Het keerpunt

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Dr. Frits Bernard

In der Rarität
liegt der Wert


Tot ver na de Tweede Wereldoorlog waren alle seksuele contacten met minderjarigen onder de 21 jaar strafbaar. Tijdens de oorlog (1940-1945) was er zelfs geen leeftijdsgrens, dat wil zeggen homofiele contacten waren over de hele linie verboden. Later werd het 18 en nog later 16 jaar. Ook de 12 jaargrens werd ingevoerd als klachtendelict en ook weer afgeschaft. Thans vindt men 16 redelijk en voor betaalde contacten 18. Wat wordt in de eenentwintigste eeuw de leeftijdsgrens zou men zich kunnen afvragen. Komt er binnen de Europese Unie uiteindelijk een uniform age of consent? Het zou in de lijn der verwachtingen kunnen liggen.

Het volgende overzicht kan niet anders dan fragmentarisch zijn. Een beperkt aantal markante ontwikkelingen en uitspraken worden opgesomd die het historisch verloop markeren. Terugkijkend komen sommige opvattingen en beweringen nu over als verbluffend, vooral omdat deze van officiële zijde naar voren gebracht werden. De conclusies zijn er niet minder om.

De emancipatie en integratie van mensen met manifeste pedofiele gevoelens verliepen gedurende de twintigste eeuw grillig. Ik heb daar over o.a. uitvoeriger bericht in mijn essay The Paedophile Emancipation Movement in the Netherlands (in: Dares to Speak, Historical and Contemporary Perspectives on Boy-Love, edited by Joseph Geraci, GMP Publishers Ltd, Swaffham, England, 1997).

Emancipatie (lat. emancipatio) betekende in het Romeinse recht de bevrijding van de macht van de pater familias. Later kreeg emancipatie de betekenis van respectievelijk vrijmaking of vrijwording en gelijkstelling in ruimere zin. Zo spreekt men b.v. van emancipatie van slaven.

Integratie betekent het opnemen in een geheel. Ook spreekt men van wezenlijk tot het geheel behoren. Ondanks alles blijken mensen met pedofiele gevoelens over het algemeen in staat te zijn zich aan te passen, te integreren.

De emancipatiebeweging van pedofielen kwam moeilijk op gang in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Eerste stap was de start van de Enclave-Kring (tevens uitgeverij) in Den Haag. De novelle Vervolgde Minderheid, geschreven in 1958, betekende een duidelijk keerpunt, een cruciaal moment, hier wordt immers voor het eerst het begrip minderheid ingevoerd in samenhang met mensen met pedofiele gevoelens. Dat was een nieuwe zienswijze en de term seksuele minderheid was geboren. Mensen met pedofiele gevoelens kregen hierdoor een plaats in het grotere geheel, hetgeen het proces van de identificatie kon vergemakkelijken (je bent niet alleen). Een basis om het wijgevoel te versterken.

Wat ik het pedofiele eenzaamheidssyndroom noem, dat in extreme gevallen tot monofobie (eenzaamheidsnood) en zelfmoord kan leiden, wordt vaak onderkend. Dit syndroom (Gr. samenloop, samenscholing) is een complex van symptomen, die meestal tezamen voorkomen en in combinatie het syndroom vormen. Het lezen van boeken, romans en verhalen over pedofiele verhoudingen, kan een grote steun zijn en soms zelfs levensreddend. Zulke gevallen worden in de literatuur beschreven.

Vervolgde Minderheid legde ook een verbinding naar de toekomst. De pointe aan het eind van het boek was een duidelijke voorspelling: …als zij zich eens kenbaar zouden maken op een vastgesteld tijdstip, dan zouden ze een groep kunnen gaan vormen en een zekere invloed kunnen doen gelden… (eerste druk 1960, blz. 163). Een vroege verwijzing naar de werkgroepen pedofilie die in Nederland en ver daarbuiten later zouden ontstaan.

De belangrijke tweede stap, nu binnen het kader van de NVSH omstreeks 1969 zou zonder de eerste nauwelijks mogelijk geweest zijn. Het eerste grotere coming out vond plaats in Breda in 1972.

Een eerdere poging een centrum voor pedofielen op te richten binnen het COC in 1962 lukte net niet. Het was te vroeg, de tijd was er nog niet rijp voor.

De novelle verscheen in de loop der jaren in meerdere oplagen, landen en talen. De betekenis van het boek zat in de markering van het keerpunt en de voorspelling. De Franse uitgave (1992) heeft als aanhangsel een uitgebreid historisch overzicht (annotations).

Sinds het verschijnen van het boek, nu bijna vijftig jaar geleden, is het begrip seksuele minderheid ingeburgerd en wordt het ruimer toegepast. Dat is echter snel aan het veranderen.

We leven in een tijd van snelle omwentelingen. Er kwam een kentering en mensen met pedofiele gevoelens zijn weer in moeilijk vaarwater geraakt. De globalisering werkt negatief. Een derde poging zal er komen, vroeg of laat. Immers nothing is for ever. Vrijwillige (consensual) pedofiele contacten zouden zoveel mogelijk, en binnen grenzen, uit de criminaliteit gehaald moeten worden teneinde de thans heersende en hardnekkig voortdurende hysterie een halt toe te kunnen roepen.

