Motie van het lid Dittrich betreffende artikel 240b

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

De Kamer, gehoord de beraadslaging; overwegende, dat strafrechtelijk optreden primair gericht dient te zijn op de vervaardiging van kinderpornografie en de commerciële en professionele produktie en distributie daarvan en op grootschalige ruilhandel; van mening, dat politie en het Openbaar Ministerie gelet op de eerbiediging van ieders privéleven terughoudendheid dienen te betrachten bij het aantreffen van afbeeldingen van geringe hoeveelheden kinderpornografie bij particulieren, die dat materiaal niet in voorraad, maar in bezit hebben; verzoekt de minister van Justitie te bevorderen, dat politie en Openbaar Ministerie met bovenstaande in het te voeren opsporings- en vervolgingsbeleid rekening zullen houden,

en gaat over tot de orde van de dag.
[Boris] Dittrich [D66]

bron: 'Motie van het lid Dittrich'; Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 1994-1995, 23 682, nr. 12; Wijziging van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht; Voorgesteld: 6 april 1995