Interview met dominee Hans Visser - Een dominee met een warm hart

From Brongersma
Revision as of 23:29, 24 March 2014 by Admin (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search

Door: P. v.d. Aalst & M. Kooy

Hans Visser is dominee van de Pauluskerk in Rotterdam. Zijn kerk is een toevluchtsoord voor drugsverslaafden, vluchtelingen, prostituees, daklozen, buitenlanders en illegalen. Ook voelt hij zich solidair met seksuele minderheidsgroepen. Met name de groep pedofielen hebben het naar zijn mening nogal zwaar te verduren. Zij moeten niet alleen opboksen tegen een felle maatschappelijke afkeer, maar hebben ook nog eens de wet tegen zich.

Een citaat:

"Zondag 10 september: 's Middags belt er een pedofiele man op. Hij is uit de gevangenis ontslagen en teruggekeerd naar zijn huis. Maar hij wordt nu belaagd door lieden die hem uitschelden en keien naar zijn huisdeur gooien. Hij voelt zich onveilig en zoekt een nieuw onderkomen. Ik maak een afspraak in de kerk, waar ik hem even later ontmoet. Ik kan hem vlot ergens onderbrengen. Maar ernstiger is het probleem hoe het met deze man verder moet. Een zwakbegaafde man, die van goede wil is. Hij valt op kinderen en heeft zich door evenzeer goedwillende Christenen laten aanpraten dat hij heeft gezondigd. Ik maak hem duidelijk dat pedofilie op zichzelf geen zonde is en dat hij zijn geaardheid moet leren aanvaarden. De vraag is alleen hoe hij ermee moet omgaan. Een stelregel kan zijn dat je met een kind geen dingen doet die het emotioneel niet aankan. Waar liggen de grenzen? Voorlopig kan de man zich niets permitteren, ook geen experimenten. Het verbaast me dat men nog steeds pedofielen opsluit: het helpt geen zier."

- Uit: Hans Visser - Op drift: de dagboeken van Hans Visser, Uitgeverij Balans, Amsterdam 1990

Wij treffen Ds Visser op een dinsdagmiddag nadat hij net een demonstratie in Den Haag achter de rug heeft, waar hij deelnam aan een protestactie tegen het vluchtelingenbeleid in Nederland. We gaan met zijn drieën in een vergaderzaaltje zitten waar hij ons een glaasje fris aanbiedt.

U heeft al jaren lang contact met de Werkgroep Pedofilie in Rotterdam. Hoe is dat zo gekomen?
Ja, op een gegeven moment kwam een oude baas, de travestiet Maya van de werkgroep T&T die ook kerkelijk betrokken was, met de opmerking: "Jullie moeten toch ook wat doen met de problematiek van minderheidsgroepen die tot de seksuele varianten behoren". Van het een kwam het ander. In samenwerking met de werkgroep hebben we een thema-avond over pedofilie georganiseerd waarvoor Theo Sandfort ook was uitgenodigd en twee jaar geleden heeft dominee Doucé hier nog een lezing gehouden. Wij vonden dat we ook een open deur moesten hebben voor mensen die niet het geijkte pad van de heteroseksualiteit volgen en daardoor vaak vogelvrij worden verklaard. Met name voor pedofielen geldt dat overduidelijk want zij worden niet alleen door de publieke opinie, maar ook door de wetgeving in de hoek gezet waar de klappen vallen. Ik mag wel zeggen dat onze relatie altijd uitstekend is geweest. Ik heb verschillende pedo's mogen helpen die gigantisch waren vastgelopen. Verder zijn er nog andere avonden geweest dan genoemde waarin veel inloop was en waar verschillende N.V.S.H.-groepen een platform hebben. Men vond deze wel bijzonder maar er was natuurlijk geen sprake van acceptatie en aanvaarding. Men gedoogde die groepen op die avonden en men vond het interessant, maar vervolgens liep men er weer gillend weg.

