Eén week...

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Popke

Door mijn eigen "domme schuld" zit ik met een onverwerkt stuk verdriet. Hoe vaak heb ik mezelf al niet voorgenomen niet meer verliefd te worden of van iemand te gaan houden. Helaas, ik kan er niets, nee, echt helemaal niets aan doen. Jarenlang ben ik bezig geweest met therapieën, om het hoe en waarom van mezelf te ontdekken, met als gevolg dat ik niet minder, maar juist meer van anderen ben gaan houden en in de eerste plaats meer van kinderen.

Kort geleden ben ik meegeweest als 'leiding' van een kindervakantiekamp. M'n rugzak vol bepakking en m'n geest vol met goede voornemens. Niet verliefd worden en me aan "de regels van de wet" houden. Maar o wee, het pakte zo heel anders uit... Het noodlot wilde, dat Harald, een jochie van zes, ook aan hetzelfde kindervakantiekamp meedeed, in dezelfde tent sliep en wel pal naast mij! Echt, het was zuiver toeval dat hij naast me sliep. Toen hij z'n plaatsje had uitgezocht, gooide hij de helft van z'n deken over de plaats naast hem en zei: "Jij kunt mooi naast mij slapen, dan krijg je 't ook niet koud". Wat een ontroerend gebaar van hem. 's Avonds, wanneer de kinderen in de slaapzak lagen, vertelde ik een verhaal; en wanneer ze er op aan drongen, nog één. Daarna moest het stil zijn op het kamp en ik bleef dan in de tent wachten, totdat de ergste herriemakers sliepen.

Harald echter was geen herriemaker, nee, hij was juist heel lief en gehoorzaam. Ik kan bijna niet onder woorden brengen hoe lief. Overdag bijvoorbeeld probeerde Harald zich groot te houden, maar 's avonds zat ie vol verdriet, dan lag hij stilletjes te huilen. Ik lag dan naast hem en streelde over z'n koppie en rug. Snikkend vertelde hij me dan dat hij z'n moeder miste en dat ie naar huis wou. Au, wat deed dat me zeer. Ik kon dan ook wel janken en vertelde hem dat ik hem graag wilde helpen, maar dat ik niet wist hoe. Ik fluisterde hem wat toe, dat ik hem heel, heel, heel erg lief vond. Soms verscheen er dan een glimlach om z'n mond. Schattig hè, een betraand gezichtje met een glimlach! Harald vertelde me dat hij naar het kamp was gegaan omdat het goed voor hem was, een keertje van huis. "Wat flink", zei ik dan en vroeg of ie 't ook wel leuk vond. "Nee, niet leuk". Of hij mij wel lief vond. "Ja, heel lief". Ik streelde hem over z'n hele lijfje. Dat vond ie heerlijk. Elke avond viel hij onder mijn strelende handen in slaap. 's Morgens werd ik wakker gemaakt door zijn strelende handjes in mijn baard. O, wat was dat jochie lief.

Het was een spontaan kereltje. Wanneer er een groepsspelletje met de kinderen werd gedaan, en er moest b.v. iemand buiten de kring, dan was hij de eerste die zich daarvoor aanmeldde, maar o wee als hij de groep weer in moest, dan was ie zo verlegen. Menig keer heb ik er voor gezorgd dat hij "z'n gezichtje" niet verloor. Ik begrijp en weet maar al te goed wat voor problemen verlegenheid met zich mee brengt. Ik begon zoveel van hem te houden dat mijn hart open ging. Ik voelde dat ik zag wie hij werkelijk was, van buiten én van binnen. Ik heb geprobeerd hem veiligheid, steun en liefde te bieden. Toen hij weg was heb ik staan janken. Niet genoeg dus, want ergens diep van binnen doe ik het nog.

Gelukkig heb ik nu weer m'n "eigen" kinderen, de kinderen van m'n werk, waar ik ook zielsveel van houd. Bij m'n verdriet moet ik maar niet te lang stilstaan. Ik heb nu weer een heleboel andere dingen aan m'n hoofd, maar of ik weer een kinderkamp ga doen? Ik weet het niet. Pijn heeft het wel opgeleverd, maar ook een week vol liefde!

bron: 'Eén week...' door Popke; Martijn, nummer 23; oktober 1984