Langs de weg van seks voor kinderen naar een gelukkiger, waardiger en standvastiger huwlijk

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: W.L. Dekker

Toekomstbeeld; een suggestie van Willem

Of het goed is dat kinderen aan seks doen, daarover zijn de meningen verdeeld. Allereerst komt dan de vraag: of kinderen van nature seksueel zijn ingesteld, of ze er behoefte aan hebben om zich seksueel te uiten. Of het goed is voor de kinderen, voor hun lichamelijke en voor hun geestelijke gezondheid dat ze seks beleven. De wetenschap geeft op deze vragen een bevestigend antwoord. De psychologen, de psychiaters, de grote opvoeders zeggen: het kind is van nature seksueel ingesteld en als het zich seksueel uit, dan kan dat alleen maar bevorderlijk zijn voor zijn zich gelukkig voelen en voor zijn lichamelijke en voor zijn geestelijke gezondheid. Er is echter een tak van wetenschap, waarvan de beoefenaars in een seksueel leven van kinderen een bezwaar zien. Niet voor de kinderen zelf, maar voor de maatschappij. Ze zeggen dat kinder-seks de maatschappij bedreigt. Die wetenschap heet sociologie ofwel maatschappijleer. Van een geheel eigen overtuiging zijn bijna alle ouders. Zij zijn van mening dat het kind - in het bijzonder hun eigen kind - van seks nog geen weet heeft. Ook zijn ze er zeker van, dat kinderen nooit uit zichzelf tot seks zullen komen, zodat ze alleen daartoe kunnen worden gebracht. Door verleiding, door onderwerping, door dwang. Seks, zeggen ze, is niet voor kinderen bedoeld en voor hen zeer verkeerd en ook schadelijk. Nu spreekt het vanzelf dat de mensen van wetenschap hun mening geven op grond van hun kennis van zaken. Ze hebben het kind bestudeerd. Ze hebben de maatschappij bestudeerd.

De ouders echter oordelen op grond van hun gevoelens. Ze beseffen onder andere dat een kind, dat een seksueel kontakt vindt, daardoor van zijn ouders enigszins wordt afgetrokken. Dat willen ze voorkomen en daardoor verklaren ze dat kinder-seks niet bestaat en dat zulk een kontakt dient te worden voorkomen. Blijkbaar kennen dan de ouders hun kind niet. Houden zij dan wel werkelijk van hun kinderen? Als je van een kind houdt, dan begrijp je dat kind immers. Wat is dat dan: houden van? Is houden van: verlangen dat een kind gelukkig is? Of is het afhankelijk van de moogelijkheid om over een kind meester te zijn, om het te bezitten, is het afhankelijk van de gelegenheid om het aan je standpunt te onderwerpen?

Door de wetgeving van bijna alle landen ter wereld wordt het seksueel kontakt met jonge kinderen strafbaar gesteld. Dan wordt er een leeftijd genoemd, waarboven het pas toelaatbaar wordt. Die leeftijd is niet in alle landen dezelfde. Bij de grote massa, bij het volk, heerst zeer algemeen de mening dat seks niet bedoeld is voor kinderen, zeker niet voor jonge kinderen. Ik heb meermalen vastgesteld dat het bericht over een moord mensen minder opwindt dan de mededeling dat iemand seks beging met een kind, dat ze het mishandelen van een kind beleven als minder verwerpelijk dan het tegemoetkomen aan kinder-seks. Dat de massa seks voor kinderen afwijst, moet een oorzaak hebben. Immers zijn de kinderen van nature zeer in seks geïnteresseerd. Deze belangstelling treedt niet altijd zo aan den dag, omdat de ouders doorgaans seks bij hun kinderen onderdrukken, waardoor de kinderen het wijzer vinden om die belangstelling niet te tonen. Kinderen zijn zwak en afhankelijk en hebben zich dus aan te passen en te onderwerpen.

Door deze invloed van de ouders ontstaat er ook in het kind een schuldbesef. Zijn natuurlijke argeloosheid is verstoord, met als gevolg dat het kind zijn natuurlijk verlangen naar seks gaat afwijzen en zijn seksuele handelingen ook en dan daaronder gaat lijden. Schade voor zijn innerlijke rust en welbevinden is het gevolg.
Dat het volk, door zijn sociaal bewustzijn, daartegen wordt gewaarschuwd. Het volk voelt aan dat seks van kinderen voor de maatschappij een bedreiging betekent. En, daar de mensen van de maatschappij afhankelijk zijn en daarvan ook profiteren, willen ze niet dat die maatschappij in gevaar komt. Daardoor verwerpen de mensen seks voor kinderen. Zelfs worden de mensen daardoor ongeschikt om het kind te zien zoals het is. Ze willen niet dat het kind de maatschappij schade toebrengt, dus willen ze niet dat het kind aan seks doet. Dat dit werkelijk zo is, wordt hierna duidelijk gemaakt.

Als het mag

Als de kinderen zich seksueel mogen uiten, zullen ze dat vrijwel allemaal met grote ijver en toewijding doen. Dan zullen ze zich daardoor erg gelukkig voelen. En mensen die echt van kinderen houden, zullen daar ook erg blij om zijn. Wat heerlijk, als kinderen gelukkig zijn! En alles is natuurlijk erg schattig. En onbekommerd spelen de kinderen verder. Totdat hun argeloosheid en zorgloosheid wreed worden verstoord: het meisje is geslachtsrijp geworden. Dan neemt ze de pil! wordt er dan geroepen. Maar enkele doktoren fronzen dan al het voorhoofd, want ze vinden het kind nog te jong daarvoor. Dan maar een condoom, dan maar een spiraaltje of een schuimtablet, wordt er gezegd. Zo kan inderdaad wel altijd de geboorte van buitenechtelijke kinderen worden voorkomen. Als jongens seksen, dan kan er natuurlijk niets dat ongewenst is gebeuren. Iedereen is blij want nu kunnen de kinderen hun gang gaan inzake seks en daarmee gelukkig zijn. Alles lijkt een droom van geluk. Maar nu worden de sociologen wakker en ze protesteren. Iedereen is nu wel gelukkig, zeggen ze: maar kan dat zonder bezwaar zo blijven doorgaan? Daar ontstaat een gevaar, zeggen ze, een bedreiging voor de maatschappij. Want als de jeugd alle vrijheid heeft om zich seksueel te uiten, dan zullen ze niet veel voelen voor een huwlijk. Dan zullen weinig jonge mensen bereid zijn om die vrijheid van keus in het seksuele leven op te geven, om zich gevangen te geven in het huwlijk en het voortaan maar te stellen met éen enkele seksuele partner. En een huwlijk, zeggen de sociologen, is voor de maatschappij erg goed. En wel daarom: omdat er dan kinderen worden geboren die door de ouders worden verzorgd. Want, als er niet getrouwd wordt, dan zullen de gelieven doorgaans wel trachten te voorkomen dat er kinderen geboren worden. En de maatschappij heeft kinderen nodig om te kunnen voortbestaan. Sommige mensen, ook mannen, maar vooral vrouwen, willen wel graag kinderen krijgen. Maar doordat ze niet zijn getrouwd, kunnen ze gemakkelijk uiteen gaan. In vele gevallen zal het dan onzeker worden wie de vader is en kan het vóor komen dat de man onzeker is of hij de vader wel is. Zelfs kan hij zijn rol daarin ontkennen. Zal dan de zorg voor het kind, voor de kinderen, geheel komen op de schouders van de moeder?

