Interview E. Brongersma - Een jongen is vaak wijzer dan een man

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Interview Edward Brongersma door: Theo van Os

"Ik heb een foto in mijn collectie, waarop een jongetje van vijf heel vergenoegd kijkt met een grote penis in zijn achterste. Fysiek kan dat dus, maar ik ben er op tegen. Dit is een soort van overgave die je niet van een kind van vijf kunt vragen." Het is een van de weinige keren dat dr. Brongersma afwijkt van zijn credo: zolang de jongen het wil, is er geen bezwaar. Het is een thema waarop hij voortdurend zal blijven hameren en waarmee hij alles wat ook maar riekt naar dwang of geweld afwijst. "Bij heel veel pedofielen is het zo dat hun eigen genot voor een groot deel bestaat uit het zien en waarnemen van het genot van de jongen en daarmee is het hele probleem van misbruik meteen opgelost."

Een mening die niet iedereen deelt. In 1950, Brongersma is dan net vier jaar senator voor de PvdA in de Eerste Kamer, wordt hij veroordeeld wegens seksuele contacten met een jongen van zestien. Hij verdwijnt voor tien maanden de gevangenis in en als hij vrijkomt, is hij niet alleen zijn baan als senator kwijt maar ook zijn bevoegdheid als advocaat. Hij zal er echter in slagen om beide functies in de loop der jaren terug te krijgen. In 1959 laat men hem weer tot de advocatuur toe.
"Kijk, als het nou om een vermogensdelict was gegaan of meineed, maar mijn veroordeling had op zich niets met mijn advocaat-zijn te maken. Ik heb toen Langemeyer, procureur-generaal van de Hoge Raad, een goede vriend van me, om raad gevraagd. Hij adviseerde mij om een praktijk te beginnen in Haarlem. 'Maar ik ben nou net door de rechtbank van Haarlem veroordeeld', riep ik. 'Daarom juist', vond hij. 'Kijk, heel juridisch Nederland kent je zaak maar je weet hoe het gaat: verhalen worden altijd aangedikt. Alleen de rechtbank van Haarlem weet wat er precies is gebeurd.' Ik heb zijn advies opgevolgd en nooit ook maar enig probleem ondervonden. Ook in de politiek niet."
Hoe vreemd en onwaarschijnlijk het ook klinkt: in 1963 keert Brongersma terug in de senaat. "Ik weet niet of dat tegenwoordig nog zou kunnen; het is me min of meer in de schoot geworpen. Joan Willems, lid van het partijbestuur, kwam naar me toe en zei: we vinden dat het tijd wordt dat jij weer in de kamer terugkomt. Mijn mond zakte open van verbazing. Natuurlijk zat ik wel in spanning voor de beëdigingen en hing ik er met kloppend hart naar toe. De Eerste Kamer is een echte herenclub, waar men altijd heel veel handjes schudt. Als je dat niet meer kunt, kun je er niet leven. Heel toevallig kreeg ik in de Kamer mijn vroegere plaats weer terug. Toen ik daar zat en naar dat prachtige plafond keek, draaide het een beetje om mij heen en werd ik zeer geëmotioneerd. Plotseling voelde ik een hand op mijn schouder. Naast me stond Algra, de nestor van de Kamer. Hij had het kort daarvoor vreselijk aan de stok gehad met een partijgenoot van me over het toekennen van een reisbeurs aan G.K. van het Reve. 'Nou Brongersma, je zult je hier wel gauw weer thuis voelen', zei hij en gaf me de hand: 'Hartelijk gelukgewenst.' Dat heeft erg veel voor me betekent, dat zo een man, die toch bij velen doorgaat voor steil en oerconservatief, zoiets deed."

Vlekken

Brongersma zwijgt even. Dat komt niet veel voor in dit gesprek. Hij is een zeer makkelijk vertellende, zorgvuldig formulerende ouderwetse heer van standing, waarvan ik me nog wel kan voorstellen dat hij over pedofilie schrijft, maar dat hij het ook doet? Op dit soort momenten valt zijn formalisme echter van hem af en laat hij even iets van zijn emoties zien. Dat zal nog sterker gebeuren als hij herinneringen ophaalt aan vriendjes, of vertelt over de verhouding van anderen. Dan maakt de advocaat plaats voor een vertrouwen inboezemde oudere heer, die een lieve opa zou kunnen zijn met zijn sluike steile achterovergekamde haren en de toenemende ouderdomsvlekken op zijn voorhoofd. Hem kan ik me voorstellen al robbedoezend met een jongen van een jaar of dertien, knuffelend, of samen in een groot bed waarvan de lakens zijn teruggeworpen, strelend en kietelend terwijl hij vol bewondering naar dat perfecte gladde en o zo soepele lichaam kijkt. (Maar neuken? En zaadvlekken? Blijft moeilijk.) Na een korte pauze neemt hij de draad weer op.

