Het zwijgen voorbij

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Frans Gieles

Intern diskussiestuk voor werkgroepen die tegen de stroom in willen zwemmen op het gebied van kindersexualiteit.

Inleiding

Dit stuk is samengesteld door de secretaris door de secretaris van het LWPG-platform. Hij heeft in de loop der tijd in en rond het LWGP-platform naar voren zijn gebracht en die nadere bezinning verdienen. Zo zullen onder anderen B.F., J.W., R.K., J.S. en P.S. [edit namen] door hen geopperde ideeën in dit stuk herkennen. Het bijeenzetten is geschied zonder 'auteurs-verwijzing'.

Het stuk is in een eerste versie, een 'klad' zogezegd, voorgelegd aan genoemde personen en enkele anderen. W.G. [edit] en de schrijver, Frans Gieles, hebben er een tweetal brainstormingsbijeenkomsten aan gewijd, waarna het 'klad' in twee stuurgroepsvergaderingen van de werkgroep Nijmegen is besproken. Een en ander heeft geleid tot deze versie.

De bedoeling van het stuk is om de strategie-diskussie een startpunt te geven; bedoeld is de diskussie over de strategie van werkgroepen pedofilie, jeugdemancipatie en verwante groeperingen. De uitgangsgedachte is namelijk dat over die strategie (de koers, de doelen, de middelen, de manieren) opnieuw grondig nagedacht dient te worden " 'cause the times they are changing", maar ánders changing dan Bob Dylan voor ogen stond. Het voorstel is om voor die diskussie ook de tijd te nemen.

Het stuk beoogt dan ook de diskussie te starten, niet te beslechten. Waar de toon misschien wat 'zeker weten' overkomt, dient dit opgevat te worden als uitdaging, als prikkel tot denken en praten, tot het ontwikkelen van bredere en scherpere analyses, visies en handelingsideeën.

Een praatstuk werkt middels woorden - en taal bevat valkuilen. Woorden als 'homosexualiteit' en 'pedofilie' bevatten zulke valkuilen, het denken in hokjes bijvoorbeeld. Anderzijds kun je niet heen om woorden en zijn we aangewezen op onze taalschat.

In dit stuk wordt onder
- 'pedosexualiteit' verstaan: alle vormen en uitingen van sexualiteit tussen volwassene(n) en kind(eren), onder
- 'pedofiele relaties' wordt verstaan: vriendschappelijke verhoudingen tussen volwassene(n) en kind(eren), terwijl onder
- 'kindersexualiteit' wordt verstaan: alle vormen en uitingen van sexualiteit van kinderen.

Deze begrippen kunnen elkaar ten dele overlappen.

I. Confrontatie met feiten

1. Het zwijgen is doorbroken - en hoé!

Nog maar kort geleden, in 1988 en in 1986, vond in de gemeenteraad van Nijmegen het openbare debat plaats over de subsidie-aanvraag van de Nijmeegse werkgroep Pedofilie. Een van de argumenten - voor de werkgroep zeker niet het eerste argument - maakte in het debat nogal wat tongen los; het heette toen de "ont-taboeïsering van pedofilie" en dat sprak een aantal linkse raadsleden wel aan: het taboe moest doorbroken worden. De onderliggende gedachte was, ook bij de werkgroep: als het taboe maar eenmaal doorbroken is, dan zal het wel beter gaan. Leuk idee, maar ligt het wel zo simpel?

Wat is eigenlijk een taboe? "Een kennelijk als beschaafd beschouwde gewoonte om bepaalde verboden bijna vanzelfsprekend in acht te nemen," aldus dr. P. Kapteyn in De Telegraaf van 24 sept 1988. Je zou dus kunnen zeggen dat een taboe twee aspecten verenigt: het is een verbod waarover men zwijgt; iets is verboden te doen en over dat verbod is het tevens verboden te spreken.

De onderliggende gedachte van de linkse gemeenteraadsleden, van de werkgroep en wellicht van meerderen in de pedobeweging was dus ongeveer deze: als we nu eerst dat zwijgen verbreken, kunnen we het doe-verbod bespreken, bediscussiëren en wie-weet opheffen. En zelfs de rechtse raadsleden hadden die gedachte en daarom stemden ze tegen de subsidie, uit angst dus dat het doe-verbod in de diskussie zou sneuvelen.

Nou... het zwijgen IS doorbroken; over pedosexualiteit en pedofilie wórdt gesproken. De media staan er bol van. "Pedosexualiteit komt voor en is heel gewoon" zeiden wij, mensen uit de pedobeweging, in onze poging het zwijgen te doorbreken. Jawel: iedereen heeft er nu weet van dat ieder kind een sexueel geheim kan hebben, dat in iedere brave huisvader, oom, buurman, groepsleider of scoutingleider de pedosexueel kan schuilen.

Dat zwijgen is niet eens zozeer door ons verbroken: eerder door kinderen en volwassenen die vertelden uit hun jeugd. Vooral de meisjes en vrouwen hebben hun mond open gedaan over hun ervaringen. Alsof er een dam doorbrak kwamen er verhalen los over nare ervaringen, naar velen zeggen nog maar het topje van een ijsberg.

Maar het spreken was eenzijdig, er is nóg een ijsberg en die komt niet naar boven maar duikt onder: de positieve ervaringen rond pedosexualiteit. Deze worden meer dan ooit verzwegen. Verhalen van positieve ervaringen in pedofiele relaties zijn meer dan ooit taboe: men wordt geacht ze niet te hebben en daarover niet te spreken. Pedofilie is meer dan ooit taboe, kindersexualiteit evenzo.

2. Er is een klimaat ontstaan

De relatieve openheid en tolerantie van de jaren zeventig is in de tachtiger jaren grondig veranderd in een klimaat van repressie, waarin sexualiteit ván kinderen ontkend wordt en sexualiteit mét kinderen vervolgd wordt. En niet alleen sex, ook alles wat daar maar even naar zweemt of zou kunnen zwemen.

Wat wij 'strelen' noemen heet 'betasten', dát heet 'ontucht'. En in alle ontuchtzaken moet direct huiszoeking worden gedaan, moet preventieve hechtenis worden opgelegd en seponeren lijkt verleden tijd, hooguit voorwaardelijk seponeren, zelfs voor het geven van een zoen.
Kinderen die contact zelf zochten zijn 'slachtoffertjes', zelfs als ze alleen maar op een foto staan. Alle bloot is 'porno'. Wie durft in dit klimaat nog een kind te knuffelen, op schoot te troosten? Wie durft nog voor te stellen de 'wettelijke leeftijd' te verlagen? Dat lijkt onmogelijk in dit klimaat.

