Amerikanen en Nederlanders over incest

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Frits Wafelbakker

In één week twee congressen over seksueel misbruik van kinderen. Op 20 juni in Rotterdam een incest-dag vooral gericht op toekomstig beleid, voorlichting en wetenschappelijk onderzoek. Beide congressen werden geopend door mevrouw Hedy d'Ancona, lid van het Europees Parlement. Dezelfde mevrouw d'Ancona heeft in 1981, als Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de aanzet gegeven tot meer onderzoek naar incest. In 1982 vond in Noordwijk de nu al beroemde bijeenkomst plaats die algemeen gezien wordt als de min of meer officiële start van acties en onderzoek.

Men had voor beide congressen Amerikaanse deskundigen uitgenodigd, omdat men er vrij breed van overtuigd is dat in Amerika de aanpak van seksueel misbruik binnen het gezin al verder is dan in Nederland. Of men er echt verder mee is weet ik niet. Wel is men er eerder mee begonnen en men beschikt over veel meer materiaal in de vorm van folders, boekjes, video's en films. En er gebeurt meer onderzoek. Maar daarnaast is de Amerikaanse benadering ook veel meer justitie- en politiegericht. Ik weet niet of dat voor Nederland een wenselijke ontwikkeling zou zijn. Een ander geschilpunt kwam zowel in Rotterdam als in Groningen ook naar voren: in Nederland zien velen, vooral in feministische kring, seksueel misbruik van kinderen vooral als een machtsprobleem, terwijl het in de Verenigde Staten veel meer als een seksueel probleem gezien wordt.

Bij Amerikaans onderzoek naar incest maakt men dan ook gebruik van de beroemde of beruchte penismeters, waarmee de mate van erectie van manlijke "daders" bepaald kan worden terwijl men ze bepaalde foto's of dia's laat zien. Ander recent Amerikaans onderzoek laat zien dat 49% van de incestueuze vaders en stiefvaders, die in een polikliniek behandeld werden, ook kinderen buiten hun gezin misbruiken. 18% van de mannen vergreep zich bovendien aan volwassen vrouwen.

In zijn boeiende openingsrede ging de voorzitter van get Groningse congres, prof. Baartman, de enige Nederlandse hoogleraar in de preventie en hulpverlening inzake kindermishandeling, ook in op de vraag of incest een kwestie is van macht of van seks.

Hoe kan seksualiteit zo sterk doortrokken raken van macht, of andersom, hoe kan het dat machtsuitoefening verseksualiseert?, zo vroeg hij zich af. Uiteindelijk koos hij toch het machtsstandpunt. "Natuurlijk is incestueus misbruik van kinderen ook een seksueel probleem, maar dan in die zin dat het een algemener probleem is, dat zich manifesteert als verseksualiseerd machtsmisbruik."

Het moeizame spreken

In zijn rede ging Baartman ook in op de "conspiracy of silence", de samenzwering van het zwijgen. Er is niet alleen een taboe op incest zelf, maar ook een taboe op het spreken erover. Wanneer een onderzoeker aan de hand van gedegen research laat zien hoe vaak het voorkomt, dan wordt hij beloond met ongeloof. Wanneer een kind met of zonder veel woorden iets zegt in de richting van seksueel misbruik dan twijfelt men aan de geloofwaardigheid van dat kind. Als in een kindertehuis bij 14 van de 50 kinderen signalen van seksueel misbruik worden geconstateerd, dan barst er in de pers een ongehoord giftige en laatdunkende campagne los, onder aanvoering van Nederlands kwaliteitskrant. Dat laatste zegt Baartman er trouwens niet bij, maar dat is wel het onderwerp dat door de Amsterdamse hoogleraar Jacqueline Soetenhorst samen met de Engelse sociologe Susan Edwards wordt bestudeerd. Zij rapporteren in Groningen over hun onderzoek naar de morele paniek die rondom de Engelse Cleveland-affaire en de Nederlandse Bolderkar-affaire is ontstaan. In hun lezing zeggen ze ook dat de strekking van de NRC-artikelen helemaal tegen de traditie van deze liberaal-conservatieve krant inging met kreten als "Vlaardingen in de greep van de incest-gevallen".

