten waarin men aan den lijve kon ondervinden hoeveel prettiger het seksuele kon zijn. Deze shock-methode verwekte heilzame ergernis bij de deftige burgers. Tijdens de 'roaring sixties' werd tot bezinning aangespoord, werd hypocriete weerstand ontmaskerd. De schijnmoraal werd blootgelegd. Ethische ballonnetjes werden doorgeprikt. [...]

Wanneer meer mensen zouden leven zoals zijzelf wensen, zou er minder afgunst en nijd en agressiviteit tegenover andersdenkenden tot uiting komen. [...]

De basisidee van Wilhelm Reich, nl. dat seksuele onderdrukking ook politieke onderdrukking mogelijk maakt, en dus dat de bevrijding van het seksuele het begin is voor de politieke bevrijding, wordt door H.Marcuse overgenomen en op veel intelligenter wijze tot in haar consequenties doorgedacht. Marcuse stelt o.m. dat de huidige maatschappij wel een bepaalde vrijheid gunt, maar het is slechts een schijnvrijheid die voorgesteld wordt als dé 'echte' vrijheid. De bedoeling hierbij is het systeem te handhaven. De samenleving is een beetje tolerant op een gebied waar het niet gevaarlijk is, en deze schijnvrijheid wordt gebruikt om op andere gebieden beter te kunnen onderdrukken. Repressieve tolerantie dus. R.Reiche heeft in 1968 deze opvatting verder uitgewerkt. Hij spreekt van een repressieve desublimering.
De opvatting van W.Reich dat seksuele vrijheid ook politieke vrijheid zou betekenen, werd dus gecorrigeerd omdat de linksen constateerden dat het establishment meer vrijheid gunde zonder dat deze vrijheid tot grotere politieke actie leidde. Daarom werd het onderscheid tussen 'echte' en 'schijn'-vrijheid ingevoerd. Deze gedachte werd in 1967 verwoord door de socioloog Leo Kofler. De titel van zijn boek geeft de inhoud weer: Der asketische Eros (Wien, Frankfurt, Zürich). 'De moderne vorm van de burgerlijke onderdrukking gaat schuil achter een dichte sluier van toegestane politieke en vooral erotische vrijheden... De toegestane Eros wordt echter gekocht door onderwerping en verzaking in de buiten-individuele levenssectoren, en in de individuele sector oefent die Eros daarom ook niet de invloed uit die die ideologie suggereert. De ascese is het begeleidingsverschijnsel van deze Eros, die dikwijls hierdoor helemaal opnieuw verdrongen wordt.'
Vele ideologen die 'men' 'links' noemt menen dus - zoals de ideologen die 'men' 'rechts' noemt - dat het engseksueel gedoe moet afgewezen worden, volgens de eersten omdat het tot niets leidt en de probleemsituatie nog bestendigt, volgens de tweede omdat het 'onzedelijk' is. [...]

Ons maatschappelijk bestel kan niet tezelfdertijd op prestatie gericht zijn en de wellust waarderen. Zij kan niet én de mensen tegen elkaar opzetten door concurrentie en competitie én verwachten dat deze mensen liefdevol met elkaar omgaan. Zij kan niet beweren dat alle mensen gelijk zijn en toch haar economisch systeem baseren op de uitbuiting van machtszwakke groepen. [...]

Hierover zijn steeds meer christenen en niet-christenen het eens, onze samenleving is materialistisch omdat zij het humane aan het materiële ondergeschikt maakt. Het concurrentieprincipe geeft zelden de beweerde voordelen en leidt tot asociaal gedrag. De prestatiedwang leidt tot een misvorming van de lust die aan de zinvolle arbeid verbonden is. De bewering dat een ordening nodig is - wie zal dat betwijfelen? - dient om het autoritarisme te rechtvaardigen. We vinden agressie, imperialisme, uitbuiting van minderheidsgroepen. Onze welvaart bouwen we ten dele op de armoede van de derde wereld. Onze hulpverlening aan die derde wereld is doorgaans niet veel meer dan wat geld afkomstig van de armeren uit de rijke landen, geschonken aan de rijken in arme landen. [...]

