Pedofilie volgens de Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

Pedofilie Het zich aangetrokken voelen tot kinderen, ook in sexuele zin (Gr.pais=kind; filia=liefde). Dit kunnen zowel jongens als meisjes zijn. Over het ontstaan van pedofiel gedrag bestaan sterk uiteenlopende meningen. Sommige psychologen zien pedofilie als een ontwikkelingsstoornis. De pedofiel zou dan niet in staat zijn om sexuele bevrediging te vinden in een relatie met een volwassene, als gevolg van het onvermogen om zich te bevrijden van zijn moederbinding. Volwassen vrouwen zouden een bedreiging vormen voor de mannelijkheid van de mannelijke pedofiel. Bij kinderen ervaart hij die angst niet. Andere psychologen menen dat de pedofiel verliefd is op zichzelf-als-kind of op hoe-hij-als-kind-had-willen-zijn. Pedofielen zouden dan een onbewust verlangen hebben om gestraft te worden voor ondeugend gedrag. Sommigen zien pedofilie als uiting van een niet volledig verwerkte sexualiteit. Dit is echter niet ongewoon, omdat vrijwel iedereen in zichzelf bepaalde trekjes kan herkennen.

Verschillende 'verklaringen' voor het ontstaan van pedofiele voorkeuren gaan uit van het afwijzen van volwassenen. Pedofielen beschrijven zelf vooral het aantrekkelijke dat zij in kinderen vinden. De gestalte, de onbevangen oogopslag, het natuurlijke gedrag, de frisse huid, de bevallige gang. Pedofielen zijn zelf ook teleurgesteld door het verloren gaan van deze kenmerken van de jeugd, waardoor het erotische karakter in de relatie teloor gaat. Soms blijven evenwel levenslange vriendschapsbanden tussen de jongere en de oudere bestaan. Sommige pedofielen trachten de korte duur dan de relatie te compenseren door er pedagogische diepgang aan te verlenen. Daarbij wordt nogal eens gedacht aan de Griekse knapenliefde, waarin de jonge mens een moreel een ethische waardevolle relatie had met de oudere.

Dr. E. Brongersma, die ons inzicht in pedofiel gedrag aanmerkelijk verdiepte, heeft uitgerekend dat er per jaar in Nederland zeker anderhalf miljoen maal een sexcontact plaats vindt tussen mannen en jongens. Over sexcontacten tussen volwassen vrouwen en jeugdigen is zelfs geen schatting bekend. Wat dat betreft aanvaardt onze cultuur ook aanmerkelijk gemakkelijker intieme handelingen van een vrouw tegenover een kind dan datzelfde van een man. Het staat nu wel vast dat een aanmerkelijk aantal sexuele contacten tussen ouderen en jongeren door het kind zijn uitgelokt of begonnen.

Er is op het ogenblik een andere opvatting over de schadelijkheid van het sexuele contact voor het kind. Werd vroeger voetstoots aangenomen dat dit zeer schokkend voor het kind moest zijn, tegenwoordig acht men het contact als zodanig niet zonder meer schadelijk. Men vreest op dit moment veel meer de benadering van andere volwassenen, zoals de ouders of de politie of justitie, die de voor het kind mogelijk waardevolle relatie als 'slecht' of als 'ontucht' aanduiden. Ernstige moeilijkheden kunnen voor het kind ontstaan als politie of justitie zich met de pedofiele relatie bemoeien, met het doel om de volwassen 'dader' te vervolgen en strafbaar te stellen. Als er problemen zijn, is het kind meer geholpen met een vorm van hulpverlening die zich oriënteert op de gevoelens van het kind en die het niet in een conflict van waarden brengt. Het denken over pedofilie is in ons land beïnvloed door een aantal positieve krachten.

Het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid stelde een werkgroep pedofilie in (maart 1974) die een rapport publiceerde (Pedofilie en samenleving, 1976). In dat rapport worden alle problemen op een rij gezet en er worden aanbevelingen gedaan. Een van de belangrijke conclusies is dat het onjuist is om sexuele handelingen met jonger dan 16-jarigen als strafbare feiten te beschouwen. De desbetreffende wetsartikelen vormen een ernstig beletsel voor tijdige hulpverlening, wanneer die gewenst is. Bovendien wordt door de toepassing van de zedenwet schade toegebracht aan de jeugdigen en volwassenen beide. De NVSH, die ten aanzien van homofilie nauwelijks een emanciperend beleid ontwikkelde, heeft dat ten aanzien van pedofilie wel gedaan. De werkgroep pedofilie NVSH trad actief naar buiten op. Zij organiseerden in maart 1977 een (openbaar) congres in Amsterdam, waarschijnlijk het eerste ter wereld, over dit nog vrij algemeen als netelig aangevoelde onderwerp.

bron: Uit het boek 'Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit'; H.J.W. Becht, Amsterdam; 1977-1980