Er is trouwens in Groningen veel meer aandacht gegeven aan de relatie tussen media en seksueel misbruik van kinderen. In een kleine discussiegroep werd nog eens nagepraat over Oude Pekela, met de hoofdofficier van Justitie Blok uit Groningen, en de perschef Wachtmeester, die de publiciteit rondom Oude Pekela in goede banen leidde. Blok sprak vooral in verwijtende zin. Deskundigen hadden zich te snel uitgelaten over zaken waarvan ze nog niets met zekerheid wisten. Maar Blok was niet bereid om iets te zeggen over de zeer late inschakeling van jeugdpsychiater Mik. Perschef Wachtmeester vond vooral dat de media een stuk dieptejournalistiek hadden laten liggen. In zijn ogen was er veel te weinig gepraat met ouders van de betrokken kinderen. Later in de discussie bleek dat Wachtmeester ook alles had gedaan om die dieptejournalistiek te verhinderen. Buitenlandse journalisten die het dorp in wilden had hij gedreigd met twee dagen opsluiting, alsof dat tot zijn bevoegdheden hoorde. Je gelooft je oren soms niet.

Verplicht aangeven of melden

Een niet onbelangrijk verschil tussen de Verenigde Staten en Nederland is ook het feit dat er in de VS een aangifteplicht bestaat, die berust op de zogenaamde Reporting Laws. Artsen, tandartsen, verpleegkundigen, andere gezondheidswerkers, onderwijzers, jeugdwerkers, psychologen, maatschappelijk werkers, maar ook commerciële film- fotografiebedrijven zijn verplicht om kindermishandeling te rapporteren als ze daarmee geconfronteerd worden. Zowel lichamelijke mishandeling als verwaarlozing, zowel seksueel misbruik als seksuele exploitatie. Ze moeten het melden aan wettelijke instanties of aan sociale diensten en ze worden daarbij vrijgesteld van vervolging. Het niet melden van een geval van kindermishandeling levert juist wel straf op. Uit de discussie, zowel in Rotterdam als in Groningen, bleek dat in ons land maar weinigen voelen voor zo'n wettelijke aangifteplicht.

Heel anders ligt het voor een meldplicht bij de Bureaus Vertrouwensartsen. Met name prof. Jaap Doek meent dat zoiets onontkoombaar is en hij krijgt daarvoor veel steun. Ikzelf zou meer voelen voor een code, een duidelijke werkafspraak binnen verschillende beroepen waarin gewerkt wordt met kinderen. Daardoor zou er een morele dwang zijn op het melden van gevallen van (seksuele) kindermishandeling die men in zijn beroep tegenkomt. Strafbaar stellen van het niet melden van een vermoeden op kindermishandeling lijkt mij nauwelijks haalbaar.