Hoe is de discussie binnen de kerken?
Homofilie is al moeilijk bespreekbaar, laat staan pedofilie. Er wordt of louter met vooroordelen over gesproken of het wordt doodgezwegen. Ds Alje Klamer van de IKON nam het wel op voor de pedofielen, maar iemand als Joseph Doucé is gesneuveld vanwege zijn inzet voor pedofielen. Hij werd van het begin af aan al extra in de gaten gehouden en dat is hem uiteindelijk opgebroken. Deze excessieve reacties maken alleen maar duidelijk dat het hoognodig is dat we de openbare discussie over pedofilie moeten continueren en alle misverstanden daarover uit de wereld moeten helpen. Eenvoudig is dat niet. De kerk biedt als institutie weinig soelaas. Deze of gene dominee of een enkel kerkelid wil nog wel eens een genuanceerd geluid laten horen.

U neemt het zo bezielend en energiek op voor allerlei minderheidsgroepen. Waar haalt U die kracht vandaan?
Jaren geleden, toen ik hier mijn functie aanvaardde, besloten we een beleid te gaan voeren ten gunste van allerlei minderheidsgroepen. Inzet voor minderheidsgroepen komt voort uit de grondslag van het joods-christelijk geloof. De figuur Jezus was non-conformistisch; tegen de stroom in en zeer eigenzinnig. Hij ging ook met groepen om waarmee hij geacht werd niet om te gaan. Zo iemand veroorzaakt onrust en wordt na verloop van tijd als een bedreiging ervaren en uiteindelijk werd hij zelfs uit de weg geruimd. Jezus is een heel inspirerende figuur voor mij. Een kerk dient op te komen voor de mensen in de verdrukking en moet voorkomen dat ze op de schroothoop worden gegooid. Het begrip christelijke naastenliefde hoeft niet helemaal een dode letter te worden. Je hoeft het dan niet altijd vurig eens te zijn met deze mensen, maar het gaat erom dat ze gekend en gehoord worden. Mijn inzet voor verschillende N.V.S.H.-groepen riep wel altijd het meeste verzet op. We hebben een keer een krantje uitgegeven met deze groepen als onderwerp en dat liep meteen storm. Dit raakt mensen omdat het hun eigen seksualiteit en hun problemen ermee betreft. Dan worden mensen direct heel fanatiek. Je tast hun zekerheden aan en daarmee haal je hen onderuit. Ikzelf kom uit een degelijk orthodox milieu waarin seks ondergewaardeerd en onderdrukt werd. Men was niet altijd negatief over seks, maar het was wel aan strenge regels gebonden. Als je daarvan afweek viel je buiten de boot en werd je met argusogen bekeken. Het wordt hoog tijd dat men ook in christelijke kring meer eigentijdser over al deze zaken gaat denken.

Niet lang geleden heb ik de dissertatie van Lex van Naerssen nog eens doorgelezen. Zijn grondstelling is dat mensen vrij vorm moeten kunnen geven aan hun relatie. In een subject-subject relatie maken mensen in goed onderling overleg elkaar duidelijk wat fijn en plezierig is. In christelijke kringen gebeurt dit nog teveel in subject-object relaties. Je behoort je in eerste instantie aan de regels van de groep te houden en als je dat niet doet word je buitengesloten. Pedo's worden in zo'n sfeer afgemaakt of zijn zieligerds. Een subject-subject relatie tussen autonome mensen is het onderling bij elkaar aftasten van gevoelens, wensen en verlangens; wat vinden we fijn zonder dat we ons al teveel afvragen wat onze buren ervan vinden. Dat moeten we echter nog wel leren. Mijn persoonlijke opinie over pedofilie is dat een leeftijdsgrens van twaalf jaar een wijze grens is. Men doet er verstandig aan dit geheel uit de justitiële sfeer te halen. Kinderen van die leeftijd weten waar ze mee bezig zijn en door het uit de justitiële sfeer te halen wordt het minder beladen en beter bespreekbaar. Nu wordt de zaak gecriminaliseerd, waardoor het meer verborgen wordt gehouden. Dat geheimhouden en verzwijgen geeft nu juist die bitterheid. Jongere kinderen hebben natuurlijk ook behoef te aan lichamelijk contact, willen ook geaaid en gestreeld worden, zoeken warmte en willen ook graag vrijen. Toch denk ik dat we ze onze volwassen seksualiteit moeten onthouden en dan denk ik concreet aan bijvoorbeeld penis-vagina contact. Wat je met een vijftienjarige doet, doe je niet met een vijfjarige!