3. Pedobeweging: erken de feiten

Het zwijgen is doorbroken, het verbod is versterkt.
Het zwijgen is eenzijdig verbroken, pedofilie en goede ervaringen zijn taboe.
De doelen van de pedobeweging zijn niet bereikt.
Kennelijk is niet de juiste strategie gebruikt.
De pedobeweging zelf is klein gebleven; er is geen brede achterban. Het is zeg-maar niet gelukt om niet-pedo's mee te krijgen. Het woord 'jeugd-emancipatie' lijkt verworden tot een zeventiger-jaren-woord waar je nu geen mensen meer achter krijgt, nog in het minst de jeugd zelf. Wie doén er aan jeugdemancipatie: "Een groep van tien mannen" meldde het ANP correct en subtiel.
De werkgroepen pedofilie hebben nog één acceptabel pootje om op te staan: het feit dat ze hulp verlenen wordt nog wel eens gepruimd, het feit dat ze ideeën verkopen niet.

Gehoord hebbend de nare verhalen van de kinderen, moeten we toch erkennen dat er nare verhalen en ervaringen bestáán; daar kunnen we niet meer omheen. We kunnen niet zeggen "Daar hebben wij toch geen boodschap aan, pedofielen doen dat niet". Ze doen het wel - of: óók - en ze zijn net zozeer kinderen van deze tijd, net zozeer emotioneel hongerig, net zozeer slachtoffer van de hongerlijdersmentaliteit. Zeker, zeker, niet ieder doet dit altijd en niet per definitie (zoals tegenstanders wel eens beweren), maar dát het voorkomt moeten we, naast de positieve verhalen, toch maar eens echt erkennen. Oók in pedofiele verhoudingen komen sexueel zeer begerige volwassenen voor, die ook wel dingen doen die kinderen (eigenlijk) niet wilden. Daarbij mag wel opgemerkt worden dat dit in een goede verhouding een snel oplosbaar probleem is dat niet zwaar weegt - misschien zijn die problemen in elke echte relatie wel onvermijdelijk en zelfs vruchtbaar - maar het feit blijft dat er ook vanuit pedofiele verhoudingen nare verhalen te vertellen zijn.

Een en ander noopt tot nadenken, en nadenken begint met het analyseren van de situatie.

II. Aanzet tot analyse

1. Hoezo: analyse?

Met 'analyse' wordt hier bedoeld: een interpretatie van de situatie waarbij de situatie wordt onderscheiden in elementen die, onderling verbonden, vruchtbaar inzicht geven in de situatie en die mogelijkheden tot handelen bieden.

Nu is het punt, dat je eenzelfde situatie op zeer verschillende manieren kunt analyseren. De kunst is dus om een zo juist mogelijke analyse op te stellen. Als beweging staan we voor die taak, we moeten er tijd voor nemen.

Dit hoofdstuk poogt een aanzet te geven voor een juiste analyse. Niet meer dan een aanzet, en misschien zelfs een vrij rommelige. Hieronder worden een aantal ideeën weergegeven die in en buiten de platformdiskussie zijn opgeworpen. De volgorde en ordening is niet echt systematisch, de samenhang nog gebrekkig. Als deze aanzet een rommelige indruk maakt, is dát de stand van zaken in onze diskussie en moeten we doorgaan met het ontwikkelen van een heldere, systematische, goed onderbouwde en voor het handelen vruchtbare analyse.

2. Om welke taboes gaat het?

Als we 'het taboe op pedofilie' analyseren, blijkt het niet om één, maar om meerdere taboes te gaan. Met andere woorden: pedofilie tast meerdere taboes aan die in de samenleving leven.

a. Het doorbreken van de leeftijdsgrenzen
Volwassenen en kinderen worden in onze samenleving vanzelfsprekend geacht apart te leven en alleen binnen de eigen leeftijdsgroep vriendschapsbanden aan te gaan.

b. Homosexualiteit
Indien de pedofiele verhouding tussen man-jongen of vrouw-meisje is wordt ook het verbod op homosexualiteit overschreden. Is homosex dan nog taboe? Jawel: op iedere schoolspeelplaats, in vrijwel alle gezinnen etc etc. Slechts enkele verlichte geesten accepteren homosex écht.

c. De hoeksteen van de samenleving
Intimiteit tussen kinderen en iemand buiten het gezin tast de vanzelfsprekendheid aan van het verbod om buiten het gezin intimiteit te zoeken (uitgezonderd 'verkering krijgen', want dat leidt weer tot nieuwe hoekstenen.)

d. De traditionele opvoeding
Deze is gebaseerd op het manipuleren van de behoeften van het kind, in het bijzonder de behoefte aan affectie. Als een kind buiten de opvoeders affectie kan krijgen, is het bestand tegen deze manipulatie - en waar blijf je dan met het ouderlijk gezag?

e. De monogame norm
Vrijen doe je maar met één, niet met meerderen; dat is vanzelfsprekend en niet ter diskussie. Noch pedo's, noch hun jongere partners houden zich aan die norm. Getrouwde pedo's horen steevast: "Je eet van twee walletjes".
Kinderen vrijen ook wel eens graag met elkaar, hun oudere vriend laat dit gebeuren of doet ook mee: het taboe op groepssex. Sex hoort helemaal apart te gebeuren, niemand mag dat zien.

f. Het asexuele kind
Kinderen worden niet geacht sexuele gevoelens te hebben. Als ze al vrijen, dan is dat omdat de volwassene zijn behoeften wil bevredigen en ze daartoe lokt.

g. Erotiek en lust
Verfijnde erotiek als lustvol gebeuren lijkt niet te mogen bestaan. Alleen erotiek als voorspel op 'het eigenlijke'. Erotiek is daardoor bij voorbaat verdacht als verleidingstactiek tot sex. Pedoverhalen bevatten nu juist veel verfijnde erotiek en overtreden dit taboe.

h. De sexuele armoede van vele volwassenen
In diskussies verschijnt de volwassen sexualiteit steevast als een prima en altijd prettig gebeuren, kindersexualiteit daarentegen als een stuntelig uitproberen. Pedoverhalen echter vertellen van de rijke en speelse sexualiteit van kinderen. Erkenning daarvan lijkt verboden: het zou het gestuntel van volwassenen eens aan de kaak kunnen stellen.

i. De onmacht van de volwassenen
Onze tegenstanders maken van 'het overwicht van de volwassene' bepaald geen taboe: ze voeren het altijd aan en altijd als dé vanzelfsprekende 'natuurlijke' situatie, 'het natuurlijk overwicht' heet het. Wat ze verhullen is de feitelijke onmacht van veel volwassenen (opvoeders vooral) en de feitelijke macht van veel kinderen en hun opvoeders. Zelfs een verhouding van gelijkwaardigheid wordt als mogelijkheid ontkend, en áls die mogelijkheid al genoemd wordt, wordt die meteen ontkracht als doorbreking van 'de' pedagogische relatie.

j. Het (on)veilige gezin
Nare incestverhalen kraken de mythe van het veilige gezin. Merkwaardigerwijs wordt zelden geconcludeerd dat het gezin als instituut dus herziening behoeft; steeds wordt geconcludeerd dat sex (dus erotiek) verboden moet zijn.

