Pedofielen, in contact of conflict met de samenleving?

From Brongersma
Revision as of 20:18, 14 February 2013 by Admin (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search

Bij de Chewa van Afrika, de Tobrianders van Melanesië, de Lepcha van India en sommige Amerikaanse negergroepen in de achterbuurten, is het een algemeen voorkomend verschijnsel, dat jongens en meisjes al enkele jaren voor de puberteit, soms zelfs al wanneer zij zes à acht jaar oud zijn, volledige seksuele betrekkingen hebben. [...] Dat kinderen een aangeboren seksuele potentie hebben en reeds jaren voor de puberteit seksueel actief kunnen zijn, is door deze onderzoekingen op overtuigende wijze bevestigd. [...]

Uit dit onderzoek [Gebhard c.s., 1965] kwam naar voren, dat bij seksuele handelingen met kinderen zonder geweld of bedreiging, de oudere meisjes en de jongens van alle leeftijden in meerderheid, de ouderen zelfs in overgrote meerderheid, de volwassene aanmoedigen om sex met hen te bedrijven en dat zelfs een grote minderheid het initiatief tot een seksueel contact altijd van de volwassenen moet uitgaan, is door de uitkomsten van dit onderzoek op overtuigende wijze weerlegd. [...]

Schuwheid, geremdheid en angst voor andere volwassenen, zijn naar onze mening bijv. geen karakteristieke eigenschappen van pedofielen; waar deze geconstateerd worden, is dat een gevolg van het kopschuw maken van pedofielen. Ze worden bang door hun voortdurende veroordeling en afwijzing, maar in een tolerante omgeving (zoals de werkgroep [pedofilie]) onderscheiden zij zich nauwelijks van niet-pedofielen. [...]

Bovendien wordt door een dergelijke behandelingsvorm [aversietherapie geven aan pedofielen] het echte liefdesobject (in dit geval het kind) van een persoon negatief geladen en vernederd; derhalve moet deze methode o.i. als ethisch onverantwoord en afkeurenswaardig beschouwd worden. [...]

Derde fase: Fase van de werk- en actiegroepen. Hier treedt de concretisering op, dat mijn, c.q. ons probleem grotendeels hun probleem is, het probleem van de niet-pedofielen. Zíj moeten geholpen worden. In deze fase is voor pedofielen het pedofiel-zijn op zichzelf geen probleem, maar de samenleving maakt het tot probleem. Men kan nu gaan werken aan bijv.: de houding van de opvoeding tegenover de vrijheid, de zelfstandigheid, de seksualiteit en de affectiviteit van het kind; de houding van arbeidsinstituten, structuren etc.; voorlichting over pedofilie zowel aan pedofielen zelf als aan de omgeving.

bron: Uit het boek 'Pedofielen, in contact of conflict met de samenleving?' door Loes Rouweler-Wuts; Onder redactie van: dr. R. Bambang Oetomo, drs. J. Hermans & drs. J.G.M. Wellen; Onder auspiciën van het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid; Van Loghum Slaterus B.V. Deventer; 1976