Marokko

Hij vertelt dat hij als kamerlid vol blijdschap meegewerkt heeft aan het afschaffen van 248 bis (de wet die alle homoseksuele contacten van volwassenen met jongens onder de eenentwintig verbood). "Dat is een gloriedag in mijn leven geweest. Ik heb toen nog gezegd: weinig juristen zullen deze vreugde beleven dat ze het meest gehate wetsartikel, waardoor ze zelf veroordeeld zijn, ook zelf mogen wegstemmen."
Veel verandering bracht deze wetswijziging niet meer in zijn dagelijkse leven. "In de jaren na de veroordeling voelde ik me zedelijk verplicht tegenover degenen die mij geholpen hadden om er voor te zorgen dat er zich geen herhaling voordeed. Ik heb toen mijn Nederlandse relaties op dat gebied lam gelegd. Ik ging een maal per jaar op vakantie. Aanvankelijk Tunesië, later ook Marokko en weer later de Filipijnen. Nee, dat was niet altijd even gemakkelijk." Hij glimlacht moeizaam: "Maar het leven is ook niet altijd gemakkelijk", verontschuldigt hij zich. Op momenten als deze krijg ik bewondering voor zijn doorzettingsvermogen en groeit hij boven het alledaagse uit.
Slechts enkele van deze contacten waren langdurig. "Als ik nu in Tunesië kom, word ik soms op straat enthousiast omarmd door mannen, die ik vroeger als jongen gekend heb; toch wel een teken dat het voor hen een positieve belevenis is geweest. Een jongen uit Marokko ken ik nu nog steeds. Ik ontmoette hem toen hij veertien was. Toen ik een jaar later terugkwam, heb ik kennis gemaakt met zijn familie en uiteindelijk heb ik dusdanig hun vertrouwen gewonnen dat ze me vroegen of ik de moeder zonder sluier wou fotograferen: in haar bruidstoilet! Toen hij zeventien was is hij een keer een week in Nederland geweest, voor zaken. Hij moet nu in de dertig zijn."

Voorbijgaand

Het gesprek verbreedt zich naar sekstoerisme in het algemeen en prostitutie. "Het is een moeilijk probleem", vindt Brongersma. "In mijn nieuwste boek, deel 2 van 'Loving boys', dat begin 1990 zal verschijnen, geef ik daarom vijf gevalsbeschrijvingen: van kleine jongetjes die door hun ouders aan een bordeel verkocht worden, en met elke man tot alles bereid moeten zijn, het uiterste van verwerpelijkheid, tot een zoontje van rijke ouders die een relatie heeft met de huisvriend, een commissaris van politie, en die voor elke keer honderd dollar krijgt, de man mag hem dan anaal gebruiken."
In dat deel gaat hij behalve op prostitutie ook in op andere problemen als geweld en verkrachting. "Ik probeer alles te bespreken hoe verwerpelijk ik het zelf ook vind. Verder heb ik het in dat boek ook over de bezwaren en de problemen die pedofiele vriendschappen oproepen. Natuurlijk kennen deze verhoudingen alle narigheden die andere relaties ook kennen: ontrouw, jaloezie en dergelijke." Maar daarnaast wijst Brongersma op het specifieke probleem van de jongensliefde: "In ieder geval de erotiek daarin is voorbijgaand. Dikwijls ziet de jongen het wijzer dan de man waarmee hij verbonden is. Hij weet dat het een voorbijgaande fase is, hoe lekker het nu ook is. Soms is het echter ook de jongen die moeite heeft met het aflopen van de verhouding." Vijfennegentig procent van de in deze studie genoemde boeken heeft hij in huis, in zijn eigen bibliotheek. Die hele bibliotheek heeft hij ondergebracht in de Dr. Edward Brongersma Stichting. In het bestuur ervan zitten onder andere: Frank van Ree (psychiater), Frits Wafelbakker (inspecteur volksgezondheid jeugdzaken), Lex van Naerssen (psycholoog). "Dus ook niet-pedofielen. Ik wou voorkomen dat de hele collectie na mijn dood zou verdwijnen. Dat zou erg jammer zijn want er zit heel veel interessant en uniek materiaal tussen."
Behalve een enorme hoeveelheid boeken, waarvan de oudste delen uit de verzameling stammen van zijn vader die medicus was (Krafft-Ebbing [Krafft-Ebing], Havelock Ellis e.d.), bevat het ook een zeer uitgebreide documentatie bestaande uit tijdschriften- en krantenartikelen, brieven, dagboeken, foto's, video's en films. "Het zijn niet allemaal wetenschappelijke studies, er zitten veel privé-stukken in, ook pulp en porno. Veel etnografisch materiaal, maar daarvan heb ik slechts een film, door een Duitse amateur gemaakt in een dorpje in Colombia.
Maagdelijkheid beschouwt men daar als een groot goed en de ouders zijn doodsbang dat een jongen het met een meisje zal aanleggen en haar zal ontmaagden, omdat hij dan een groot risico loopt om een mes tussen zijn ribben te krijgen van haar dodelijk beledigde familie. Op geregelde tijden, een of twee keer per week, verschijnt er een man met een ezelin. De ouders sporen dan hun iets oudere zonen aan om mee te gaan. De jongens verzamelen zich buiten het dorp en hebben seks met de ezelin. Ze hadden geen bezwaar dat die Duitser dat filmde. Een etnologisch unieke opname.