Toch moeten we veronderstellen dat wij allen seksueel ziek zijn. Dat bemerken we aan de vreemde reactiewijze ten opzichte van het seksuele. Aan de sterk emotionele, zelfs agressieve wijze waarop de meesten reageren wanneer het de seksualiteit betreft. Of aan het plotseling onzeker of beschaamd worden. [...]

Kortom onze sexvijandige cultuur heeft ons vies gemaakt van het seksuele. Het lezen van boeken, van tijdschriften, het volgen van lezingen kan hieraan ten dele helpen. Maar deze invloed reikt doorgaans niet dieper dan het niveau van het bewuste, het weten, het kennen, het willen. Maar veel meer invloed gaat uit van het onbewuste, van de inprentingsprocessen die na de geboorte ingezet werden en die voortgezet worden tot aan het huwelijksbed en ook daarna. Aan de basis van deze problemen ligt doorgaans de lustangst. Deze alom verspreide lustangst is een sociaal psychiatrisch vraagstuk van de eerste orde. [...]

De concurrentiestrijd maakt het ons onmogelijk om ons te tonen zoals we zijn, om ons 'bloot te geven', in de beide betekenissen van dit woord. We moeten een spelletje, een rol spelen. We bouwen een façade op waarachter we ons beschermen tegen mogelijke tegenstanders. Alleen wanneer men heel sterk staat kan men zich wat meer bloot geven. [...]

Deze prestatiemoraal leidt op 'logische wijze' tot een onderwaardering van het sensuele, het genieten van lust, het bevredigen van de orgastische behoefte, vooral wanneer het arbeidstempo zo hoog ligt als in het moderne Westen. Sex vraagt tijd, energie en aandacht. 'Onbekommerd genieten brengt je geen stap vooruit'. Velen hebben dezelfde houding in het gebruik van hun tijd en hun geld als in het gebruik van het seksuele. Het moet iets 'opbrengen', het moet nuttig zijn en tot iets leiden. [...]

Deze infrastructurele situatie heeft haar invloed op de psychologie van het individu. Hij denkt dat alleen datgene wat hij bezit, ook echt van hem is. Deze houding wordt overgebracht op het liefdebegrip. De sterk geïndividualiseerde liefde betekent in een samenleving die aan het individu onvoldoende veiligheid biedt, een vermindering van bedreiging. De liefdesrelatie is een bezitsrelatie. De man - die de broodwinnaar en dus de bezitter is - 'bezit' 'zijn' vrouw. Het is niet goed voor de bezitsrelatie wanneer hij te veel toont hoezeer hij aan dat bezit gehecht is, want dan kan het bezit een zekere mate van zelfstandigheid krijgen, een eisende partij worden. De vrouw is dus het bezit van de man, ongeveer op dezelfde wijze als zijn auto of een boek zijn bezit zijn. Het kan aan niemand anders toebehoren. [...]

Ook wordt gezegd dat het gezin de man meer doet werken dan wanneer hij alleen zou staan. Doordat de man zich verantwoordelijk voelt voor meer personen, kan hij zich minder revolutionair opstellen. Hij wordt mak en tam gehouden, doordat hij alleen maar genoeg loon zou krijgen om het te redden tot aan de volgende week of maand, maar veel speling zou er niet zijn. Hij moet wellicht maandelijkse afbetalingen verrichten, en vooral: indien hijzelf het wat moeilijker wil hebben ten gevolge van zijn sociale strijd, dan zijn de andere gezinsleden daar niet altijd mee tevreden. Het gezin maakt hem dus sociaal meer onderworpen. Voorts is de opvoeding van het gezin van dien aard dat er gehoorzame onderdanen worden gekweekt. Een militair instituut, gehuisvest in woonkazernes. Het gezin zou dus de steunpilaar van het bestaande systeem zijn. M.Horkheimer toonde aan dat de Franse Revolutie niet leidde tot de emancipatie van het individu, zoals wordt beweerd, maar tot de emancipatie van het gezin als kern, als hoeksteen van de maatschappij.

bron: 'Afscheid van de seksualiteit' door Dr. J.M.W. van Ussel; Met een voorwoord van prof. dr. C.J.B.J. Trimbos; Bert Bakker/Boom/NVSH Uitgevers; Den Haag/Meppel; 1970