A t/m J: tien taboes! Meteen maar even tien aktieplannen opstellen? Nee, er gaan vragen aan vooraf: Wat zijn taboes eigenlijk? Hoe werken ze? Hoe kraak je ze? en vooral de vraag: hélpt het nu ook om taboes te kraken? of kom je dan van de regen in de drup?

3. Wat zijn taboes?

"De grondslag van het taboe is in alle gevallen een verboden daad waartoe een sterke neiging in het onbewuste bestaat."
Freud helpt ons hiermee wel iets verder: als vrijen met je kind verboden is, kan er wel eens een sterke neiging onbewust onder zitten om dat nu juist wél te doen. Zo'n neiging is niet voor niets verdrongen, die is blijkbaar ook wel angstwekkend. Als je dus taboes kraakt, haal je die onbewuste wens én de angst ervoor naar boven. Mensen verzetten zich daar vaak met kracht tegen.

Freud gaf een intra-psychische verklaring. Adorno een sociologische:

Taboes vormen "de collectieve neerslag van voorstellingen die (...) hun reële basis in verregaande mate verloren hebben (...) maar die als psychologische en sociale vooroordelen een taai leven hebben en hunnerzijds weer hun terugslag hebben op de realiteit, en reële krachten worden." (Adorno, Opvoeding tot mondigheid, 1971, p 63).

Denk als voorbeeld even aan het idee van 'het aseksuele kind'. Als je met dat idee (traditioneel) opvoedt, houd je alle sexuele bewustwording van kinderen tegen. En ja: er komen inderdaad asexuele kinderen.

Ook Habermas geeft een sociologische verklaring. Taboes zijn te zien als een verbod tot spreken over iets, dus als een "structurele inperking van de communicatie". Die inperking is er niet voor niets, maar heeft een functie, namelijk het onbewust (latent, onder tafel) houden van bepaalde elementen van de menselijke leefwereld. Wélke elementen dan? Dié elementen die, zolang ze maar latent blijven, de bestaande maatschappelijke ordening ("de sociale integratie") in stand houden, en die áls ze manifest en bewust zouden worden, de sociale integratie in gevaar zouden brengen.

Het taboe op homosexualiteit (Clause 28!) is een duidelijk voorbeeld.

Taboes houden dus twee ordeningen in stand: de innerlijke orde van een mens en de maatschappelijke (wan)orde.

4. Helpt het om taboes te kraken?

Prof. Dessaur [Catharina Irma Dessaur is het pseudoniem van Andreas Burnier] is hierover duidelijk in haar afscheidscollege: "Mensen die in een rebelse hoek zitten, of in een marginale hoek, hebben in hun leven uiteraard heel wat taboes moeten slechten. Dan krijg je de associatie dat het slechten van taboes op zich goed zou zijn. Dat is bepaald niet waar. Dankzij het feit dat er taboes zijn, zitten u en ik hier. Anders zouden wij bijvoorbeeld allang om zeep geholpen zijn." (Trouw, 23-9-88)

Als je een taboe slecht, maak je enorme tegenkrachten los, die de (wan)orde willen herstellen en bewaren. Die tegenkrachten zijn er, want de macht ligt nu juist bij de ordebewaarders, dus de tegenkracht is onmiddellijk beschikbaar en wordt ook meteen ingezet: de wet, de productiemiddelen, de informatiekanalen, het kapitaal. Als je dus als onmachtige minderheidsgroep taboes kraakt, roep je enorme tegenkrachten op, waar je zelf niet over beschikt; je roept de overmacht over je af.
Het is goed om die machtsmiddelen ook te analyseren.
Maar eerst een voorbeeld van de snelheid en kracht van de handhavers van de bestaande orde:

Toen de meisjes hun verhalen over nare incest-ervaringen gingen vertellen, kraakten ze in feite de mythe van het veilige gezin. Onmiddellijk werden de heilige huisjes, het burgerlijke gezin en de traditionele opvoeding, met macht en kracht verdedigd. Wat ik las over misbruik-preventieprogramma's in de USA is dat er miljoenen dollars gestoken worden in programma's die er qua inhoud op neer komen dat mensen met een wat lossere levensstijl les krijgen in burgerlijke opvoeding: leer kinderen gehoorzamen, kinderen moeten een eigen slaapkamer hebben, leer ze niet naakt te zijn, controleer je kinderen.

5. De machtsmiddelen van de ordebewaarders

Als je tegenstanders wilt bestrijden, dien je hun wapens te kennen. We moeten hun macht analyseren: waarmee slaan zij terug?

a. Met fysieke en politieke macht
Wet, politie (sterke arm), "recht"spraak, gevangenis.

b. Met het machtsmiddel arbeid
Zodra van iemand bekend is dat hij/zij met kinderen vrijt of dit zelfs maar als verlangen bewust voelt, is degene zijn/haar baan kwijt, zelfs als er nooit iets is 'misdaan'.
Zo'n selectie vindt tevoren al plaats bij wie met kinderen wil omgaan als onderwijzer, groepsleider, jeugdleider, pleegouder, opvangadres of wat dan ook.
De agent motiveert zijn optreden ook met "ik doe gewoon mijn werk" ofwel: "ik word hiervoor betaald en wil mijn baan niet kwijt". Overheid en andere werkgevers beheersen hun arbeiders.

c. Met behulp van het machtsmiddel geld
- voor hulpverleners die in de lijn van de maatschappelijke (wan)orde werken, is er geld. Voor alternatievelingen zoals werkgroepsleden die in samenspel met reclassering mensen begeleiden kan er zelfs geen reiskostenvergoeding af.
Hulp aan pedofielen dient niet door deze werkgroep (gezien haar opvattingen) te geschieden, maar door de reguliere hulp zo zei de gemeenteraad van Nijmegen.
- Onderzoek naar 'schade' en 'misbruik' kan op subsidie rekenen. Alternatieve onderzoekers stuiten op vele weerstanden.
- Voor reclame etc die de mythe van het gelukkige gezin bevestigd, is massa's geld beschikbaar. Zo ook voor kunst, cultuur, ontspanning en reclame die de mythe sex=heterosex bevestigd. Jongeren krijgen een lawine van indringende informatie over zich heen met boodschappen als 'sex=heterosex' en 'geweld lost problemen op'. (Lees Suske & Wiske of Donald Duck maar eens met je vriendje of vriendinnetje.)

d. Met behulp van medische en psychologische macht
Artsen, psychologen en psychiaters hebben de macht om te definiëren wat ziek en wat gezond is. Het feit dat in vrijwel iedere zedenzaak bijna routinematig een psychiater wordt ingeschakeld én het feit dat dit steevast in het persbericht vermeld staat, brengt enorm effectief de boodschap over dat mensen met een andere ('afwijkende') zedelijke moraal openlijk ziek of gek zijn.
De laatste jaren wordt ook zo met de kinderen omgegaan. Als die maar iéts met sex te maken gehad hebben, hebben ze psychische schade opgelopen, zo luidt onveranderd de boodschap van de officier, de agent, de rechter, de hulpverleners en de krant. Dit brengt zeer effectief de boodschap over: sex is schadelijk voor kinderen.

e. Met behulp van de macht van de taal en de communicatiemiddelen
De ordebewaarders en zedenmeesters beheersen de massamedia en zodoende de taal waarin mensen spreken én denken, dus dringen ze door in de geest van de mensen. Ze beheersen het kader waarin mensen hun ervaringen plaatsen. Dit kader is dat van 'ontucht, dader, slachtoffertjes, hun lusten botvieren, misbruik' (alsof er ook gebruik bestaat). De lust wordt veroordeeld, de macht als vanzelfsprekend aanvaard; gelijkwaardigheid bestáát niet eens in dat kader.