Daarvoor is er dan de Sociale Dienst, wordt er gezegd. Dat is dan wel mooglijk, om een aantal moeders en kinderen op te vangen. Maar als het er nu eens veel moeders en veel kinderen worden? En als de ouderplicht dan maar zo gemakkelijk op de Sociale Dienst kan worden afgeschoven, is het dan ondenkbaar dat op den duur bijna alle moeders en alle kinderen door de maatschappij moeten worden verzorgd? Dan kan de maatschappij in financiële moeilijkheden komen, waardoor de toelagen moeten worden verminderd en tenslotte kan de maatschappij geraken in de onmogelijkheid om voldoende betalingen te doen.

Als de maatschappij de behoeftige moeders en kinderen niet meer voldoende kan steunen, kan het gebeuren dat de moeders geen kans meer zien om haar kinderen te verzorgen, of ze geven de moeizame strijd voor het bestaan maar op. Vele kinderen worden dan niet meer verzorgd. Hoe zullen die dan in het leven blijven? De kleinsten zullen dan verkommeren en sterven. Dat is voor de maatschappij al terstond onaanvaardbaar, want deze heeft die kinderen nodig om te kunnen voortbestaan. De grotere kinderen zullen zich niet zomaar gewonnen geven. Ze zullen voor hun leven vechten. Als ze geen eten meer krijgen, dan zullen ze er slag voor leveren. Ze zullen roven wat hen niet wordt gegeven. Als dat niet voldoende oplevert of teveel moeite geeft, zullen ze mensen overvallen en beroven. Als ze dat alléen niet kunnen, zullen ze groepen vormen die rovend en plunderend en zeker ook moordend, door het land gaan. Wat moet de maatschappij dan beginnen? Die kan de politie inzetten en als die het aflegt kan het leger worden opgeroepen om de kinderbenden te bestrijden. In massa worden de kinderen afgeslacht.

Maar is de maatschappij dan daar waar ze wezen wil? In genen dele, want de maatschappij heeft kinderen nodig. Deze kinderen moeten verzorgd totdat zij, volwassen geworden, voor de maatschappij een taak kunnen vervullen en zo het voortbestaan van de maatschappij kunnen verzekeren. Kan de maatschappij de kinderen opkweken? Daar is geen voldoende geld voor. De belastingen kunnen worden verhoogd, maar daarmede kan men niet blijven doorgaan. Ook komt de burgerij daartegen in opstand. De goedkoopste oplossing is deze: dat de ouders de kinderen opkweken. Dat kan ten beste worden bevorderd als is aan te tonen van welke ouders de kinderen zijn. Als éen man trouwt met éen vrouw, dan is het ouderschap bijna altijd goed bewijsbaar. Ons Burgerlijk Wetboek houdt daarmede ook rekening door te verklaren dat de echtgenoot altijd de vader is van het kind dat zijn vrouw ter wereld bracht. Maar dan moeten de mensen ook willen trouwen. Dan moeten ze de seksuele omgang niet zien als een behoefte die altijd gemakkelijk met diverse partners kan worden vervuld, want dan wil niemand meer. Neen, dan moeten de mensen de seksuele omgang zien als een buitenkansje dat alleen in het huwlijk goed en goedkoop kan worden geboden en dat ook, door fatsoenlijke mensen, uitsluitend binnen het huwlijk wordt beleefd.

Het is daartoe erg bevorderlijk als de kinderen al meteen inzake seks de pas wordt afgesneden. Daarom zijn er ZEDENWETTEN, waardoor de mensen worden bedreigd, met zeer zware straffen, als ze een kind behulpzaam zijn, zelfs als ze een kind aanmoedigen tot het hebben van een seksuele ervaring. Smartelijk voor het kind. Maar noodzakelijk voor de maatschappij. Want het kind moet terstond en wel zeer krachtig worden gestuit in zijn seksuele belevenissen. Zodat het seks - buiten het huwlijk - ziet als een schandelijk ding. Door afkeuring, bespotting, verachting, bestraffing, moet het kind stelselmatig afkerig worden gemaakt van seks. Dan zal het de gewoonte vormen van daarvan af te zien. Dan zal het aanleren dat seks een ongepaste aangelegenheid is en zal het bang zijn om dit verlangen te tonen, zelfs erover te spreken.
Het huwlijk en wel van éen man met éen vrouw is dus voor de maatschappij een noodzakelijkheid waarvan haar voortbestaan afhangt. De maatschappij heeft nieuwe mensen nodig en aan die behoefte kan alleen worden voldaan als, in beginsel, de kinderen door de ouders zelf worden verzorgd.

Maar, helaas! Het huwlijk is op zich in het geheel geen aantrekkelijke zaak. De echtelieden moeten zich in hun seksualiteit tot elkaar beperken, hetgeen zeker een eis is die zeer indruist tegen de menselijke natuur. Ook moet de man de kost gaan verdienen mede voor zijn vrouw en zijn kinderen en voldoen aan hun vaak hoge en schijnbaar onredelijke geldelijke eisen. Ook moeten man en vrouw voortdurend vertoeven in hetzelfde gezelschap, waarvan zij de nukken en de vaak moeilijke karakters maar steeds moeten verduren. Daardoor ontstaan spanningen die vaak werkelijk ondraaglijk zijn. Maar, omdat het instituut van het huwlijk voor de maatschappij een voorwaarde is voor het voortbestaan ervan, kan de maatschappij niet anders doen dan misstanden, ook grove wantoestanden binnen het huwlijk dulden en deze zelfs beschermen. Zo ziet men dat de justitie zeer ongaarne optreedt als de man zijn vrouw slaat, als vader en moeder hun kinderen mishandelen. De politie heeft ook de richtlijn gekregen om, bij misstanden binnen het gezin, maar bij uiterste noodzaak in te grijpen. Moeilijkheden binnen het gezin liggen immers wel zeer voor de hand en men moet begrijpen dat soms een kleine, of minder kleine, veldslag binnenskamers onvermijdelijk is. Verkrachting, het tegen de wens van de vrouw haar dwingen tot geslachtsgemeenschap, is een zeer zwaar misdrijf, waarop de wet dreigt met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Maar de echtgenoot kan dit zijn vrouw ongestraft aandoen, zoals uitdrukkelijk in het artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht staat vermeld.