Uit mijn directe omgeving zijn mij situaties bekend waarbij een achtjarige jongen een volwassene bij de hand nam en als vanzelfsprekend zijn seksualiteit met hem beleefde. De jongen nam dus zelf heel nadrukkelijk het initiatief.
Als je zo'n situatie aantreft, dan zul je zelf moeten bepalen wat wijs en verstandig is. Voorzichtigheid is hierbij altijd geboden en maatschappelijk denk ik dat je het moeilijk kunt verkopen. Je moet echt van zo'n kind houden en ook echt weten wat het kind aangeeft. Driftmatig wordt er wel eens een voorschot genomen. Zulke jonge kinderen vragen een heel aparte seksuele ethiek. Seksuele omgang met hen vraagt een heel subtiele aanpak. Een pedofiel die een kind respecteert is vanzelfsprekend bereid om zich in dat kind te verplaatsen. Er moet een vertrouwensbasis zijn, je moet elkaar kunnen vragen; 'Wat vind jij fijn? Wat vind ik fijn?'. Een kind heeft seksueel gevoel, draagt dat ook uit en roept dat ook op. Dan is het onze taak om er zeer zorgvuldig mee om te gaan en als je zeker van je zaak bent en je weet dat je in al je terughoudendheid niets hebt geforceerd en het de duidelijke wens van dat kind is, dan zeg ik: "Iets wat in liefde geschiedt, kan ethisch niet veroordeeld worden". Bij zo'n contact kan een kind zich prettig voelen. Op die manier is het dan niet schadelijk, maar lekker en kunnen mensen samen ver gaan.

Er zijn echter ook pedo's die hun verstand in hun kruis hebben zitten. Je moet een warm hart combineren met veel gezond verstand. Er is ook veel misbruik. Ik heb niks tegen begeerte, maar het kan je wel flink bij de neus nemen. Het getuigt van respect als je je eigen verlangens ondergeschikt kunt maken aan het kind en dat valt niet mee. Je passeert iemands grens makkelijk als je niet alert blijft. Ik ben het met je eens als je zegt dat een kind zich in zijn lichaamstaal uitstekend kan uitdrukken en prima duidelijk kan maken wat het wil. Maar volwassenen moeten die taal dan nog wel verstaan en beheersen. Hier liggen misverstanden op de loer, het gaat om een heel fijnbesnaard aanvoelen. Je kunt er in dergelijke situaties achter staan bepaalde risico's te nemen.

Maatschappelijk en strafrechtelijk verwacht ik echter dat pedofilie de laatste geaardheid zal zijn die met welwillende instemming zal worden begroet. Misbruik is in mijn ogen ook naar het Kralingse Bos gaan, aan jochies geld betalen en je laten aftrekken. Ik heb ook nog jarenlang vertoefd in Indonesië. Je nam daar wel eens situaties waar waar in volwassenen de genitaliën van jonge jongetjes aan het strelen waren, die dat klaarblijkelijk leuk vonden. Dit gaf geen enkel probleem ondanks het feit dat in die heel strenge samenleving iedere vorm van pedoseksualiteit volkomen verwerpelijk is. Dat zie je hier niet gebeuren. Naast de aanzienlijke cultuurverschillen heeft men in de tropen minder kleren aan en is er meer lijfelijk contact. Er zijn nog steeds mensen die pedofilie associëren met kindermoord. Vanzelfsprekend dat mensen daarop afknappen, maar zij zien niet dat dit niet komt door iemands vermeende pedofilie maar door zijn gestoord zijn. Frank van Ree heeft hierover in zijn boek: "Een man die een kind doodde" uiterst interessant geschreven.