6. Er is een klimaat geschapen

"Er er een klimaat ontstaan", zo staat op blz 2. Bij deze analyse willen we dan wel eens nagaan hoé dat dan ontstaan is. Tegen de achtergrond van het voorgaande, die tegenkrachten en machtsmiddelen, kunnen we een stapje verder gaan en zeggen: dat klimaat is geschapen.
Hoe dan? Door met hun machtsmiddelen effectief te reageren op wat er gebeurde, vooral op wat het taboe - het verbod en/of het zwijgen - doorbrak. Ze zijn er uitstekend in geslaagd, dus kennelijk hadden ze de juiste strategie ontwikkeld.

Ga maar na: als de analyse van Peter Hofstede in de HP van 28-5-88 ('Ietsje in Mies' bil) klopt, dat heeft het echtpaar Jonker alleen al door hun vermoedens zo aktief te uiten, een enorme bijdrage geleverd aan het scheppen van het bedoelde klimaat. En hoe affectief: "Sinds Oude Pekela kan er niets meer..." hoorde ik menig pedo verzuchten.

Alle reden om het proces eens nader te analyseren. Ik onderscheid zes golven in dit proces.

7. Zes golven met zes reacties

a. De vrouwen-pornogolf
Eind zeventiger jaren heeft een deel van de vrouwenbeweging zich opgeworpen tegen pornografie. "Porno is de theorie, verkrachting is de praktijk", zo luidde de ideologie die flink wat aanhang verwierf.
Dit pakte niet alleen maar positief uit, in tegendeel. Het verzet ging ook tegen de lustbeleving - vooral de mannelijke maar impliciet mede de vrouwelijke. Het verzet ging ook tegen de lust-bevrijdingsideologie van de radikale flikkerbeweging en de pedobeweging. Uiteindelijk resulteerde een sterk fundamentalistische stroming binnen de vrouwenbeweging, die een flinke invloed heeft gehad op de gehele linkse beweging. De diskussie over het belang van lustbevrijding (voor vrouw, man en kind) was gesmoord.

b. De incest-verhalengolf
Vrouwen en meisjes gingen spreken en vertelden van hun nare ervaringen met pedosexualiteit van vooral hun vaders. De hoeveelheid en de inhoud van die verhalen deed zelfs de betekenis van het woord 'incest' in het spraakgebruik verschuiven zodat het nu meestal als synoniem van 'sexueel misbruik' wordt gezien.
Deze verhalen werden door de moraalridders gretig opgepakt en geplaatst in hún denkkader: ze zeiden niet: 'Zie eens hoe slecht macht, gezin en traditionele opvoeding zijn', maar ze zeiden: 'Zie eens hoe slecht sex is, dus hoe slecht gretig verlangen is, hoe slecht lustverlangen is, hoe slecht erotiek, vrijen en strelen is'. En al snel werd onder 'sexuele ervaring' álles verstaan: van streling tot verkrachting. Van "een op de zeven" tot "een op de drie", zo verschoven de getallen al snel.
Het resultaat is dat geen mens nog van positieve ervaringen durft te vertellen. Het bestaan daarvan wordt consequent verzwegen (zie bijvoorbeeld de recente voorlichtingsboekjes).

c. De golf van psychische schade en het antwoord daarop
In Navolging van de genoemde stroming in de vrouwenbeweging en van de groepen slachtoffers/ervaringsdeskundigen, nam de toonaangevende stroming in de reguliere hulpverlening stelling. Er werd wel ingezien dat juist het machtsaspect problematisch is in het sexcontact; dit machtsmisbruik, deze agressie dient aan de kaak gesteld, bestreden en voorkomen te worden. Zo luidde en luidt de uitgangsstelling.
In de uitwerking van die uitgangsstelling echter trad een proces in werking dat de verhouding tussen die twee factoren - macht en sex - deed verschuiven van 'macht is het probleem' naar 'sex is het probleem'. Niet macht, maar sex veroorzaakt psychische schade.
Slechts een kleine minderheid in en buiten het agogische werkveld wijst sexueel geweld tegen kinderen af vanwege het machtsgebruik, precies zoals zij élk machtsmisbruik afwijst. Sex is dan niet relevant en voor hen is sex met kinderen zonder dwang, misleiding etc geen probleem.
Voor een veel groter deel van de mensen is sex ook niet relevant, maar in een heel andere betekenis, namelijk dat sex überhaupt misbruik is als er kinderen bij betrokken zijn, aktief of passief, gewenst of ongewenst. Zij laten dit echter geheel onbesproken.
Achter hen staat vermoedelijk [een] grote groep mensen die wel de 'zwijgende meerderheid' wordt genoemd, doch die in feite helemaal niet zwijgen omdat de media-aan-de-macht die mening in grote oplagen drukken en via de ether in alle huiskamers laten klinken. Het zijn de vele volwassenen die hun opvoedingsverdriet vergeten zijn en niet zo'n notie hebben van machtsmisbruik. Voor hen is sex het probleem waar het om draait - niet alleen bij misbruik, maar altijd en bij elke zweem van mogelijke verwijzing naar sex. Zij spreken wél over sex, en we: als probleem.
In feite volgen de meeste reguliere hulpverleners die 'zwijgende meerderheid' en de gezaghebbende deskundigen in de vóóronderstelling dat "sex niet goed is voor kinderen" (Wolters), bedoeld is: sex tussen kinderen en volwassenen. Dat klopt ook met hun ervarings- en ideeënwereld, met hun normen en waarden. Ze maken deze echter niet expliciet en stellen ze niet ter diskussie.
Het eindresultaat is dat bij iédere mógelijk[e] sexuele ervaring van kinderen er automatisch aan psychische schade wordt gedacht en een blik hulpverleners wordt opengetrokken.
Die hulpverleners werken vanuit de vooronderstelling dat sex niet goed is voor kinderen. Ze draaien de redenering zelfs om: als kinderen nu probleemgedrag vertonen, dan zullen ze wel iets sexueels te verbergen hebben; als mensen problemen hebben, bijvoorbeeld in hun huwelijk, dan is die sexuele ervaring in hun jeugd DE OORZAAK.
Sex als bron van ellende, schade en... subsidie.

