Commentaar op het Eindrapport van de Adviescommissie-zedelijkheidswetgeving

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

De bovenstaande organisaties [Coornhertliga, Humanistisch Verbond, Belangenvereniging Minderjarigen, Nederlandse Federatie Jeugd- en Jongerenwerk, Vereniging voor Socialistische Opvoeding, Protestrantse Stichting voor Verantwoorde Gezinsvorming, NVSH, NVIH COC, Ds. A. Klamer (radiopastor)] hebben zich beraden over de inhoud van het op 2 juli 1980 verschenen eindrapport van de adviescommissie-zedelijkheidswetgeving. Dit heeft geleid tot het hiernavolgende gezamenlijke commentaar. [...]

In het rapport wordt voorts geen melding gemaakt van de adviezen die naar aanleiding van de door de commissie zelf ingestelde enquète zijn uitgebracht. Hieruit zou een genuanceerder beeld naar voren zijn gekomen dan hetgeen het rapport nu geeft. Zo werd voor een aanzienlijk of volledige decriminalisering van sexuele contacten met jeugdigen gepleit door organisaties [Genoemd zijn de organisaties die een verdergaande decriminalisering bepleitten dan een verlaging van de leeftijdgrens tot veertien jaar.] als de Nederlandse Orde van Advocaten, de Nederlandse Jeugdgemeenschap, de Katholieke Jeugdraad voor Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Psycho-analyse en het Psycho-analytisch Genootschap, het Genootschap voor Medische Seksuologie, het Protestants Verbond voor Kinderbescherming, het Algemeen Verbond voor Kinderbescherming, de Dr. Rutgersstichting, de Coornhertliga, de Bond voor Vrijheidsrechten, de Humanistische Stichting Socrates, het Nederlands Instituut voor Sociaal-Seksuologisch Onderzoek en in later stadium het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid. [...]

Stelt u zich voor dat alle initiatieven in een situatie van ongelijkheid strafbaar zouden zijn. Het gaat er juist wel om of, en zo ja hoe, een dergelijke situatie wordt gebruikt. De commissie schijnt zich onvoldoende rekenschap te hebben gegeven van de complexiteit van het tot stand komen van seksuele relaties, een complexiteit die vaak niet te vangen is in het simpele model waarin het initiatief geheel aan één kant ligt en de ander willoos wordt gebruikt. Wat te doen bv. wanneer een kind enthousiast ingaat op een initiatief. Wat te doen als het initiatief bij het kind en de volwassene stelt daarna voor, hetzelfde nog eens te doen? En: wat te doen in het geval van een langer durende relatie? Is het, waar men elkaar goed kent nog relevant wie steeds waartoe het initiatief nam, nog afgezien van de vraag hoe dit achterhaald moet worden? Wanneer er sprake is van een relatie is er doorgaans sprake van wederzijdse initiatieven: een reageren op elkaar. Het beeld dat de commissie voor ogen staat is te beperkt. [...]

Wij zijn van mening dat voor gevallen waarbij er niet van een afhankelijkheidsrelkatie sprake is de leeftijdsgrens van 16 jaar te hoog is. Voor de door ons beoogde extra bescherming kan een leeftijdsgrens van 12 jaar in de praktijk bruikbaar worden genoemd; dit vooral op basis van ontwikkelingspsychologische gronden.

bron: 'Commentaar op het Eindrapport van de Adviescommissie-zedelijkheidswetgeving' door zie citaat; 1981?