De homoseksualiteit is een seksuele gesteldheid waardoor geen nageslacht kan ontstaan. En de maatschappij heeft kinderen nodig. Daarom ziet men dat in vele landen door de wetgeving de homoseksuele kontakten met bestraffing worden bedreigd. Hoewel homoseksueel verkeer op zich een geheel onschuldige zaak is, waardoor niemand schade kan ondervinden, verzet de strafwet zich vaak met kracht daartegen. Op zulk een kontakt met een jongen van nog geen 16 jaar stelt het artikel 247 van het W.v.Sr. een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar. Ditzelfde artikel bedreigt ook het seksueel kontakt van een vrouw met een meisje van nog geen 16 jaar, waarop dus dezelfde straf staat. Dit zelfde artikel 247 bedreigt ook de seksuele omgang van een vrouw met een jongen van nog geen 16. Dit laatste geldt dan echter alleen voor de handtastelijkheden, enz. Want als het gaat om de geslachts-gemeenschap van een man met een meisje van nog geen 12, dan bedreigt art. 244 met de straf van ten hoogste 12 jaar en, als ze tussen 12 en 16 is (de wet noemt haar dan vrouw) dan vermeldt art. 245 de straf van ten hoogste 8 jaren. Echter dacht de wetgever ook weer aan het huwlijk. Want de geslachts-gemeenschap van een man met een vrouw tussen de 12 en de 16 jaar kan leiden tot zwangerschap. En, ingeval van een vervolging van de man zou een huwlijk onmooglijk worden en de wetgever zag heel goed in dat zulk een huwlijk niet mag worden verhinderd. Daarom staat in het art. 245 W.v.Sr. dat vervolging uitsluitend geschiedt op klachte van de vader, van de moeder of van de voogd van de jonge vrouw. De wet dwingt echter niet tot een huwlijk. Want, volgens de wet, moet het berusten op de vrije beslissing.
Volgens het Burgerlijk Wetboek moet de vrouw, om te kunnen huwen, de leeftijd hebben bereikt van 16 jaar. In dit speciale geval echter kan aan de Koningin dispensatie worden gevraagd en zo kan het huwlijk al worden voltrokken vóordat de vrouw die leeftijd heeft bereikt.

Maatschappelijke ontwikkeling

Veel dat tien jaar geleden een onmooglijkheid was of scheen, waar vijf jaren geleden de mensen al over begonnen te denken en de schouders al over gingen ophalen, dat is heden ten dage een gewone zaak geworden, die langzamerhand algemeen is aanvaard. Dat komt doordat de maatschappij aan het veranderen is, doordat de maatschappij al meer en meer zich garant stelt voor het belang van haar leden, van de burgers, dus door de verbetering van de sociale hulp. Vroeger deed de maatschappij niets of zo goed als niets voor de mensen die in nood waren geraakt. Er was alleen een kleine armenzorg en er waren weeshuizen, waar de kinderen werden uitgebuit. Zelfs werden weesmeisjes naar Zuid-Afrika gestuurd, waar een tekort aan vrouwen heerste. Men had daar immers alleen maar misdadigers en zieke mannen afgezet van de schepen die voorbij voeren.
De maatschappij wilde helemaal niet graag kinderen te verzorgen krijgen en echtscheiding werd danook algemeen afgekeurd en als onfatsoenlijk beschouwd. En ook wettelijk zeer bemoeilijkt. De wetgever moest echter overspel, dus echtelijke ontrouw, wel aanvaarden als grond tot echtscheiding, daar immers trouw binnen het huwlijk gold als hoogste goed.

Nu is al veel geheel anders geworden. De maatschappij komt de in nood verkerenden al verregaand tegemoet, met een uitgebreide sociale bijstand. Daarom is handhaving van het huwlijk niet meer, lang niet meer, in zo grote mate noodzakelijk als vroeger. Want kinderen kunnen worden opgevangen. Het is niet meer zo héél erg, als ouders hun ouderlijke plicht niet meer of minder goed vervullen, want de Sociale Dienst springt in. Daarom is het ook niet meer zo héél erg belangrijk dat de mensen trouwen. Daardoor is het ook niet meer zo erg noodzakelijk dat de jeugd seksueel wordt onderdrukt, om vooral maar te voorkomen dat deze, door het gewend geraken aan een seksuele vrijheid, niet meer zo zijn genegen om te trouwen. De maatschappij en zo ook de wetgever kunnen enigszins en steeds meer, tegemoet komen aan de menselijke natuur. Meer en meer kan de maatschappij het zich veroorloven om af te zien van de onderdrukking van de seksuele behoeften van kinderen, van de jeugd, die nu meer en meer in haar waarde kan worden gelaten.

Kindervrienden zien deze vooruitgang met vreugde aan. Ik bedoel daarmee natuurlijk de echte kindervrienden. Er zijn ook lieden die zich alleen vriendelijk voordoen. Zij houden de kinderen voor en dringen hen op dat zij, als kind, hun verlangen naar seks behoren te verachten en af te zweren. Zij bidden wel, met het kind, samen, dat GOD die hen schiep, dat GOD hen, de zwakke kinderen, te hulp moge komen om deze schandelijke neiging te overwinnen. Vooral de dominee werd daartoe te hulp geroepen en alle wierpen zich op de knieën om de Schepper Aller Dingen te smeken hen vergiffenis te schenken wegens hun boos verlangen der erfzonde. Samen riepen ze GODS erbarmen in om zijn afvallig kind ter zijde te staan, zodat het GOD weer blij kon maken met zijn reinheid. Opdat het, door verootmoediging en standvastigheid in het gebed en een zuiver leven, door dominee waardig moge worden gekeurd om voor GODS aangezicht te verschijnen, dus, door in de kerk te trouwen, zijn huwlijk aan GOD op te dragen. Zulke, zogenaamde, kindervrienden, die zijn helemaal niet blij als het kind meer ruimte krijgt om zichzelf te zijn. Die blijven zich verheugen als het kind lijdt onder de onderdrukking. Zij zien de voortschrijdende bevrijding van het kind met ergernis en afschuw aan. Ik ontmoette echter ook enkele betere dominees.

De echte kindervriend, echter, begrijpt het kind. Hij wil het daarom ook tegemoetkomen in zijn kinderlijke behoefte. Hij wil het helpen om ook seksuele uiting te vinden, waartoe hij zichzelf aanbiedt. En het kind is blij en dankbaar, dat hij iemand vond die hem begrijpt en die hem aanvaardt zoals hij is. Iemand die niet, zoals de anderen, zoals zijn ouders ook, hem miskent en weigert hem aan te nemen zoals hij nu eenmaal, als kind, is, die hem niet, zoals de vele anderen, beledigt om zijn kinderlijke aard. Zo ontstaat er een verhouding, van een man met het kind. Aan niemand zal het kind vertellen van zijn liefde, van zijn geheime liefde. Hij zal deze omgang verborgen houden voor iedereen. Ook thuis zullen ze er niets van horen; vooral thuis niet. Vader, moeder, de broertjes en zusjes, als die er zijn, zullen van hem niets te weten komen over die grote vriend aan wie hij al zijn aanhankelijkheid en tederheid schonk. Ook zijn vertrouwen. Want hij, als jongen, riskeert de straf van zijn ouders, tenminste het ouderlijk verwijt dat hij dit alles voor hen verzweeg. Verzweeg omdat ze er toch niets van zouden willen aanvaarden, er niets van zouden kunnen begrijpen. En dan ook de verbazing van zijn broertjes en zusjes, die hem misschien wel zullen bespotten en uitschelden, althans, zij het ook waarschijnlijk uit jalouzie, hem zullen uitlachen en beledigen. Dit alles riskeert de jongen. Maar hij wil dat, omdat deze vriendschap hem dat meer dan waard is. Hij zal zwijgen als het graf en niemand zal dit geheim, dat hij met zijn grote vriend deelt, te weten komen. Als zijn vriend Willem heet, zal hij hem opbellen en vragen: Jan, kan ik komen? En Willem zal hem zeggen: waar en wanneer. Mogelijk zal Willem een kartonnetje tussen de voordeur klemmen, zodat het vriendje alleen maar even tegen de deur hoeft te drukken om binnen te komen.
Ook als de ouders van deze bezoeken weten, is er niets te vrezen. Hun zoon gaat immers naar die mijnheer om samen postzegels te bekijken en te ruilen. Of om wat hulp te krijgen bij zijn huiswerk. Of omdat die mijnheer de laatste hits heeft op zijn cassette. Daarover vertelt het vriendje thuis dan enthousiast.

