Ambtelijk gevecht tegen pornografie: Difference between revisions

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search
No edit summary
No edit summary
Line 7: Line 7:
Intussen is die gedachte zelfs in 1969 feitelijk nog geen gemeengoed. De vermenging van recht met moraal en godsdienst is een aangeboren kwaal, een overblijfsel uit primitieve tijden, toen het recht geheel door de priesters werd gemaakt en bediend. Telkens duiken symptomen daarvan nog op: in de hardnekkige neiging strafbaar te stellen wat men immoreel vindt; in het gemak waarmee de misdadiger wordt beschouwd als een verdorven sujet, en ook in het wijdverbreide oordeel dat zedendelicten eigenlijk toch veel verwerpelijker zijn dan diefstal of mishandeling, en dat de zedendelinkwent dus een bijzonder laagstaand individu is dat "verwijderd moet worden uit de samenleving".<br>
Intussen is die gedachte zelfs in 1969 feitelijk nog geen gemeengoed. De vermenging van recht met moraal en godsdienst is een aangeboren kwaal, een overblijfsel uit primitieve tijden, toen het recht geheel door de priesters werd gemaakt en bediend. Telkens duiken symptomen daarvan nog op: in de hardnekkige neiging strafbaar te stellen wat men immoreel vindt; in het gemak waarmee de misdadiger wordt beschouwd als een verdorven sujet, en ook in het wijdverbreide oordeel dat zedendelicten eigenlijk toch veel verwerpelijker zijn dan diefstal of mishandeling, en dat de zedendelinkwent dus een bijzonder laagstaand individu is dat "verwijderd moet worden uit de samenleving".<br>
<br>
<br>
<i>bron: Artikel 'Ambtelijk gevecht tegen pornografie' door Edward Brongersma; Sextant, nummer 6; juni 1969</i>
<i>bron: Artikel 'Ambtelijk gevecht tegen pornografie' door E. Brongersma; Sextant, nummer 6; juni 1969</i>


[[Category:Edward Brongersma]]
[[Category:Edward Brongersma]]

Revision as of 23:44, 18 February 2019

Door: E. Brongersma

Tekst als pdf-file: Ambtelijk gevecht tegen pornografie

[Citaat uit de tekst:]

Intussen is die gedachte zelfs in 1969 feitelijk nog geen gemeengoed. De vermenging van recht met moraal en godsdienst is een aangeboren kwaal, een overblijfsel uit primitieve tijden, toen het recht geheel door de priesters werd gemaakt en bediend. Telkens duiken symptomen daarvan nog op: in de hardnekkige neiging strafbaar te stellen wat men immoreel vindt; in het gemak waarmee de misdadiger wordt beschouwd als een verdorven sujet, en ook in het wijdverbreide oordeel dat zedendelicten eigenlijk toch veel verwerpelijker zijn dan diefstal of mishandeling, en dat de zedendelinkwent dus een bijzonder laagstaand individu is dat "verwijderd moet worden uit de samenleving".

bron: Artikel 'Ambtelijk gevecht tegen pornografie' door E. Brongersma; Sextant, nummer 6; juni 1969