Citaten uit: Afscheid van de seksualiteit

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

Pedofielen, efebofielen, homofielen e.a. 'maakten de fout' dat zij in een verkeerde samenleving geboren werden. Wanneer zij leden zouden zijn van een of andere volksstam, 4000 km meer naar het zuiden bijvoorbeeld in de oase Shiwa in de Sahara, zouden zij de superieure wezens zijn en de exclusieve hetero's zouden er de gediscrimineerden zijn, de probleemgevallen, die zich door 'zelfaanvaarding' trachten te handhaven. [...]

Men leerde ons de homofilie af te keuren omdat er seksueel wat aan haperen zou. Is dit wel de enige of belangrijkste reden? Van de discriminaties die in vele samenlevingen aangetroffen worden weten we dat de echte redenen der discriminatie heel anders zijn dan diegene die vermeld worden door degenen die discrimineren. Het discrimineren is iets wat sommigen bevalt, iets waar zij psychisch of economisch voordeel bij hebben. Dat gebeurde zo bij de discriminatie der Joden, dat gebeurt vandaag bij de discriminatie van kleurlingen in vele gebieden van de wereld, of bij de discriminatie van de vrouw hier bij ons. Haast altijd gaat het om belangen, individueel-psychische (vijanden te hebben waarop men zich schuldvrij kan afreageren, of het genoegen zelf hoger te stijgen door anderen naar beneden te schoppen) of andere (mensen sociaal uit de weg ruimen zodat je zelf betere kansen krijgt, of goedkope werkkrachten). [...]

Wanneer we nauwkeurig nagaan waarover de 'seksuele' wetgeving en ethiek van vroegere eeuwen handelt, dan blijkt dit vooral te zijn: het veilig stellen van de overerving van bezit, titels, ambten enz. Dus geen regulering van het seksuele maar van de overerving. De term 'seksuele ethiek' is trouwens van recente oorsprong. De premaritale omgang die we vroeger in alle veeteelt- en landbouwgebieden aantroffen wordt gerangschikt onder de 'seksuele' gewoonten terwijl het in feite ging om het testen van de vruchtbaarheid. De gang van zaken zou heel anders geweest zijn wanneer het om een seksueel gebruik zou zijn gegaan. Er wordt gezegd dat het celibaat in de christelijke kerk verplicht gemaakt werd omdat zij tegen de seksualiteit gekant was. Maar kon de bedoeling niet geweest zijn de organisationele onafhankelijkheid van de kerk te bevorderen en het beletten dat de toenemende bezittingen en macht van de kerk in de handen van een of enkele families terecht kwamen, waardoor de positie van de kerk verzwakt zou worden? Zolang wij menen dat het christendom altijd tegen het seksuele gekant was, is het 'logisch' dat we overal antiseksuele motieven veronderstellen. Maar mogen we de houding van de kerken vanaf de tweede helft der 19de eeuw tot aan Wereldoorlog II, en de huidige situatie in sommige christelijke gebieden als model nemen voor tweeduizend jaar christendom?

bron: Uit het boek 'Afscheid van de seksualiteit' door Dr. J.M.W. van Ussel; Bert Bakker, Boom, NVSH, Uitgevers; Den Haag, Meppel; 1970