Soms twijfelt vader of moeder ook. Er gebeuren toch geen rare dingen, daar, informeren ze, bezorgd en argwanend. Neen, hoor, verzekert Rob, mijnheer doet zulke dingen niet, ze kunnen geheel gerust zijn. En mijnheer, zijn grote vriend, kan ook gerust zijn. Zijn kleine Rob zal hem beschermen. Hij weet welk een gevaar mijnheer loopt: de gevangenis. Wie weet ook het verlies van zijn betrekking. Omdat hij begrip heeft voor kinderen. Omdat hij niet meedoet aan de onderdrukking, aan het ontkennen van de werkelijke kinderlijke aard. Men noemt mijnheer een abnormaal persoon. Dat heeft mijnheer hem allemaal uitgelegd. Normale mensen begrijpen het kind niet en willen diens seksuele behoefte niet erkennen. Die willen het kind anders zien dan dat het is. Dat is dan normaal. Maar er zijn mensen die dan liever niet normaal zijn, omdat ze werkelijk van het kind houden. Niet zogenaamd, zoals de anderen, die alleen willen houden van een onnatuurlijk kind, zonder seksualiteit. Daarom moet hij, Rob, tezamen met zijn grote vriend Willem, het mooie, grote geheim, dat zij samen delen, voor de andere mensen geheim houden. Willem heeft zijn vriendje Rob ook gewaarschuwd voor het gevaar dat hen bedreigt van de zijde van de politie, van de zedenpolitie. Als de politie je ondervraagt, heeft Willem gezegd, dan moet je gewoon ontkennen dat er ooit enig seksueel kontakt bestond, tussen ons. En dat er zelfs ooit over seks is gesproken. En je begrijpt we, zei Willen, dat ook ik geheel zal ontkennen. Jij, Rob, moet mij vertrouwen en ik zal ook jou vertrouwen.

Ik heb, zei Willem, vele kinderen uitgehoord die voor een verhoor bij de politie waren. Daardoor kan ik uitvoerig berichten over de manier waarop dat gebeurde. De politie gebruikt vele middelen om vat op je te krijgen. Zo is het maar heel gewoon als een jongen enkele uren wordt vastgehouden op het bureau en dat hem wordt gezegd: als je bekend, dan mag je naar huis. Ook werd een jongen op drie achtereen volgende dagen van zijn huis gehaald om opnieuw te worden ondervraagd. Ook heeft de politie kinderen bij hun school meegenomen, naar het bureau gebracht tot ondervraging. Zelfs werd een schoolhoofd, die weigerde het meisje aan de politie mee te geven, door deze bedreigd, met: zullen we dan een busje agenten laten komen. Daarop gaf dat schoolhoofd toe. Het meisje werd nota bene ondervraagd om tegen haar moeder te getuigen, terwijl de politie heel goed weet dat het kind dan het verschoningsrecht heeft. De rechter is er dan ook niet op in gegaan. Zelfs is eens bij Willem, door de politie, midden in de nacht, de voordeur met een breekijzer opengebroken. Een jongen van 13 en een meisje van 11, die met toestemming van de ouders bij Willem logeerden, werden naar het bureau gebracht. Ze woonden daar vlak in de buurt, maar op hun roepen om Vader en Moeder werd niet ingegaan en hun ouders werden niet ingelicht. De verdere nacht moesten de kinderen op het politie-bureau doorbrengen. De volgende dag werden ze ondervraagd en, volgens hetgeen de kinderen mij mededeelden, ging dat als volgt: Irma, Jantje heeft ons alles al verteld, dus weten we alles al. Hij vertelde ons, ............ Je wilt toch niet zeggen dat Jantje een leugenaar is, hij is toch je vriendje. Als je alles toegeeft, dan mag je naar huis. Maar Jantje heeft dat helemaal niet gezegd, want het is niet gebeurd. Hetzelfde liegen van de rechercheur tegen Jantje, van: Irma heeft ons alles al verteld, dus geef het maar toe, enz. Zo worden de kinderen voor de keus gesteld van: ofwel het vriendje tot leugenaar te maken, door te ontkennen, danwel die man maar te onrechte te beschuldigen. Het is duidelijk dat zulk een ondervraging niet betrouwbaar is om de waarheid te ontdekken.

De ouders van Irma zijn ook als getuige voor de rechtbank gekomen om dit relaas van hun dochter nog eens te bevestigen. De president in deze zaak zei dan ook ter zitting: als je kinderen op die manier ondervraagt, kun je ze alles wel laten verklaren. Hij gaf dat dan wel toe. Maar uiteindelijk werd de bewezen-verklaring uitgesproken. Hoewel van het proces-verbaal van 42 bladzijden groot, nog niet een honderdste deel van het daarin vermelde ook werkelijk is gebeurd. Daarom acht ik mij aan dat telast gelegde, en bewezenverklaarde, niet schuldig.

