De wet kent grenzen, de liefde niet

From Brongersma
Revision as of 17:41, 10 February 2013 by Admin (talk | contribs) (Created page with "'Ik was gek op jonge jongens. Die wisten er ook van: ze noemden me 'de poot'. Ik stoeide graag met ze. Een keer ging ik te ver; ik lag te stoeien met een jongen toen ik opeens...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search

'Ik was gek op jonge jongens. Die wisten er ook van: ze noemden me 'de poot'. Ik stoeide graag met ze. Een keer ging ik te ver; ik lag te stoeien met een jongen toen ik opeens dacht: dit is geen stoeien meer maar vrijen en toen was het al te laat. De jongen vond het zelf best fijn maar achteraf dreigde hij, wanneer ik hem in de groep zijn zin niet gaf, het verder te vertellen. Tenslotte heeft hij dat ook gedaan, aan zijn ouders. Die naar de politie. Zo kwam het hier aan het rollen en werd de directie ingelicht. Ik heb erg veel steun gehad aan de gesprekken met dr S., een psychiater die op de zitting als getuige-deskundige is opgetreden. De rechtbank heeft me fideel behandeld en ik hoefde niet te zitten. Daar was ik erg blij mee want hoe kom je anders ooit weer in dit werk aan de slag? Ik kon bij dezelfde baas blijven werken, wel in een groep in een ander tehuis.'

Dat was de eerste pedo die ik heb leren kennen - als mens. Voor die tijd liep ik als de meeste anderen rond met in mijn achterhoofd een stereotype, dat werkt als een bord vóór het hoofd: jongeren die door een achterstand in ontwikkeling de aansluiting bij hun leeftijdgenoten hadden gemist; ouderen die door aftakeling het gevoel voor wat kan en niet kan hadden verloren {dirty old men!}. De eersten zouden vooral op jongetjes vallen, laatstgenoemden vooral op kleine meisjes. Wat een taai leven een stereotype heeft ontdekte ik jaren later. Ik kwam toen als gast in een huiskamerbijeenkomst van een NVSH-werkgroep over pedofilie binnen. Daar kreeg ik het gevoel: hier klopt iets niet. Het waren allemaal mannen, maar onderling zo verschillend in voorkomen en qua persoonlijkheid dat ik dacht: hoe kunnen dit nu pedo's zijn, het lijkt eerder een groepje willekeurig gekozen mensen, zo ongelijk aan elkaar, zo gewoon {normaal}: ik ben hier toch wel aan het goede adres? [...]

De mens is niet alleen geneigd tot het goede maar ook en vooral tot het kwade. Om te voorkomen dat mensen elkaar schaden moeten ze tegen elkaar opgewassen zijn, aan elkaar gewaagd. Relaties met anderen, vooral intieme, dienen op voet van gelijkheid te zijn geschoeid om te voorkomen dat mensen misbruik van elkaar maken. Met andere woorden: afwijzing van pedofilie kan gebaseerd zijn op een pessimistische mensvisie, of is het een realistische?

bron: Artikel 'De wet kent grenzen, de liefde niet' door Carl Huizinga; SJOW, Tijdschrift voor Jeugdbescherming en Jeugdwelzijn, jaargang 5, nr. 4; februari 1977