d. De kinderpornogolf
In de lijn van de vrouwenbeweging kwam toen het kinderbloot aan de beurt. Bloot = porno = geweld. Niet de macht van de man, maar de sexuele gretigheid is de fout. Plaatjes wekken die op, dus verbiedt die zinneprikkelende plaatjes. Daar bescherm je kinderen mee. Dat voorkomt ontucht en misbruik. Wek die sex ook niet in kinderen op: als zij blootplaatjes zien dan is "vertoning schadelijk voor de natuurlijke ontwikkeling" - wiskundesommen, video's en computerspelletjes zijn dat niet. De jacht op kinderbloot was geopend. Dan vind je meteen die verknipte zielen die dat nodig hebben.
Zelf als een kind bloot op een foto staat, veronderstelt men psychische schade en haalt men 'deskundige hulp' van stal.

e. De vervolgingsgolf
Het zwijgen is verbroken. Ouders zijn zich nu bewust van het bestaan en het gevaar van pedosexualiteit, dus van pedofilie. Ze gaan hun kinderen meer controleren en ondervragen. Bij het óver-ondervragen ontstaan de meest fantastische verhalen.
De aangiftebereidheid nam toe. Politie speurt veel aktiever (buurtonderzoek, huiszoeking), verbaliseert eerder. Seponeren schijnt niet eens meer te mogen. De straffen worden hoger.
De pers vertelt erover en stuurt er zelf nog wat verslaggevers heen. Steevast wordt gezocht naar een 'internationaal netwerk'.
Kinderen worden van minuut tot minuut gecontroleerd, hun oudere vrienden worden vervolgd en vastgezet.
De traditionele opvoeding heeft weer ruim baan.

f. De zedelijkheidsgolf
De vorige golven waren koren op de molen van de mensen die menen dat het de verkeerde kant op gaat en dat de oude normen en waarden weer hersteld moeten worden. Conservatisme en fundamentalisme winnen weer veel aanhang.
In het denken binnen deze stroming heeft sexualiteit een grote plaats - juister gezegd: de angst voor sex. Sexualiteit wordt overbelicht en afgewezen; vrijheid en lust zijn gevaarlijk. Alles wat afwijkt van de traditionele burgermoraal wordt middels hokjes-denken benoemd en 'afwijkend' dús slecht en ziel verklaard.
Daar zitten we weer in ons hokje bij de dokter of de agent.

8. Eindstadium of fase in een golvend proces?

Het bovenstaande lijkt een onomkeerbaar proces dat eindigt in een terugkeer naar de oude moraal en cultuur. Dat hoeft niet zo te zijn. De geschiedenis geeft aan dat mensengemeenschappen zich fase- en golfsgewijs ontwikkelen in bewegingen van actie en reactie.
Wat hier geschetst is is duidelijk een reactie op de beweging in de jaren zestig en zeventig. Op die reactie kan weer een reactie volgen. In een sombere bui denk je dat de zedenmeesters gewonnen hebben, maar je bedenkt ook wel eens dat het hun laatste stuiptrekking kan zijn. Ik denk zelf wel eens dat mensen van mijn generatie, gevormd in het gedachtengoed van de zestiger en zeventiger jaren, wel eens niet de láátste uitlopers van een verleden cultuur kunnen zijn, maar juist de vóórlopers van een toekomstige cultuur. Als we de lijn maar vasthouden tenminste.
De geschiedenis leert ons ook dat de lijn van het Griekse humanisme zo'n tien eeuwen als een dun draadje door een kleine (vervolgde) minderheid is vastgehouden en steeds weer doorgegeven aan de volgende generatie, tot na tien eeuwen Renaissance dat dunne draadje tot leidraad van de cultuur maakte.
Kortom: laten we maar doorgaan en onze eigen analyse van de wereld blijven maken.
Er is ook zoiets als: toenemend bewustzijn - al is er erg veel vervalst bewustzijn bij (Marcuse). Er is ook zoiets als de onomkeerbaarheid van processen. Er is toch wel iets bereikt sinds 1945. De kinderen zijn toch heel wat vrijer, vrijender, zelfbewuster en minder onmachtig dan ze in 1950 waren. Wat toen een 18-jarige niet in z'n hoofd haalde, zegt, doet en denkt nu menig dertienjarige dwars tegen de prediking van de moralisten in.

9. Wat is er mis? Twee analyses

Als we het verschijnsel sexueel misbruik (om de term toch maar even te gebruiken) erkennen en serieus nemen, dan zullen we het ook goed moeten analyseren en bestrijden.

De fundamentalisten hebben hun analyse al klaar:
'De fout zit 'm in de sex. Dat is niet goed voor kinderen, dat past niet in hun natuurlijke ontwikkeling. Houd sex dus verre van kinderen, bespaar ze dat probleem. Houd ze in de gaten, die kids. Confronteer ze niet met blote plaatjes. Die wekken trouwens alleen maar de begerigheid van mannen op, dus verbiedt al dat bloot. Laat kinderen gehoorzamen. Controleer ook de volwassenen goed; maak verboden en zorg voor voldoende agenten en cellen. Stop die sexuele revolutie, die al die schade heeft aangericht.'

Onze analyse ziet er anders uit.

We zien dat sexueel misbruik vooral voorkomt in de verhouding tussen man en vrouw en tussen vader en dochter. We zien dat het vooral voorkomt in de traditionele machtsverhoudingen. Volgens ons is er iets mis met de machtsverdeling, met mannen, met traditionele opvoeding en met sexualiteit, erotiek en lust.
Wát is daar dan mis mee?

a. Scheve machtsverdeling
Mannen hebben macht veroverd over vrouwen. Mannen en vrouwen hebben macht veroverd op kinderen.
Enkele minderheidsgroepen (Christenen, CDA, burgers, blanken, rijken, werkenden, hetero's) hebben macht veroverd over ándere minderheidsgroepen (gekleurden, niet-gelovigen, armen, werklozen, radikalen, homo's, pedo's patiënten, gevangenen, kinderen, bejaarden...).

b. Scheve rolverdeling
De rollen en subculturen van mannen en vrouwen liggen uiteen en laten beiden en gezamenlijk een scheve verdeling zien van menselijke kwaliteiten en mogelijkheden. Naar die scheve verdeling wordt opgevoed. 'Wordt toch eens een kerel!'