Een andere truuk van de politie is: die man heeft alle schuld op jou geschoven, door ons te zeggen dat jij bent begonnen met hem te vragen om met jou te seksen. Wil je die verrader dan nog beschermen? De bedoeling is dan, uiteraard, om die jongen kwaad te maken en zo afvallig te maken van zijn grote vriend, om zo een tegenbeschuldiging uit te lokken. Terecht of te onrechte? Die grote vriend heeft echter helemaal niet aan zijn vriendje de schuld gegeven, want hij heeft gewoon alle seks ontkend. Een andere truuk is: als je alles bekent dan hoef je niet naar een gesticht. Van dat woord gesticht schrikt dan meestal een jongen en zegt dan maar gauw iets, om zichzelf te redden. Maar over een gesticht heeft de politie niet te beslissen. Het is van de politie gewoon bedrog. Ook krijgt een jongen bij het verhoor wel te horen: je hoeft ons niets te vertellen. Geef antwoord op onze vragen met ja of met neen. De recherche wil ondervragen op door henzelf genoemde mooglijkheden. En dan ging het, volgens hetgeen kinderen me mededeelden, ongeveer zo: Je hebt zeker die man zijn plasser in je hand gehad. Dat wilde je natuurlijk niet, maar je moest van die man. Je hebt hem zeker ook moeten aftrekken. Kwam er veel wit spul uit? Heeft die man ook aan je plasser gezogen? En ik begrijp dat jij ook aan die man zijn plasser hebt moeten zuigen. Je wilde natuurlijk niet, maar je moest. En zeker heeft die man zijn plasser bij jou van achteren erin gestoken. En jij deed datzelfde ook bij die man. En die man heeft natuurlijk naaktfotos van je gemaakt. En hij heeft ook, met zijn vibrator, aan je plasser gespeeld. Zo krijgt een jongen een uitgebreide les in allerlei verboden zaken. Soms met als aanmoediging om er maar wat van toe te geven, althans te bevestigen, deze truuk: Dat is een hele slechte man en je mag van geluk spreken dat we het hebben ontdekt. Als je alles toegeeft, dan zullen we je helpen. We zullen vragen of je geen straf krijgt, we zullen een goed woordje voor je doen bij je ouders.

Als de ouders naderhand van de jongen te horen krijgen, op welke verwerpelijke wijze de politie hun zoon heeft ondervraagd, zullen ze zeker verontwaardigd zijn. Daarom probeert de politie liever om eerst de toestemming van de ouders te verwerven, liefst hun ondergetekend verzoek: dat de politie een onderzoek zal doen. Als ze dan naderhand protesteren wegens de onaanvaardbare manier op welke de ondervragingen zijn geschied, krijgen ze hun eigen handtekening onder de neus geschoven. Die handtekening vooraf, is voor de politie uiterst belangrijk. Ze wil niet dat, na de ondervraging van het kind, de ouders een klacht gaan indienen bij de hoofdcommissaris of wie zelfs erover gaan schrijven in een krant. Teneinde die belangrijke handtekening los te krijgen - mijn eigen zaak geeft daarvan het bewijs - zal de politie dan de ouders mededelen dat er met hun kind allerlei smerige dingen zijn gedaan. Hun wordt voorgehouden dat fatsoenlijke en zorgzame ouders dan, vanzelfsprekend, een onderzoek zullen aanvragen. Ook teneinde die man te kunnen vatten. Op die manier gelukt het dan de zeden-politie om veel op papier te krijgen, een uitgebreid proces-verbaal. Als het dan, alles bij elkaar, nog best wat zou kunnen worden aangevuld, dan doet de z.p. dat - naar mijn volle overtuiging - soms uit eigen fantasie. In mijn laatste zaak was - volgens het proces-verbaal - alles gebeurd wat er maar gebeuren kon. Maar in werkelijkheid was er niets van dat alles gebeurd. Alles onwaar. Maar wel alles bewezen-verklaard. Zo kan de z.p. een zaal altijd wel rond krijgen, d.w.z. dat het p.v. voldoende bevat voor een veroordeling op bewijs. Want volgens de wet is het p.v. van de politie bewijsmiddel.

Een ander voordeel van dat op vragen antwoorden met ja of met neen is: dat daardoor strikvragen kunnen worden gesteld. Op de antwoorden die de jongen geeft gaat de politie dan door en dringt zo de jongen in het nauw. Ook door hem te suggereren dat hij al bekentenissen deed. Het beste en veiligste is daarom: om op geen enkele vraag in te gaan en alleen steeds te zeggen: we deden geen seks en spraken er ook niet over. Iedereen kan overigens een gesprek met de politie weigeren. Men hoeft dus helemaal niets te antwoorden. Ook de verdachte kan zwijgen. Bij hun ondervragen doen de rechercheurs zich erg vriendelijk voor. Hoewel, daar tussen door, soms ook dreigend, als ze menen daarmede verder te komen. Om dan zo gauw mogelijk weer vriendelijk te doen. Ik, Willem, acht het mijn plicht de mensen tegen deze lieden te waarschuwen en hen te noemen met deze duidelijke naam: Wolven in schaapskleren. En een bedreiging voor uw kinderen.

De rechters krijgen dan dat proces-verbaal onder de ogen en hun wordt een beslissing gevraagd. De rechterlijke macht weet heel goed dat de pp.vv. van de zeden-recherche zeer twijfelachtig zijn en dat men er gerust niet zoveel waarde aan kan hechten. Maar, als de rechter dan, op zo'n verschrikkelijk p.v. maar een klein vonnis velt, of zelfs een vrijspraak doet volgen, dan betekent dat precies: dat de rechter verklaart dat de rechercheurs met hun verhaal hem niet hebben kunnen overtuigen, dat hij de waarheid van hetgeen in het p.v. staat vermeld in twijfel trekt, dat hij dus aanneemt dat de rechercheurs onbekwaam zijn of zelfs dat ze bedriegers zijn. Maar wat is het gevolg daarvan, als de rechter dat doet? Dan ontstaat een oorlogs-toestand tussen de politie en de justitie. Door zulk een vijandschap is de samenwerking tussen politie en justitie zeer ernstig blijvend gestoord. Houdt de justitie ons politie voor leugenaars? Wel, dan zullen we dat zijn. Deze bedreiging is zeer wezenlijk en zeer groot.
Deze ontwikkeling is voor de rechter onaanvaardbaar. De taak van de politie is: om het eerste onderzoek te doen en dan uit de gevallen een keus te doen en deze uitgekozen zaken voor de rechter te brengen. Door alles maar aan de rechter door te geven, of door de rechter onjuiste gegevens te verschaffen, verzwaart de politie de taak van de rechter. En, zoals algemeen wordt toegegeven: de rechterlijke macht is in Nederland zeer zwak bemand. Er zijn veel te weinig rechters (in West-Duitsland b.v. naar verhouding drie maal zoveel) hetgeen tot gevolg heeft, dat de Nederlandse rechter, door tijdsgebrek vaak niet instaat is om de zaken tot op de grond te onderzoeken.
Daardoor berusten rechterlijke uitspraken in Nederland veelal slechts op een meer vluchtige indruk. Rechters zijn vaak geërgerd, als de advocaat vraagt om diepgaand onderzoek en deze advocaat riskeert, met zijn doordrijven, het rechterlijke ongenoegen en, wie weet, de miskenning door de rechter en zo diens tegenwerking in zijn zaken. Enkele advocaten hebben mij, Willem, dat duidelijk gemaakt. De rechter waardeert een korte zaak.

