Algemene orthopedagogiek - W. ter Horst

From Brongersma
Revision as of 14:55, 31 May 2016 by Admin (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search

N.B. [Wim] Ter Horst veroorlove ons een enkele opmerking over een zaak die ons inziens belangrijk genoeg is. Met alle recht en noodzaak pleit hij voor het doorbreken van het aanrakingstaboe. Even terecht waarschuwt hij voor de opvatting dat 'ongebreidelde sexualiteit de oplossing zou zijn' (139). En natuurlijk 'is de vuistregel dat men - alvorens als orthopedagogisch team te kunnen werken - geleerd moet hebben elkaar heterosexueel en/of homosexueel te bevredigen, menselijk verwerpelijk en wetenschappelijk een slag in de lucht' (139). Maar dan zou ik wel willen weten wie die mensen zijn die deze laatste opvattingen aanhangen. Ter Horst geeft geen verenigingen. Weet in orthopedagogen-kring misschien iedereen wie bedoeld is, daarbuiten kan men in elk geval slechts gissen wie bedoeld wordt.

En een bepaald naïef standpunt, haast een terugkeer tot een nieuwe vorm van het oude taboe, zie ik als Ter Horst schrijft: 'Als we nu afzien van deze reactieve ellende, dan moet misschien toch nog even met nadruk worden gezegd dat het aanraken als orthopedagogische grondvorm nooit - herhaal nooit - van de zijde van de orthopedagoog een uiting mag zijn van sexualiteit of agressie. Freud heeft er al op gewezen dat wie met zijn patiënten naar bed gaat of duelleert, de overdracht niet goed heeft gehanteerd en dus zijn vak niet verstaat. De hulpverlenings-houding is een te afhankelijke voor sexualiteit, de dienstverleningshouding is onverenigbaar met agressie. Terecht heeft de wetgever hier strenge regels gesteld.' (139) De opmerking over Freud is tekenend. Niet alleen wat betreft het duelleren, wat uit de tijd is. Was Freud niet de voorloper van de functionele kilheid waar hij voorschrijft dat patiënt (dat ben je dan!) en de 'dokter'-therapeut elkaar niet in de ogen mogen zien? De klassieke analyse is een dialoog 'via', via woorden en beelden en de grote meester duidt het wel. Dat moge soms gewenst zijn, het lijkt ons geen dialogische orthopedagogische omgang.

Tastend zoek ik naar herformulering: mensen zijn mensen van vlees en bloed, jongen of meisje, man of vrouw. Aanraken is een elementaire omgangsvorm, waarin we elkaar ervaren als werkelijk. Zonder angstvalligheid, wetend dat je zelf en de ander daarvoor gevoelig bent, is het steeds goed te overwegen of men in de orthopedagogische relatie niet extra voorzichtig moet zijn; vooral daar waar de ander kwetsbaar en afhankelijk is, geldt dit. Maar die voorzichtigheid mag ons er niet van weerhouden warmte te geven. In een cultuur als de onze is daarbij belangrijk dat men weet dat met name de genitale sexualiteit nog steeds in hoge mate taboe is. Daar geen rekening mee houden, is vaak nadelig voor de relatie, precies omdat het sociaal dom is.

Dat de wetgever hier strenge regels stelt, is begrijpelijk, heeft soms nuttige soms nadelige consequenties. Het kan helpen afhankelijken te beschermen, het kan ook kinderen en anderen meer schaden dan de zogenaamde sexuele verleiding zelf schaadde. Maar ook zonder wetten geldt 'ama et fac quod vis' van Augustinus: heb lief en doe wat je wilt; en dat is geen excuus voor 'ga je gang maar', maar evenmin een alibi om je broeder of zuster in de kou te laten staan.

bron: Titel boekrecensie onbekend; Recensie door Ton Beekman (Vakgroep Wijsgerige Historische Pedagogiek, Rijksuniversiteit Utrecht); Betreft het boek 'Algemene orthopedagogiek' door W. ter Horst; Tijdschrift voor Orthopedagogiek; januari 1982