SM

Ik heb ook dingen op sadistisch gebied, die ik zelf afgrijselijk vind, tekeningen die ik volkomen verwerpelijk acht. Pas de laatste jaren is mijn kijk op sm met jongens iets veranderd door de literatuur die ik gelezen heb. Tien jaar geleden reageerde ik er uitsluitend negatief op. Zelf heb ik nooit meegemaakt dat jongens daar om vroegen. De jongens die ik sprak moesten er niets van hebben, ook niet de zich prostituerende jongens, zelfs niet als ze er extra geld voor kregen of als ze de actieve rol moesten spelen. Een paar jaar terug kwam ik een jongen tegen, een vriendje van een vriend, dertien maar heel groot en fors voor zijn leeftijd, en die wilde door zijn vriend geslagen worden, want dat wond hem enorm op. Moet je daar op ingaan? Kweek je er niet iets mee aan? Ik weet het niet."

Zijn gebruikelijke credo, als de jongen het maar wil, schiet hier te kort en Brongersma weet niet goed wat hij met dit soort zaken aan moet. Helemaal afkeuren wil hij het niet, maar er zitten voor hem te veel onbekende kanten aan om tot een duidelijke uitspraak te komen. Veel duidelijker wordt hij, als het gesprek gaat over de ideale manier om een jongen te begeleiden in zijn eerste stappen op seksueel gebied. "De initiatie van een jongen kan over het algemeen beter gebeuren door iemand die wat ouder is", vindt hij. "En die zich helemaal kan instellen op de behoefte van de jongen.

Tot een jaar of zeventien gaat seks met een meisje van gelijke leeftijd eigenlijk niet zo goed: de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van jongens en meisjes ligt in die jaren zo ver uit elkaar. De jongen is aanvankelijk ook vrijwel uitsluitend op zijn eigen plezier ingesteld. Jongens van zijn eigen leeftijd zijn veelal onervaren en ook te veel op zichzelf gericht. Een oudere vrouw zou natuurlijk een uitstekende inwijding aan een jongen kunnen geven, maar er zijn niet zo veel vrouwen die daar belangstelling voor hebben. Het voordeel van een oudere man is, dat hij de jongen kan geven wat hij eigenlijk wil: enerzijds wil deze zich namelijk losmaken van het ouderlijke, het vaderlijk gezag, maar tegelijkertijd heeft hij behoefte aan leiding en steun en dat het liefste van een door hem zelf uitgekozen autoriteit. Zo behoudt hij voortdurend het gevoel: ik kan me hier van losmaken, ik kan weg wanneer ik wil. In zo'n diepgaande relatie gebeurt dan heel wat meer dan alleen maar seks, hoe belangrijk seks soms ook is.
Ik ken een vriend met een jongen van elf. In hun relatie zijn ze eerst begonnen met foto's maken en de jongen was er meteen zelf voor te vinden om dat naakt te doen. Toen kwam er vanzelf strelen, aanhalen bij en toen is dat aftrekken geworden. Toen de jongen twaalf was, vroeg hij zelf om anaal verkeer. Hij was er wel een beetje bang voor, maar hij hield zo veel van die vriend. Iets voor een ander willen, ook als je dat zelf minder leuk vindt, toont natuurlijk een zekere rijpheid van gevoelsleven. Sommige jongens komen daar nooit aan toe, zij willen alleen maar plezier maken voor zichzelf. En jongens onder de tien zijn over het algemeen te jong om zich op deze manier te kunnen overgeven. Voor hen is knuffelen veel belangrijker, misschien wat aftrekken of zuigen, maar toch vooral warmte en aandacht. Deze jongen vond het inderdaad de eerste paar keren pijnlijk, maar daarna werd het zelfs voor hem de meest geliefde methode om samen omgang te hebben. Dat hebben ze zeer intensief jarenlang zo gedaan."

Sloop

Voor ik wegga bekijk ik met hem twee portretten die aan een muur van zijn studeerkamer hangen tegenover zijn bureau. Twee foto's op dezelfde manier door een wat kitcherige fotograaf gemaakt: een soft-focus opname met wat tegenlicht zodat het haar als een aureool glanst. Op de ene foto is de jongen nog jong bijna een kind, een ondeugend cherubijntje. Op de tweede is hij zeven jaar ouder geworden en veranderd in een aantrekkelijke man. Brongersma kijkt naar de verandering met enige pijn in zijn ogen. Ja, een mooie man, lijkt hij te zeggen, maar de natuur heeft het mooiste er afgesloopt.

bron: 'Interview E. Brongersma - Een jongen is vaak wijzer dan een man'; Interview door Theo van Os; La Ligna; november/december 1989