Door mijn ondervraging van de jongens en meisjes, in mijn eigen zaken en in die van anderen, is deze werkwijze van de zeden-rechercheurs mij duidelijk geworden. En de rechters staan, door hun numerieke zwakte, reeds voor een te zware taak en zij kunnen niet aanvaarden dat deze toestand voor hen nog verergert. Als de rechter, door de nood gedwongen, de verhalen van de recherche dan maar voor waarheid aanneemt, omdat een meer diepgaand onderzoek, dat achterwege bleef, hem niet beter heeft geleerd, hem niet deed inzien dat de beweringen in het p.v. onjuist waren. Als de rechter dan te onrechte het schuldig uitspreekt of een onredelijk hoge straf oplegt, dan wordt uiteraard onrecht aangedaan aan de verdachte. Maar, wat is erger, ruzie met de politie of ruzie met de verdachte? De verdachte is ook maar éen man alleen en hij verdwijnt uit het gezicht. Maar de politie is een instituut waarmede een samenwerking op goeden voet moet worden onderhouden. En rechterlijke fouten worden er nu eenmaal gemaakt. Ook staat die man bekend als iemand die het voor jongens opneemt. En de wetenschap heeft uitgesproken dat jongens op seks uit zijn. En dat ook meisjes daarvan lang niet afkerig zijn. Dus zal er waarschijnlijk wel zo iets gebeurd zijn. Althans is dat mooglijk. En de wet wil het niet hebben en de rechter is dienaar van de wet en niet van de mensen. Dus is het, althans voor de rechter en voor de rechterlijke macht, maar het beste zó.

Nu komt nog de vraag: waarom zou de politie bedrog plegen? Het probleem voor de politie in zeden-zaken is: dat deze zaken van een geheel ander soort zijn dan alle andere zaken. Als iemand werd bestolen, bedrogen, mishandeld, gedood, dan zal er altijd wel een klacht volgen. De benadeelden zoeken hun recht, ze willen dat de boosdoener wordt gestraft. Maar in zeden-zaken, waar seksualiteit aan de orde is, daar volgt helemaal geen klacht van de betrokkene, omdat hij met de gebeurtenissen veel te veel is ingenomen. De jongen of het meisje zullen wel wijzer zijn, want die omgang willen ze nu juist zo graag. Neen, ze zullen alles doen en alles nalaten als deze omgang maar kan worden voortgezet, want ze zijn er veel te blij mede. Deskundigen hebben onderzoekingen gedaan, waarop schattingen zijn gevolgd en hun uitkomsten waren: dat er op één enkele bekendwording naar schatting enkele honderden tot zelfs wel enkele duizenden kontakten zijn geschied. Iedereen zwijgt immers. De z.p. weet dus dat ze bijna nooit ergens achter komen, omdat ze hebben te doen met de allergrootste hardnekkigheid zullen ontkennen. Dit maakt de zeden-politie radeloos en woedend. Ze zijn er vrijwel zeker van dat het een en ander is gebeurd, tegen de wet. Maar het op de gewone manier ondervragen leidt nergens toe. Het zoetjes aan de man en aan het kind te vragen om uit zichzelf te vertellen wat er is gebeurd, dat kunnen ze net zo goed helemaal achterwege laten. Het is dus wel verklaarbaar als de z.p. ertoe komt om geweld te gebruiken, misleiding, bedreiging en allerlei kunstgrepen, middelen die geheel vallen buiten een fatsoenlijke omgang. Een jongen of meisje vasthouden, dat druist al meteen in tegen de wet. Ook de verklaring van de verdachte, van de man, moet in vrijheid worden afgelegd. Maar als de politie zich daarin aan de wet zou houden, dan kon ze helemaal niets bereiken. Het is dus wel begrijpelijk als de politie die minderwaardige en volstrekt afkeurenswaardige middelen toepast in het onderzoek. Het is zelfs te begrijpen als ze dan maar, uit eigen fantasie, gegevens aan het proces-verbaal toevoegt. Maar, ook al is het werk van de zeden-politie een onbegonnen werk, doordat ze vrijwel nooit ergens achter komen en doordat ze, bij vermoeden, op felle tegenstand stuiten, daarom mogen ze bij het onderzoek de wet nog niet overtreden. Ook behoort de rechter zulk een wetsovertreding door de politie niet te aanvaarden. Maar, dat is prachtige theorie, die de practijk onuitvoerbaar maakt.

Men kan het ook zó bekijken: dat de politie, wat je noemt, hart heeft voor haar zaak. Ze spannen zich in om zoveel op papier te krijgen als ze, in hun mateloze ijver, voor mooglijk enook waarschijnlijk houden en waarin ze, wie weet, ook werkelijk geloven. Ze willen graag de verdachte veroordeeld zien, want dat is hun werk. En dat de mensen - en daardoor ook de rechters - allerlei maar steeds minder erg gaan vinden, willen ze niet aanvaarden en zien ze ook als een bedreiging van hun taak. Helaas - zo heeft schrijver dezes ondervonden enook begrepen, door het ondervragen van de getuigen in zijn zaken en in die van enkele anderen - is de recherche in hun pp.vv. zeer onbetrouwbaar. Onjuiste beoordelingen door de rechters zijn daarvan het gevolg.

Schrijver dezes heeft daarover verscheidene malen de Koningin geschreven en de Minister van Justitie, zomede ook aan meerdere rechters en aan talloze vrienden en bekenden. Zo werd ik tot een persoonlijk vijand van de z.p. De Koningin meldde me dan dat mijn brief was doorgezonden aan de Minister van Justitie. En deze minister laat uiteraard mijn klachten dan wel onderzoeken.

De rechters weten heel goed dat - zoals ze dat dan wel vriendelijker zeggen - dit soort van verslagen zich bijzonder lenen tot kleuring. In feite wil dat zeggen dat ze zich wel bewust zijn dat ze de verhalen van de politie (de recherche) met gepaste terughouding hebben te lezen, eventueel met argwaan. Tot elke prijs echter moeten ze een oorlog met de politie voorkomen. Daarom zijn er speciale Officieren van Justitie, die de politie over de zaak bezoeken, om haar te kalmeren, omdat het vonnis zoveel lager is dan het p.v. mocht doen verwachten. De taak van deze O.v.J. is: om dat zo lage vonnis voor de betrokken rechercheurs zoveel als mooglijk verteerbaar te maken. Want de rechter wil graag rechtvaardig vonnissen. Maar de politie kan het de rechter, door haar vasthoudendheid, zeer moeilijk maken om goed recht te doen. Wat... als de recherche onwillig blijft om bij te draaien en de vredezoekende O.v.J. doet begrijpen dat de oorlog is verklaard. Hoe zal het dan met de verdachte gaan, want dat wordt nu een probleem. Kan nu nog wel goed recht worden gedaan? Zal de justitie of zal de politie hierin maar toegeven? Het probleem dat bij vervolging in een zeden-zaak wordt ingegrepen tegen de uitdrukkelijke wens van de deelhebbers aan de omgang, zodat er in feite geen slachtoffer is aan te wijzen waarvoor de justitie beschermend en/of wrekend optreedt, houdt steeds meerderen bezorgd bezig. Vervult menigeen met niet begrijpende verontwaardiging. Wetsgeleerden hebben aanbevolen om maar geheel af te zien van vervolging van een seksuele verhouding, als beide deelhebbers die wensen. Maar, de ouders wensen die gebeurtenissen allerminst. En de sociologen zeggen dat er moet worden getrouwd, waartoe de jeugd in haar seksuele vrijheid moet worden gestuit.