Tel a. en b. nu maar op:
mannen hebben én een eenzijdig mensbeeld én te veel macht om dat op te leggen.
Mannen en vrouwen hebben én eenzijdige mensbeelden én teveel macht om die aan kinderen op te leggen.

c. Opvoeding en kindbeeld zijn eenzijdig
Traditionele opvoeding beoogt gehoorzame burgers te kweken, niet mondige mensen. Macht, gezag, leren en moraal hebben samen-ontdekken en samenzijn alsook werkelijke openheid en ontmoeting verdrongen. Opvoeden kan anders! Emancipatorische omgang met kinderen is óns antwoord op het probleem van het sexueel misbruiken van kinderen. Zelfbewuste, vrije en lustvolle kinderen zullen zich niet snel laten manipuleren en onderdrukken. Machtsmisbruik zal geen kans hebben.

d. Verengde sexualiteit, verdachte erotiek, verboden lust
Sexualiteit omvat een breed scala aan menselijke mogelijkheden en kwaliteiten. Erotiek kent enorme variatie en rijkdom. Lustervaring maakt gezond, sterk en gelukkig, kan bron van energie en tevredenheid en vrede zijn. Maar het is wel mis:
Sexualiteit is verengd tot volwassen-sex, bijna tot heterosex, bijna tot voortplantingssex, dus bijna tot 'neuken'. Voor de meeste kinderen, maar ook voor vele volwassenen, zijn de woorden 'sex' en 'neuken' synoniem. Sex is verengd tot neuken. Nu is neuken, zo heb ik begrepen van ervaringsdeskundigen, (juister gezegd: geneukt worden) niet altijd fijn, en voor velen (ook voor mannen) zelfs wat angstwekkend, wat eng.
Sex is verengd tot probleem.
Erotiek is verengd tot 'voorspel'.
Lust is nog steeds niet bevrijd maar omgeven met angst.

Tel nu a, b, c en d. op en je krijgt de hetero-macho-mannen-sexualiteit en - mentaliteit, waar vrouwen, kinderen, homo's en uiteindelijk ook de mannen zelf het slachtoffer van kunnen zijn.

e. De samenhang
Deze is groter dan dat je de vier 'missers' a t/m d kunt optellen. Ze werken op elkaar in in een historisch en maatschappelijk proces. Al eeuwen lang hebben de mannen de macht over de samenleving. Die macht oefenen ze effectief uit door de sexualiteit eerst te verengen zodat er een affectieve honger ontstaat, en die manipuleren ze weer zo dat precies de mannen de macht houden.
Dessaur beschreef de pausen, bisschoppen en priesters, de moslimgeleerden - allen mannen die tot in de slaapkamers van de mensen en tot in het gevoel en de geest van de mensen hun macht wisten door te laten dringen.
Reich beschreef hoe met name de onderdrukking van de sexualiteit de vorm bij uitstek was om mensen in hun wezenlijke behoeften te manipuleren.
Marcuse beschreef hoe de macht van het )mannelijk' technologisch denken de mensen zo gemanipuleerd heeft dat ze ééndimensionaal werden, geestelijk beroofd van hun dialectiek en vrijheid.
Van Ussel beschreef hoe 'lust' en 'angst' effectief gekoppeld zijn aan elkaar, hoe de sex verengd is tot angstig geneuk.

Dit zit zo ingebakken in de geest van de mensen en in de structuren van de samenleving dat het ondoorbreekbaar lijkt.
Toch zijn de machtige mannen nog bang en houden ze de vinger om de pols. Ze beseffen heel goed dat een werkelijke bevrijding van de lust, de erotiek en de sexualiteit hun manipulatie zou ondergraven en hen de macht zou ontnemen. Vandaar die structureel ingeperkte communicatie, die taboes, en vandaar de heftige reactie als iemand het zwijgen doorbreekt of het verbod schendt.

In dit hele verhaal zitten kinderen en kindervrienden op een speciale plaats: die van de zondebokken waarop de onmacht geprojecteerd wordt. Mannen - maar ook vrouwen - projecteren hun eigen affectieve en sexuele onvolgroeidheid op de kinderen en op hun oudere vrienden: kinderen kúnnen geen sex doen (daartoe moeten ze eerst nog opgevoed worden) en kindervrienden zijn sexueel onvolgroeid, blijven steken in de (pre)puberteit - je kent het verhaal wel en anders lees je het wel in je psychiatrisch advies aan de rechtbank.
Die pedo's zitten ook hierom nog op de zondebokplaats: één sexueel contact in de jeugd is genoeg voor een heel leven ellende. NIET de jarenlange onmachtservaring van het kind, NIET de verengende en scheve opvoeding.

En de vrouwen, zelf ook onderdrukt, gaan hierin met hun mannen mee. Juist zij die vroeger zelf de onmacht zo diep hebben ervaren zeggen nu het meest fanatiek: het was die sex die mij beschadigd heeft. En bespaar dat mijn kinderen - trouwens, ik houd ze wel goed onder controle, die koters van mij!

III. Kritisch terugzien

1. Het failliet van de tegenbeweging

De pedo- en jeugdemancipatiebeweging is in de verdediging gedrongen en is niet opgewassen gebleken tegen de kracht, macht en strategie van de ordebewaarders. Redenen om, met diep respect voor de mensen die terug hebben gevochten, zeer kritisch terug te zien op hun/onze strategie - juist omdat die kennelijk niet heeft gewerkt. Ook hierover zijn ideeën geopperd, die hier bijeengezet zijn.

a. Medestanders niet bereikt
Mensen die met enig resultaat gewerkt hebben aan bevrijding en emancipatie zijn in ons land te vinden in de vrouwenbeweging, de homobeweging, de radikale flikkerbeweging en enkele progressieve politieke partijen. De aansluiting met de vrouwen hebben wij compleet gemist, in de homowereld bestaan nog forse weerstanden; met de radikale flikkers en enkele politici was wel enig contact, evenals met enkele progressieve pastores; weinig verbinding was er met de Humanistische stroming.
Strategisch gesproken hebben wij verzuimd binnen deze groepen informatie aan te geven en diskussie aan te gaan over het belang van lustbevrijding in het algemeen (voor vrouw, man en kind) en het belang van pedosexualiteit in het bijzonder.
De pedogroepen hebben zich te veel toegelegd op het veranderen van de algemene publieke opinie. Hadden we onze energie niet beter kunnen steken in het bereiken van vrouwen, homo's en andere linkse groeperingen? Er is kennelijk te weinig gedaan aan het verwerven van medestanders en die vind je niet bij de massa. Vooral met de vrouwen zullen we het gesprek moeten aangaan.

b. Hulpverlening: kans of valkuil?
Hulpverlening en begeleiding heeft veel tijd opgeslokt en doet dat nog. Er zitten drie valkuilen in:
(1) Als je hulpverlening te veel benadrukt ga je mee in het ongezond verklaren.
(2) Als je hulp verleent en zelfs als ge dat goed doet zónder gelijktijdig de reguliere officiële hulpverlening te bereiken en te kritiseren, laat je die reguliere hulpverlening in stand.
(3) Pedowerkgroepsleden raken hun energie kwijt in de hulpverlening; als deze geen succes oplevert knappen mensen er op af. Ze hebben geen zin meer in de jacht-verhalen en haken af.
De kans die hulpverlening biedt, zou wel benut kunnen worden:
(1) In onze stijl van begeleiden doen we echter informatie op; we horen verhalen die anderen nooit te horen krijgen. Met die informatie kunnen we iets doen.
(2) Onze stijl van hulpverlenen kunnen we uitdragen, ontwikkelen.
(3) Als je begeleiding niet alleen doet maar samen met de reguliere hulpverlening, loop je minder kans op afknappen.