Ik citeer hier uit het officiële Speijer-Rapport, Tweede Kamer der Staten-Generaal (ontwerp van wet: intrekking van art.248bis van het Wetboek van Strafrecht) zitting 1069-1970, het volgende: 'Door gebrek aan contacten en initiatiemogelijkheden kan de jongere lange tijd in een soort vacuüm blijven verkeren. De behoefte aan zelfherkenning is hier bijzonder dringend.

Meer openheid en meer contactmogelijkheid zal niet alleen de jeugdige homoseksueel in zijn problemen van rijping helpen, maar kan ook voor de heteroseksuele jongen een positief aspect hebben. De Amerikaanse psychiater Sullivan legde in zijn werk sterk de nadruk op de behoefte aan nauwe relaties in de pre-adolescente fase. Daarbij acht hij het in hoge mate wenselijk, dat deze relaties een grote intimiteit bereiken.'

Natuurlijk zullen niet alle leden van deze commissie, ingesteld door de Gezondheidsraad, het eens zijn geweest met deze bewering of stelling. Maar toch.

Tien jaar later lezen wij o.a. in het Eindrapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving, voorzitter Prof. Mr. A. L. Melai (Stafbureau Voorlichting Ministerie van Justitie, Staatsdrukkerij, 's Gravenhage 1980) het volgende: 'De vraag is dan ook niet of de strafrechter jeugdigen de beleving van hun seksualiteit moet ontzeggen, maar of hij jeugdigen het recht op een eigen beleving van hun gevoelens moet waarborgen'.

De zedenwetgeving werd gewijzigd. Altijd strafbaar blijft seksueel contact met iemand beneden de leeftijd van 12 jaar (ambtshalve vervolgbaar). Ingevoerd werd het z.g. klachtvereiste (klachtdelict) voor seksuele contacten met iemand tussen de 12 en 16 jaar, die zijn alleen vervolgbaar als er een klacht wordt ingediend door de jeugdige zelf, door haar of zijn wettelijke vertegenwoordiger of door de Raad van de Kinderbescherming. Dit was vooruitstrevend en uniek. Men was op de goede weg. Inmiddels is echter deze wet weer afgeschaft en geldt weer de 16 jaargrens.

Het Speijer-Rapport en dat van Melai zijn op de achtergrond geraakt maar blijven wel deel uitmaken van de geschiedenis sinds de jaren vijftig.

Dat was ruim vijfendertig en vijfentwintig jaar geleden. Laat ons nu terugkeren naar het heden. Het vraagstuk rondom de seksuele minderheid is nog steeds actueel, eigenlijk actueler dan ooit in deze tijden van repressie en onderdrukking, criminalisering, medicalisering en demonisering. Dus: permanente kwetsbaarheid.

En wat te denken van de volgende maatregel die verschillende luchtvaartmaatschappijen heden ten dage hanteren ten aanzien van mannelijke passagiers? Volgens de nieuwe richtlijnen mogen zij niet meer naast kinderen zitten die zonder begeleiding reizen. Heeft men er wel eens bij stilgestaan wat voor negatieve invloed dit op kinderen kan hebben? Kweekt men hierdoor geen algemene angst voor volwassenen? Schiet de pendel hier niet te ver door? Dit is een maatregel tegen mannen in het algemeen die zeker niet door mannen is bedacht.

Kinderen groeien nu op in een vijandige leefwereld. De beleving van een essentieel deel van hun seksualiteit wordt hen ontzegd. We moeten ons zorgen maken over de opgroeiende generatie! Ook kinderen behoren nu tot een grotere minderheid van permanent kwetsbaren.

Aan de emancipatie zal nog hard gewerkt moeten worden, gebruik makend van een uitgebalanceerde en vooral actieve strategie. Actie voeren behoort dan weer tot de opties. Alert blijven is het devies en inspelen op de mogelijkheden.

We Shall Overcome! blijft in het vaandel staan.

Conclusie
Uit bovenstaand overzicht komt duidelijk naar voren hoe merkwaardig de ontwikkelingen in sexualibus waren in de twintigste eeuw. De leeftijdsgrens heeft iets magisch gekregen, alsof deze alleen zaligmakend is. De eindconclusie moet dan ook zijn, dat de maatschappij geen raad weet met het verschijnsel en nog verder dan ooit verwijderd is van een eindoplossing. Zo die er ooit komt.

Justitiam quo vadis?

Literatuur
Sullivan H.S.: The Interpersonal Theory of Psychiatry, New York, 1953.
Bernard, F.: Controverse, OK magazine, nummer 92, Amsterdam, juli 2005 (ook www.martijn.org).


10 december 2005

bron: Artikel 'Het keerpunt' door Dr. Frits Bernard; OK Magazine, nr. 94; juni 2006