Huwlijk

De psychologen, psychiaters en opvoeders hebben dan de vraag te beantwoorden: hoe kan bij de jeugd de bereidheid en de geneigdheid tot het aangaan van een huwlijk worden aangekweekt op een aanvaardbare en eervolle wijze? Dus niet, zoals tot nu toe gebruiklijk: door middel van miskenning, verachting, bestraffing om zodoende de natuurlijke aard te onderdrukken en het kind in het gevoelsleven te verzieken, het ongelukkig te maken, tot een deerniswekkend schepsel dat zichzelf en zijn aard veracht, tot een wezen dat de beste zijde van zijn bestaan, van zijn liefde, verwerpt. Aangaande een wijze van opvoeden welke leidt tot de bereidheid om een huwlijk aan te gaan en tot de bekwaamheid om dat huwlijk te handhaven, zijn zeer duidelijke richtlijnen te geven en passende overwegingen te bieden. Men heeft te bedenken waartoe het huwlijk dient en welke eigenschappen in de mens het bestendigen. Het huwlijk dient ertoe om kinderen te verzorgen, op te voeden en leiding te geven. De te ontwikkelen eigenschappen dienen ertoe dat deze taak wordt tot een vreugde. Andere weer, dat deze taak niet wordt doorkruist. Voor de verzorging van het kind zijn nodig: liefde tot het kind, verdraagzaamheid en de bereidheid het te dulden. Vreugde in zijn welbevinden, erkenning van zijn werkelijke kinderlijke aard en de bereidheid deze te eerbiedigen. Er zijn maar heel weinig ouders die deze toets doorstaan. Het is al geweld en onbegrip dat men ziet. Daarom dient de wetenschap de ouders duidelijke richtlijnen te geven in de opvoeding.

Opvoeding

Zodra een jongen of meisje enige verantwoording kan dragen, zal hem/haar worden opgedragen om een kleiner kind te begeleiden. Is er een gezamenlijke wandeling, een pick-nick, een excursie, dan zal een kleiner kind weten tot wie het zich heeft te wenden als het hulp nodig heeft. Hierdoor zal spoedig duidelijk worden wie die hulp met liefde, toewijding en bekwaamheid biedt en wie daarin teleurstelt. Dat zal algemeen bekend worden en het meisje zal op die bekendheid weten aan wie ze als echtgenoot een goede vader en huisvader zal hebben en aan wie ze liever voorbij zal gaan. Nu is het in deze dingen ook zo dat oefening kunst baart. Ook kan iemand, na een aanvankelijke aarzeling of zelfs onwil, zo eraan gewend geraken om vadertje te spelen, dat hij plezier erin opvat. Een gewoonte wordt tot een tweede natuur, zegt het spreekwoord terecht.

In dit boekje worden geheel andere waarden aanbevolen dan de tot nu toe gebruikelijke, voor het huwlijk. Er wordt duidelijk in gemaakt dat het moet berusten op het vaste voornemen om samen kinderen te verzorgen en dat, tot dat doel, de beide, man en vrouw, goed bij elkaar moeten passen. Om de keus te kunnen bepalen is een uitgebreide kennis van zaken nodig en die kan alleen maar worden verkregen door ervaring. De gebruikelijke basis tot het huwlijk, bestaande uit de gelegenheid tot het uitoefenen van macht over de partner en zijn kinderen als een bezit kan kleineren, zulks moet als onwaardig worden verworpen. Het moet plaats maken voor een samenwerking, op basis van gelijkwaardigheid van twee mensen die, als man en als vrouw, zo geheel en al verschillen van aard, zodat ieder daarin zijn eigen inbreng heeft. Zo berust het huwlijk op een beslissing uit vrije wil. En na een rijp beraad. En nadat de vergelijking is gemaakt met de vele voorafgaande kontakten. Dan weet men: waarom men tot deze keus kwam en waarom men, voor deze keus, de verantwoording kan dragen. Men kan niemand het verwijt doen dat deze op de keus invloed heeft uitgeoefend. De twee, man en vrouw, overleggen of ze het besluit kunnen nemen. In dit huwlijk zal geen plaats zijn voor het uitoefenen van enig overwicht zelfs. Laat staan van een onderdrukking, die zo kenmerkend is voor de tegenwoordige huwlijken. Bereidheid tot het aangaan van een huwlijk, en de bekwaamheid om het te bestendigen.

De huidige opvoeding bedient zich van onderwerping, van verbod tot seks, van miskenning van de kinderlijke aard en zo worden de pilaren waarop het gedrag gaat berusten: Gebrek aan zelfvertrouwen op de miskenning, heerszucht en bezitsverlangen op de belemmeringen, behoefte om te kwellen volgt op de geleden bestraffingen. Onredelijkheid en stuurloosheid zijn het gevolg van het gemis aan ervaring, waardoor een onjuiste voorstelling werd gevormd... Verminkt werd het vermogen om gelukkig te zijn. Daarom wil ik al terstond wijzen op de voordelen van:

De seksuele ervaring vóor het huwlijk

Nadat het kind, in zijn jongste jaren, seksuele kontakten had, gaan de ouders en opvoeders het kind erop wijzen dat het goed is ernaar te streven om de ander langs deze weg gelukkig te maken. Er is echter geen sprake van dat het kind twijfel wordt bijgebracht aan de seksualiteit. Wel moet hij langzamerhand als vanzelfsprekend leren beleven dat men inzake seks rekening houdt met de ander, dat het uitsluitend volgen van de eigen begeerte en deze door te drijven in strijd met de behoefte van de ander, leidt tot een onaanvaardbare situatie. Hem moet geleerd worden om de medemens te eerbiedigen. Op de erkenning van gelijkwaardigheid en gelijkberechtigdheid van alle mensen en zijn bereidheid om die erkenning te maken tot richtsnoer voor zijn optreden, dient zijn zelfvertrouwen te berusten. Ziet nu hoeveel mensenkennis de jonge mens opdoet door zijn omgang, door zijn verbintenissen met meerdere, met vele, zeer vele partners. Hij/zij leerde zeer vele persoonlijkheden kennen en, in het samengaan leerde hij/zij, door een leiding geven, door een aanpassen, door een wederzijds erkennen hoe tezamen de eenheid te beleven van twee mensen.