c. De kracht of zwakte van de openheid
Herhaaldelijk is de gedachte geopperd dat de pedobeweging, juist door ALS pedobeweging naar buiten te treden, effectief haar eigen graf heeft helpen graven. De openheid van pedo's over hun sexuele verlangens is zowat het best denkbare argument tegen verandering van de wetgeving; het is verstaan als het vragen om een jachtvergunning. Daarbij bevestigt het naar buiten treden ALS minderheid de mythe dat de meerderheid van dergelijke gevoelens geen last heeft. Zó naar buiten treden is vragen om een zondebokpositie, is in stand houden van de projectie van onmacht.

d. Het misbruik door de media
Een strategische misser is dat we te veel vertrouwen hebben gehad op de media-aan-de-macht. We hebben ons laten gebruiken om hun gelijk te laten halen. Het naar buiten treden via de massamedia is door deze gebruikt om een heel andere boodschap uit te zenden dan bedoeld was. Het fameuze Groot Uur U in 1974 is een klassiek voorbeeld, 'bij Sonja op schoot' de 'Sluimerende liefde' in HP en 'ontucht' in Brandpunt zijn recente voorbeelden.
Wij moeten de media zien te gebruiken, niet andersom.
Misschien is het helemaal geen goede strategie om 'het publiek' te willen bereiken: zie punt a.

e. De kracht van de taal
Tussen 1970 en 1980 is er enorm veel geschreven: tal van kranten- en tijdschrifartikelen, scripties, boeken, onderzoeksverslagen. Wat een Bernard en een Brongersma hebben gepubliceerd beslaat een indrukwekkende lijst. In die publikaties zijn alle tegenargumenten bestreden.
Heeft dit nu iets veranderd? Even leek het zo te zijn. Het zwijgen werd doorbroken, maar het verbod niet. De stroom ging in de genoemde zes golven de andere kant uit.
Er blijft enige hoop op de kracht van de taal, het weergeven van feiten en het zuiver argumenteren.

2. Kijk ook naar anderen

- Hoe, hoe lang en met welk resultaat werkt het Comitee Zuidelijk Afrika?
- Stel de zelfde vragen voor de milieubeweging, de anti-kraakbeweging, het COC, de NVSH etc etc...
- Je zult dan een onderscheid bemerken: voor sommige doelen (walvissen, zeehondjes) krijg je mensen uit de massa achter je, voor andere doelen (emancipatie van hun kinderen) is dat een irreële verwachting.
- Dus zijn er verschillende strategieën effectief voor verschillende doelen en beweging; wat voor de een effectief is, is voor de ander fnuikend.
- Misschien zitten wij nog het dichtste bij de kraakbeweging. Die wordt nu al vervolgd met het 'lid zijn van een verboden groepering' of een vereniging die aanzet tot wetsovertreding.
- Als voorbeeld citeer ik Adorno (Opvoeden tot mondigheid, 1971) die het heeft over het antisemitisme.
Morgen kan een andere groep dan de Joden aan de beurt komen, bijvoorbeeld de bejaarden (...) of de intellectuelen, of eenvoudig afwijkende groepen. (p 89)

Vul dus in gedachten in het onderstaande stukje voor 'Joden' maar eens 'pedo's' in. (p 26 ev)

"Lofliederen op de Joden, die dezen al te zeer als groep afzonderen, komen het antisemitisme al te veel tegemoet."
"Men gaat daarbij al te zeer uit van de veronderstelling dat het antisemitisme in essentie iets met Joden te maken heeft en door concrete ervaringen met Joden bestreden kan worden. De ware antisemiet onderscheidt zich integendeel door het feit dat hij geen enkele ervaring op kan doen, dat hij zich niet laat aanspreken."

"Voor zover men het in de subjecten bestrijden wil, moet men niet te veel verwachten van het verwijzen naar feiten die ze dikwijls niet kennen of die ze als uitzonderingen neutraliseren."

Je ziet dat bijvoorbeeld in werking bij Carla van Lichtenburcht‏‎ en andere politiemensen die wel erkennen dat er ook positieve ervaringen zijn met pedosexualiteit, maar die deze neutraliseren als uitzonderingen die de regel bevestigen)

"Men zou de argumentatie veeleer moeten richten op de subjecten waarmee men spreekt. Hun zouden de mechanismen bewust moeten worden gemaakt die in henzelf het rassenoordeel teweeg brengen."

Met andere woorden: praat en schrijf niet over pedofilie, maar over pedofobie.

IV. Zoekend vooruitzien

1. Vragen stellen

Dit hoofdstuk staat in schril contrast met de [het] vorige. Werd daarin gesteld dat we onze strategie moeten herzien, hier wordt in de vraagvorm gesteld wat daartoe dan de vruchtbare ideeën zijn. Die ideeën moeten nu juist ontwikkeld worden. Ideeën ontwikkelen begint met het stellen van vragen.
Hieronder zijn de suggesties bijeengezet die al door deze of gene gedaan zijn of die logisch voortvloeien uit het voorgaande. Ze zijn te lezen in de vraagvorm.

2. Het gesprek aangaan?

We zullen de diskussie moeten aangaan met die groeperingen die medestander zouden kunnen of moeten zijn: vrouwen, homo's, linkse bewegingen, kritische hulpverleners en wetenschappers.

Dat gesprek moet niet zozeer gaan over pedofilie maar over veel meer en bredere thema's: mensbeelden, opvoeding, rolpatronen, maatschappelijke verhoudingen, historische processen, macht, erotiek, lust, sexualiteit. Zowel de positieve als de negatieve ervaringen met pedosexualiteit dienen aan de orde te komen.

De onderliggende gedachte is dat maatschappelijke veranderingen niet door 'het grote publiek' of door 'de zwijgende meerderheid' worden ingezet, maar altijd door kleine groepen worden opgestart. Echte veranderingen worden niet geboren in de grote publieke discours, die werkt alleen maar conserverend en nooit vernieuwend. Vernieuwing ontstaat in kleinere discoursen. Aan die discoursen deelnemen heeft veel meer zin dan te proberen het grote publiek te overtuigen. In kleinere discoursen kun je zelfs als enkeling echte invloed hebben door de juiste vragen te stellen, mythes te ontmaskeren, bewustzijn te bevorderen en door de diskussie zo zuiver mogelijk te houden.