Preventie-programma's

Veel aandacht werd gegeven aan preventie, dat wil zeggen aan het voorkómen van seksueel misbruik van kinderen. Meestal richt men zich dan op twee groepen, op de kinderen zelf en op de eventuele daders. Kinderen moeten er van overtuigd worden dat hun lichaam van henzelf is. Niemand mag aan ze zetten als ze dat niet willen. Men moet kinderen steunen in hun eigen gevoelens, en in het vermogen om nee te zeggen tegen iets dat ze niet willen. Maar kunnen kinderen al duidelijk aangeven wat "goede" aanrakingen zijn, die horen bij de verzorging en "slechte" aanrakingen die niet nodig of die seksueel verkennend zijn? De Amerikaan Jon Conte vertelde daar uitgebreid over, aan de hand van uiteenlopende onderzoeken. Daarnaast probeert men kinderen er van te overtuigen dat ze ook door eigen familie, of door iemand die ze heel goed kennen, op een onprettige manier benaderd kunnen worden. Dit blijkt een van de meest moeilijke opgaven voor kinderen te zijn. Sommige twijfelen aan de wenselijkheid om kinderen al vroeg zo argwanend te maken. Ik ben daar zelf ook erg onzeker over. Ik vrees wel eens dat we met het zo sterk benadrukken van je "private parts" (geslachtsdelen) op de verkeerde weg zijn en misschien toekomstige volwassenen kweken met een overdreven preutsheid. De evaluaties tot nu toe zijn vooral gericht op het feit of kinderen feilloos kunnen aangeven wat "goede" en wat "slechte" gevoelens zijn, maar hoe gaan diezelfde kinderen daarmee om als ze volwassen zijn? Zijn het dan seksueel harmonische wezens of zitten ze in de wachtkamer bij de seksuoloog?

Tenslotte wil men kinderen leren om kritischer te staan tegenover het begrip "geheim". Veel kinderen vinden het zalig om een geheimpje te hebben en veel opvoeders spelen daar ook graag op in. "Dan hebben jij en ik een geheimpje en dat zeggen we niet tegen oma," zegt opa. Maar dat wil men nu doorbreken door kinderen te leren dat sommige geheimen niet bewaard moeten worden. In Nederland zijn we druk bezig met het uitwerken van de slagzin "Over sommige geheimen moet je praten".

Daar sluit nog bij aan een soort ondersteuningssysteem: je moet kinderen leren bij wie ze voor hulp terecht kunnen als iemand iets doet wat ze niet leuk vinden. Of als iemand ze dwingt tot het aanraken van intieme lichaamsdelen.

Men noemt dit allemaal primaire preventie, omdat het er op gericht is te voorkomen dat kinderen ooit seksueel worden misbruikt. Maar primaire preventie kan ook gericht worden op toekomstige daders.

Hierbij blijkt dan weer een verschil tussen de Verenigde Staten en Nederland. In ons land richt men zich vooral op de doorbreking van de machtsongelijkheid tussen jongens en meisjes. Men hoopt dat er later geen incestueuze verlangens ontstaan.

Ik vrees dat we op deze congressen onvoldoende aandacht geven aan verstandige seksuele opvoeding, als deel van de preventie. Ik had graag een workshop geleid over "seksuele verwaarlozing", maar daarvoor had de congresleiding geen belangstelling.

Video en film

In Groningen liep er drie dagen lang een continu video-programma met al het materiaal dat we in ons land hebben. Je kon dus weer even bijtanken. Op de eerste avond was er ook de première van een lange (82 minuten!) video-productie, "Mijn vader is twee mensen", gemaakt door SolFilm in Breda. De titel slaat op het feit dat de vader zowel incest-pleger is als je eigen vader. Het blijft je vader, je hebt er maar één. In de video wordt uitvoerig getoond hoe het toegaat in huize Clara Fey in Roermond en wat de daar verblijvende meisjes hebben meegemaakt. Anneke Hopmans, de regisseuse, heeft zeven weken zelf gewoond in Clara Fey en de opnamen zijn dus van binnenuit gemaakt. In Clara Fey is men over het algemeen nogal gericht op het herstellen van het contact met de vader, die echter wel zijn schuld moet bekennen en zijn leven moet beteren. Bijna anderhalf uur is wel erg lang. Wat mij betreft zou de film wat sneller gesneden mogen worden. Voor de buitenlanders was de film al Engels ondertiteld, dus we kunnen er internationaal de boer mee op.

Eén middag had ik me opgegeven voor een toneelsessie door theathergroep Steil van "Dossier Tamar", waarbij alle deelnemers bereid moesten zijn om van twee tot vijf uur 's middags aanwezig te blijven. Met z'n dertigen in de kleine theaterzaal van de Oosterpoort hebben we daar meegedaan aan een "model spel" waarmee onderwijzenden en schoolartsen kunnen leren om incestvragen te hanteren.

