Diskussie over pedofilie en hulpverlening

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

[Wijnand Sengers, zenuwarts, verbonden aan de Medische Fakulteit te Rotterdam]: Het gaat er mij als hulpverlener niet om dat hij accepteert wat in hemzelf aanwezig is. Het gaat mij er om het probleem waarmee hij zit zo te bejegenen dat het uitmondt in een verheldering van dat probleem. Die verheldering kan leiden tot verzet of tot acceptatie. Dat is zijn zaak en niet die van mij als therapeut. Het gaat er mij om dat de pedofiel zijn situatie met al zijn facetten duidelijk voor zich ziet. Het is aan hem om te besluiten wat te doen. De een zal op godsdienstige gronden zeggen dat wat hij zou willen niet kan en mag. Een ander doet dat op praktische gronden, bij voorkeur [voorbeeld?] vanwege de strafbaarheid. Weer een ander probeert er toch wat van te maken door een relatie met een kind aan te gaan, eventueel met goedkeuring van de ouders. Ofwel iemand gaat aktie voeren om de pedofilie in de samenleving meet geaccepteerd te krijgen. [...]

[Ben Witte, sociaal-sexuoloog, verbonden aan het NISSO te Zeist]: Toch heb ik de indruk dat de reaktie op pedofiele handelingen ook extra emotioneel is omdat het iets met sex te maken heeft. We zijn gevoelig voor de bescherming van onze kinderen én we hebben een nogal negatieve gefrustreerde houding tegenover de sexualiteit. Samen leiden die tot een nogal explosieve emotionele reaktie op pedofiele handelingen. De veronderstelling die hier meespeelt is dat de sexualiteit die het kind met een oudere zou beleven voor het kind schadelijke gevolgen heeft. En dat nu is maar net de vraag - Ik zie nu even af van de reakties van ouders etc. die uiteraard wel tot schadelijke gevolgen leiden. Voorzover ik weet is het schadelijk effekt van een sexuele relatie tussen kind en volwassene niet aangetoond. Of zou je moeten stellen dat de samenleving het recht, zelfs de plicht heeft om pedofiele relaties tegen te gaan zolang ze het vermoeden heeft dat het tot schadelijke gevolgen zou kunnen leiden? Blijft de vraag waarop dat vermoeden dan steunt. En de vraag of - als dit vermoeden al juist is - de houding van de samenleving zelf niet uiteindelijk de oorzaak is van de schade. [...]

Sengers: Als ik een kind op mijn schoot heb en ik krijg de neiging om het te strelen, dan zal ik het toch niet doen. Al was het alleen maar omdat je denkt dat het niet kán.

[Tom Fris, psycholoog, werkzaam bij de gemeentepolitie te Amsterdam]: Ik heb twee zoontjes. Als wij met elkaar stoeien heeft dat toch ook een sexueel aspekt. Maar dat heeft geen nadruk en ik ervaar dat ook niet als belangrijk.

Witte: Ik wil nog verder gaan. Ik heb drie zoontjes, geen dochtertje. Ik heb er geen moeite mee om de jongens te strelen, ook bij hun scrotum of aan hun piemeltjes. Als ik een dochtertje had zou ik haar toch niet zo gemakkelijk in haar vagina kietelen of strelen. Terwijl ik toch niet weet wat daar op tegen is. [...]

Fris: Je kunt de zaak ook heel pragmatisch benaderen. In de eerste plaats weten we niet zeker, maar hebben we het vermoeden, dat pedofiele relaties niet goed zijn voor het kind. En zolang we niets méér weten geeft ons dat het recht, lijkt me, om er tegen te zijn. In de tweede plaats zitten we met het gegeven dat de meerderheid in de samenleving pedofiele relaties gewoon niet accepteert - of ze daar nu gelijk in heeft of niet. Dit betekent dat je de pedofiel geen dienst bewijst als je hem zou helpen zijn verlangens te accepteren en te aktualiseren. Het betekent ook dat de wetgever de wet niet kan veranderen - zolang die meerderheid er zo over denkt.

bron: Artikel 'Diskussie over pedofilie en hulpverlening' door B. Witte; MGV (Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid) 28ste jaargang, nr. 4, 1973