Dat is al niet gemakkelijk. De diskussie over incest bijvoorbeeld zoals die in de reguliere hulpverlening gevoerd wordt, is in onze ogen al onzuiver omdat de sex-factor wordt overbelicht en de macht-factor wordt verhuld; ook omdat de diskussie uitgaat van veronderstellingen, normen en waarden die niét ter diskussie gesteld worden. Door deze toch ter sprake te brengen kun je proberen de diskussie zuiverder te krijgen en kun je misschien voorkómen dat ook deze diskussie in het voordeel van de moralisten wordt beslecht maar nu eens in het voordeel van de kinderen uitpakt.

3. Zelfontwikkeling en verdieping?

Een goed doordachte inbreng in de diskussie komt er niet zomaar vanzelf. Daarvoor is studie vereist, documentatie, veel nadenken; de kunst is om de juiste vragen te ontwikkelen, goede begrippen en adequate taal ontwikkelen, vruchtbare analyses uitvinden.
Aan die benodigde studie en verdieping zijn nog wel enkele eisen te stellen, wil ze echt vruchtbaar zijn:

a. Er dient een breed scala aan onderwerpen overdacht te worden: de homofobie, de pedofobie, de heterosexualiteit als fenomeen, de opvoeding, de politieke besluitvorming, de werking van de massamedia... etc etc

b. Laten we vooral niet vergeten aan zelfkritiek, zelfverdieping en zelfontwikkeling te doen. We zullen onze eigen visie op kinderen en sexualiteit én onze eigen lustbeleving aan een grondig onderzoek moeten onderwerpen: Hoe gaan we met kinderen om en waarom? Wat is gewenst, wat niet en waarom? In onze mogelijk eenzijdige op bepaalde leeftijd en sexe gerichte behoefte wel zo'n respectabel voorbeeld voor de kinderen waar we mee omgaan? Misschien is verandering voor ons ook wel goed.

c. Kennis en visie dient ontwikkeld én grondig onderbouwd te worden; niet alleen met feiten-onderzoek, maar evenzeer met filosofische en uiteindelijk ook politieke stellingname. In deze stellingname zullen pedosexualiteit, homosexualiteit, pedofilie en kindersexualiteit stevig verankerd moeten zijn; zonder die verankering is geen wezenlijke verandering mogelijk.

4. Hulpverlening doen én benutten?

De ontmoetingsfunctie die de werkgroepen hebben is een zeer nuttige. Zelfhulp en onderlinge begeleiding - noem het eventueel ook hulpverlening - zijn noodzakelijk om een kader van bewuste en ontwikkelde mensen te vormen.
De informatie, opgedaan in die ontmoetingen, kan benut worden; deze is uniek en komt nergens anders boven tafel.
De werkmethoden kunnen ontwikkeld en uitgedragen worden en als alternatief voor de reguliere werkvormen kunnen worden aangeboden. Zelf kunnen we overlevingsstrategieën ontwikkelen alsook nieuwe modellen voor de omgang met kinderen; de eerste houden we intern, de tweede dragen we uit.

5. Twee-trapsstrategie?

Naar buiten treden met een boodschap naar het publiek bleek niet te werken. Misschien werkt een twee-of meertrapsstrategie beter: wij proberen onze boodschap A over te dragen naar groeperingen in de samenleving, deze geven op hun beurt boodschap B door naar de bredere samenleving.
Voorbeelden van groeperingen: Vrouwen, homo's, progressieve pastores, wetenschappers en hulpverleners, IKON, Humanistisch Verbond, NVSH, politieke partijen, Coornhertliga.
De boodschappen A en B behoeven niet precies dezelfde te zijn; wel moeten beide goed doordacht en breed van inhoud zijn.
ALS we ooit via de media naar buiten treden, dan moet bedacht worden dat massacommunicatie toch een vak apart is, dat goede journalistiek een hele kunst is. Met andere woorden: áls we het doen, dan ook goed. Daar kon wel eens externe kundigheid voor nodig zijn.

6. Aktie voeren?

Hoe? Welke? Waartoe? Met wie? Waartegen? Hoeksteen aanvallen? Heteromoraal ontmaskeren? Boodschap uitdragen? Welke? Hoe? Aan Wie?
De aktie van de Roze Driehoek met de boekjes 'Vies=lekker' is in het platform geëvalueerd. Sommigen betoogden dat hiermee nu precies de goede doelgroep is bereikt, namelijk de kinderen in hun eigen discoursplekjes (stiekem vies boekje lezen met je vriendjes in een hut). Anderen betoogden dat door (een deel van) de inhoud en door de wijze van verspreiden (uitdelen bij scholen) alleen maar de tegenkrachten versterkt waren opgeroepen.

7. Belangenbehartiging?

Dit doet vooral de vereniging Martijn. Juridische zaken worden bijvoorbeeld uitgeplozen.
In de diskussie hierover wordt enerzijds beargumenteerd dat dit een goede zaak is (als je zélf niet voor je belangen opkomt, doet echt niemand dit), anderzijds wordt betoogd dat het zich manifesteren ALS pedofielenclub juist de vooroordelen en de onderdrukking in de hand werkt; het kan tegenclubs ('verontruste ouders') oproepen.

8. De organisatie?

a. Platform zijn?
Het platformmodel blijkt goed te werken: een overlegvorm waarin autonome en uiteenlopende groepen uitwisselen, brainstormen, ideeën ontwikkelen en zo min mogelijk besluiten nemen. Deelnemers zijn autonoom en besluiten zelf tot aktie die ze zelf uitvoeren.

b. Samenwerken?
Krachten bundelen en gebruik maken van elkaars werk. De ene groep kan zich concentreren op begeleiding, de andere op documentatie en studie, een derde op belangenbehartiging, een vierde op aktie. Door samenwerking kan documentatie, informatie en onderlinge serviceverlening opgebouwd worden.

c. Groot worden of klein blijven?
Iedere organisatie wil wel groot worden en dat heeft zijn kracht en voordelen: grotere achterban, meer menskracht, meer geld. Groot zijn heeft echter ook nadelen; andere opteren dan ook dat het beter is maar een kleine beweging te blijven. Kleine bewegingen zijn sterker in zeker opzicht, kunnen sneller en effectiever werken én worden beter gecontroleerd dan grote bewegingen. Juist toen CRIES, PIE en CORAL zich tot het grote publiek wendden en hun geledingen wilden uitbreiden, werden ze vernietigd.
Een kleine groep is minder bedreigend.

d. Een eigen medium en eigen middelen ontwikkelen?
Er is gepleit voor een eigen intern medium als communicatiemiddel. Dat zou informatie en ideeën moeten bevatten. Aan subsidie hoeven we echt niet te denken, dus het zou uit eigen middelen bekostigd moeten worden. Onze Nieuwsbrief zou in die richting uitgebouwd kunnen worden.

"Dode vissen drijven met de stroom mee, levendige zwemmen er tegenin" (Ria Beckers)

Uw secretaris,
Frans Gieles. (medio 1989)

bron: 'Het zwijgen voorbij - Intern diskussiestuk' door Frans Gieles; medio 1989