Eerst werd een video vertoond over de thuissituatie van het meisje Tamar, waar vader slinkse toenaderingen tot zijn dochter onderneemt. Dan wordt er op het toneel een stuk opgevoerd, waarbij Tamar bij de schoolarts komt. Dat wordt twee keer opgevoerd, eerst echt en daarna in de vorm van "instaptheater". Je kon ingrijpen in de situatie door de handeling stil te zetten en zelf de rol van de betrokken schoolarts over te nemen. Onze groep was zo spielfreudig dat er voortdurend "stop" werd geroepen, waardoor we aan het eigenlijke thema pas heel laat toekwamen. Hoe moet je omgaan met een meisje dat zwakke, maar onmiskenbare signalen uitzendt over een seksueel afgedwongen situatie thuis. Een indrukwekkende ervaring.

Voor straf een zoen?

Op de laatste middag was er een optreden van Theater van Wanten uit Utrecht, met het stuk "Voor straf een zoen". Een spelprogramma voor de bovenbouw van het basisonderwijs. Men wil daarin de weerbaarheid van kinderen tegen ongewenste intimiteit en seksueel misbruik vergroten. Uit een heel lang programma van drie uur had men een aantal scènes genomen die tezamen één uur duurden.

Heel herkenbare situaties. Eerst de lieve tante, die alsmaar wil knuffelen en de kinderen haar overdadigheid opdringt. Daarna een bizarre scène waarin twee zogenaamde kinderlokkers zich rechtstreeks tot het publiek wenden en oproepen tot het stellen van vragen. Een volwassen publiek weet daar niet zo goed raad mee. Kinderen schijnen spontaner te reageren.

Tenslotte doen de beide kinderlokkers hun jas open, en daar hangt dan een heel klok- en hamerspel. Meer onsmakelijk dan realistisch, om het zo eens te zeggen. En ook een beetje verwarrend, omdat kinderlokkers natuurlijk niet hetzelfde zijn als exhibitionisten.

In de derde scène gaat het erom dat een meisje tegen haar zin in seksueel is gebruikt, maar dat thema gaat geheel verloren in een fleurig spel met veel lappen en drukte. Het theaterinstinct van de spelers heeft het gewonnen van de inhoudelijke benadering. Je moet als kind wel erg themagericht zijn wil je hier de diepere achtergrond meepikken.

Het spel is ontwikkeld op initiatief van drie Utrechtse RIAGG's als onderdeel van een preventieproject over seksueel misbruik. Als ik op een Utrechtse RIAGG zat was ik toch niet helemaal gelukkig met de uitwerking van dit stuk. In NRC-Handelsblad werd de bespreking ervan gevolgd door een fel commentaar van Rudi [Rudy] Kousbroek. Hij vond dat door dit stuk "weerloze mensen werden geterroriseerd". Op foto's was te zien "dat een vrouw, ten overstaan van een aantal schoolkinderen, een blote en behaarde rubberen mannenbuik had voorgebonden, waaronder een mannelijk geslachtsorgaan van forse afmeting bungelt". Ik heb vooral twijfels over de duidelijkheid. Een vrouw, verkleed als een man, die bij het opendoen van "zijn" jas een mannelijk geslachtsorgaan toont is in de eerste plaats onduidelijk. Dat had de theatergroep Van Wanten zich moeten realiseren. En Rudi Kousbroek zou eerst eens wat moeten lezen over incest. Bijvoorbeeld het onderzoek van Nel Draijer. Wellicht begrijpt hij dan hoe reëel het probleem is van seksuele kindermishandeling en hoe moeilijk het is je daartegen te bewapenen. (wordt vervolgd)

bron: Artikel 'Amerikanen en Nederlanders over incest' door Philip den Bouwmeester (pseudoniem van Frits Wafelbakker); Deskundologica 123; Sekstant; 1989