Toen het klachtdelict werd ingevoerd

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

We hebben de hand weten te leggen op een voorlopig verslag (nr 20930, vastgesteld: maart 1991) van de Vaste Commissie voor Justitie in vergaderjaar '90-'91 van de Eerste Kamer over de wijziging van de artikelen 242 tot en met 249 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens het verslag hebben de aanwezige leden van de CDA-fractie (Wagemakers (voorzitter), Glasz, Fleers) destijds het volgende ingebracht: "De aan het woord zijnde leden hadden met enige verwondering kennis genomen van het feit dat de termijn waarbinnen de klacht moet worden ingediend, gelijk is gesteld aan de verjaringstermijn. [...] Een termijn van twaalf jaar lijkt echter wat erg lang. [...] Voorts attendeerden de aan het woord zijnde leden erop dat in deze puberteitsjaren vaak sprake is van instabiele en frequent wisselende relaties, waarbij in relatief korte tijd de verhouding van "grote liefde" kan omslaan in afkeer."

De aanwezige leden van de PVDA-fractie (Mastik-Sonneveldt, mw. J.H.B.van der Meer, Van Veldhuizen) brachten in: "Het was deze leden niet duidelijk, waarom in artikel 245, 1e lid, de woorden 'buiten echt' voorkomen. Deze woorden zijn hier toch overbodig, daar 'binnen echt' toch geen sprake kan zijn van 'ontuchtige handelingen'? [...] Dezelfde vraag stelden deze leden bij 'buiten echt' in artikel 247, 1e lid, althans bij die zinsnede waar 'buiten echt' voor de eerste maal in dat lid voorkomt."

De aanwezige leden van de VVD-fractie (Heijne Makkreel, Talsma) brachten in: "Zij waren van mening dat bij de grondige behandeling in de Tweede Kamer een tekst is ontstaan welke een evenwichtige regeling biedt van een moeilijke en vaak tere materie. Zij zouden derhalve het wetsvoorstel gaarne steunen."

Hoe de strafwetgeving en het justitieel beleid ten aanzien van seksuele contacten van kinderen in de loop van de jaren zijn veranderd staat tamelijk goed beschreven in het rapport "Pedoseksuele delinquentie" dat in nieuwsbrief 2004|10 kort is genoemd. Dit is in dit rapport te lezen op pagina's 31 tot en met 36. (Vergeet niet ook de voetnoten 4 en 5 op die pagina's te lezen!)

Ook het COC verzette zich

Op 22 oktober 1990 stuurde het COC een brief aan de woordvoerders zedelijkheidswetgeving van VVD, PvdA, Groen Links, D'66 en CDA (Tweede Kamer). In deze brief valt te lezen: "[...] Het argument daarvoor is dat seksuele contacten die door jongeren vrijwillig zijn aangegaan niet strafbaar gesteld moeten worden. Wij verwijzen hierbij naar de petitie leeftijdsgrenzen welke de N.V.I.H. COC in januari 1987 aan de minster van Justitie heeft aangeboden en waarin een zorgvuldige afweging tussen de verschillende belangen van jeugdigen wordt gemaakt."

Het COC stuurde later (25 augustus 1994) een brief in reactie op het voorstel van wetswijziging van artikel 240b WvS inzake kinderporno, aan de leden en plaatsvervangende leden van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer. Daarin staat onder andere: "De N.V.I.H. COC is voorstandster van vervolging en strafbaarstelling van seksueel geweld en ander seksueel misbruik, ook tegen kinderen. Het onderhavige wetsvoorstel richt zich echter onvoldoende tegen het seksueel misbruik van kinderen, hoewel dat wel een uitgesproken doelstelling is. [...] In de ogen van de N.V.I.H. COC leidt het voorliggende voorstel ten aanzien van het "alleen in bezit hebben" van dergelijk materiaal te zeer en in onevenredige mate tot ongewenste aantasting van de private levenssfeer van personen."

bron: 'Toen het klachtdelict werd ingevoerd' door redactie NVM; Digitale Nieuwsbrief Vereniging MARTIJN, jaargang 1, nummer 11; 25 september 2004