Tijdens een paneldiscussie zei U dat het begrip pedofiel marketing-technisch niet zonder meer een succes te noemen valt. Wat bedoelde U precies?
Het woord pedofiel roept een golf van misverstanden op terwijl dat toch alleen maar betekent: hij die van kinderen houdt. Het heeft echter zo'n negatieve betekenis gekregen doordat er krachten loskomen waar je niet goed van wordt. Ik weet ook niet hoe dat doorbroken moet worden. Als vooraanstaande mensen die zeer normaal functioneren er nu eens voor uitkomen? Een kleine vergelijking met de groep van homofielen is hier misschien wel op zijn plaats. Zo'n Jos Brink heeft toch veel voor ze betekend. Hij heeft veel begrip gekweekt. Hij gaat er op een wijze manier mee om. Hij komt er ook voor uit en schaamt er zich niet voor en laat blijken dat hij een verantwoordelijk man is en geen seksuele chaoot. Zoiets werkt goed in de maatschappij. Een goede roman of een overtuigende film kan het ook invoelbaarder maken. "Hee, als het zo is, kan ik er inkomen!" kan dan de reactie zijn. Maarten 't Hart heeft de travestieten ook een dienst bewezen.

Boudewijn Büch heeft wel eens gezegd dat hij van jongens houdt, maar daar heeft hij zich later van gedistantieerd. Waaruit verklaart U dit?
Hij heeft het klaarblijkelijk moeilijk gevonden om in zijn eentje al die maatschappelijke tegenwind te verdragen. Er is nog een lange weg te gaan. Toch is er geen andere oplossing. De werkgroepen en MARTIJN zullen nog bergen werk te verzetten hebben. Als je aan Jan Publiek al het bovenstaande weet duidelijk te maken, dan zul je ooit de eindstreep halen.

Theo Sandfort heeft in zijn wetenschappelijke rapporten wel het een en ander weten duidelijk te maken, alhoewel het maatschappelijk effect gering is geweest. Wetenschappelijke rapporten beperken zich tot de happy few. Ze zijn echter heel belangrijk. Wij, Nederlanders, hebben daarin een voortrekkersrol. Zo hebben wij bijvoorbeeld de eerste leerstoel in de transseksuologie. Onderzoek werkt via andere disciplines op de lange termijn wel door. Rechters luisteren ernaar, al hebben ze ook oog en oor voor wat in de samenleving omgaat.

Dr. Brongersma spreekt in zijn geschriften wel eens over de 'Gliding scale' en Lex van Naerssen is wel eens ooit met zijn idee op de proppen gekomen als zou ieder mens van nature en in het diepst van z'n wezen omnifiel zijn. Gelooft U daar in?
[Gliding scale: niemand is voor de volle 100 procent homofiel dan wel heterofiel. Je zit altijd op zo'n lijn met twee polen ergens tussen de nul en de honderd procent. Omnifiel: In wezen heeft ieder mens het vermogen in zich andere mensen lief te hebben ongeacht sekse of leeftijd.]

Weet ik niet, maar ik ken de gedachte wel. Ik kan me er toch wel wat bij voorstellen. In feite is niets menselijks welke mens dan ook vreemd. Als ik even naar mezelf kijk dan onderken ik dat in mijn tienertijd verschillende knoppen even hun kop opstaken, maar ze gingen al gauw weer liggen. Misschien omdat ze niet voldoende levensvatbaar bleken. Een feit is dat ik me al heel lang een gelukkige hetero voel. Deze denkbeelden bieden, naar mijn mening, echter wel een uitgangspunt om veel moeilijk bespreekbare dingen invoelbaar te maken. Mensen moeten de moed hebben er zich voor open te stellen. In mijn studietijd was ik erg goed bevriend met een studiegenoot, die later homofiel bleek te zijn. Het feit dat ik een dijk van een hetero ben, heeft onze vriendschap echter nooit gefrustreerd. Zijn homo-zijn had iets vanzelfsprekends. Ik leerde bij hem heel onbevangen tegenover homofilie te staan, want ook ik ben in mijn jeugd lastig gevallen met al die bakerpraatjes over wat homofielen nu eigenlijk voor mensen zijn. Zulke ontmoetingen genezen je wel van al te veel ongezonde gedachten. Ik had toen de zekerheid dat ik al die ballast met een gerust hart terzijde kon schuiven want er klopte weinig van.

bron: Interview Hans Visser: 'Een dominee met een warm hart - Er is nog een lange weg te gaan' door P. v.d. Aalst & M. Kooy; OK Magazine, nummer 34; december 1991