Ik spreek hier volstrekt niet uitsluitend over de omgang van een mam/jongen met een vrouw/meisje. Geslacht en leeftijd zijn immers absoluut niet bepalend voor het beleven van liefde en van seks. Maar, doordat niet - zoals momenteel gebruiklijk - alle seks van kinderen de pas wordt afgesneden, zal meer, veel meer voorkomen dat een jongen en een meisje zich tot elkaar voelen aangetrokken. Door de belemmeringen die aan deze voor-de-hand-liggende vorm worden gesteld, komen de andere mooglijkheden meer aan de orde, te voorschijn. Belangrijk is dat men met vele mensen en met veel soorten van mensen tot een omgang komt. Dan zal men mensenkennis opdoen en allerlei mensen leren waarderen en liefhebben. Wel. uiteraard, onder het wakend oog van zorgzame ouders. Want bij hen blijft de verantwoording, naarmate het kind nog jonger is. Men kan de ouders ook moeilijk verbieden om hun eigen keus bij hun kind aan te bevelen. Maar het kind ziet vaak met andere ogen, die niet zijn vertroebeld door onze vooroordelen.
Men zal met allerlei mensen leren om te gaan en te komen tot de beleving van de twee-eenheid. Het is onjuist om een vooroordeel te hebben. Het leidt tot remmingen en men sluit zich af voor erkenningen van menselijkheid. Door deze veelsoortige omgang verkrijgt men een brede ontwikkeling in de omgang met mensen. Men is dan aan die mensen niet méér gebonden dan slechts door de wederzijdse erkenning.

Hoe geheel anders is de ontwikkeling die het gevolg is van de nog gebruikelijke algemene remming op seks. Het ontwikkelen van bekwaamheid in de omgang met mensen bleef achterwege, is hierdoor verhinderd. Mensenkennis werd niet opgedaan. Er ontwikkelt zich een rem, een onmacht om met anderen tot wederzijds begrip, wederzijdse erkenning te komen. Er ontstaat een bevooroordeeldheid, daar men het niet volgen van de begeerte of de interesse tracht te rechtvaardigen met een afkeuring. In plaats dat men zich een juist beeld vormt van de medemensen - door de omgang - gaat men er zich een gefantaseerd beeld van vormen. Het meisje gaat fantaseren over de prins van haar dromen, die haar eens volkomen gelukkig zal maken. Als dan de leeftijd van de vrijheid - 16 jaar, soms 12 jaar - is bereikt, is ze reeds geremd in het opnemen van een kennismaking. Ook heeft ze een onjuist beeld van de mannen en zal ze teleurgesteld zijn als blijkt dat deze niet geheel voldoen aan de zo mooie voorstelling die ze van hen had. En door die teleurstelling sluit ze zich af. Voor de jongens geldt hetzelfde, want ook zij vormden zich een vals beeld van de andere sekse, waardoor zij onjuist reageren op haar toenadering. Door hun gebrek aan gelegenheid om zich in te stellen op de waardevolle zijden van het gevoelsleven van een anders geaarde medemens, hebben ze zich eenzijdig ontwikkeld en miskennen ze de ander.

Een ander akelig gevolg van het verbod op seks in de kindertijd is dat er zich een wrok ontwikkelt en een neiging om te bespotten. Het meisje begeerde zozeer dat een jongen haar zou helpen om te ontkomen aan de macht van het ouderlijk verbod. Maar de jongens bleven daarin in gebreke. Hun onmacht, hun onzekerheid, bracht hen tot een dwaas naroepen van het meisje, dat zij eigenlijk liever teder zouden benaderen. Die niet gevolgde tederheid bindt hem wel aan het meisje, maar leidt slechts tot een hinderlijk en nutteloos volgen, soms tot een handtastelijkheid, beschamend en teleurstellend voor beide. Wel een narigheid, welk een nodeloze narigheid, welk een voor de ontwikkeling schadelijke narigheid. Alles het gevolg van het verbod.

Een goede omgang met velerlei mensen, vele soorten van mensen, brengt ook een zelfvertrouwen teweeg. De omgang met mensen is niet altijd zo gemakkelijk. Er zijn vele karakters. Maar door deze oefening gaat zich een bekwaamheid paren aan een zelfvertrouwen. Het weten hoe je met mensen omgaat, paart zich aan het vertrouwen dat men verwierf in eigen kunnen, doordat men vele malen erin slaagde om moeilijkheden in de omgang te overwinnen. Is dat niet veel beter?
Door het verbod op seks ontwikkelde zich een haat jegens de andere sekse. Het verwerven van mensenkennis bleef achterwege, doch een onjuist beeld van de anderen ontstond. Als dan eindelijk, na lang verdrietig wachten, de kennismaking volgt, staat men onwennig jegens elkaar, begrijpt men niet wat men moet doen om de strubbelingen te overwinnen, gelooft men ook niet dat men daartoe instaat zal zijn. De spanningen door onvrede met de situatie nemen toe, daar men zich machteloos ziet om tot een oplossing te komen. Tenslotte komen de wrok en het verdriet die het verbod op seks bracht opzetten en een woede-uitbarsting volgt. Geweld. Of een uiteengaan. Door een gebrek aan ontwikkeling, door een gemis aan zelfvertrouwen, door een moedeloze machteloosheid. Moet dit werkelijk zo? Kan het niet anders en veel beter? Doordat men in de jeugdjaren geen seks mocht begaan en zelfs daardoor in de omgang met anderen werd bemoeilijkt, wordt men onzeker of men wel kan verwerven en ook behouden. Dan tracht men ernaar om te bezitten. De jongen zoekt niet in het meisje eigenschappen die bij hem passen, maar hij wil haar tot zijn eigendom maken. Zij moet de eerste en de enige zijn. Zij moet "maagd" zijn en alleen voor hem beschikbaar zijn. Zij moet hem toebehoren. Zo worden de man en de vrouw tot elkaars gevangen-bewaarder. Nauwlettend zien ze toe dat de partner - eigenlijk de slaaf, de slavin - bij de andere sekse vandaan blijft. Jalouzie, in plaats van begrip. Macht, voor menselijkheid.

Hoeveel juister zal de keus van de levenspartner zijn, als die keus berust op de kennis van vele mensen, vele karakters, vele eigenschappen. Hoeveel duurzamer zal deze verbintenis zijn en hoeveel vriendschappelijker ook, als beider omgang wordt gesteund door mensenkennis enook bekwaamheid in de omgang met anderen en door het vertrouwen in zichzelf en de eerbied voor de ander. Hoe jammerlijk en dwaas steekt daartegen af de op gebrek aan ontwikkeling, op afwezigheid van bekwaamheid en van zelfvertrouwen, op onbegrip en ongeduld volgende machts- en bezitszucht, die berust op machteloosheid. De gevangenbewaarder-echtgenoten beschouwen elkaar als een bezit dat zij verwierven en willen behouden tot het voldoen aan de seksuele behoeften. De geringste ontrouw leidt dan tot grote verontwaardiging en deze brengt meteen het voortbestaan van het huwlijk in gevaar. In het beste geval volgt dan een scheldpartij en worden klappen uitgedeeld. Welk een onbegrip voor de medemens! Welk een zwakte in de liefde! Maar, als de jeugd vele seksuele kontakten had, zullen de echtgenoten ervan uitgaan dat hun huwlijk bestaansrecht heeft door het vaste voornemen om tezamen de kinderen groot te brengen waarbij het van weinig belang is, mooglijk van geen enkele betekenis, of de partner zo nu en dan een ander bemint, of zelfs daarmee een min of meer vaste verhouding heeft. Dan zal men inzien dat het enigszins vrij laten van de partner niet het huwlijk bedreigt, maar dat dit integendeel ertoe bevorderlijk is dat het huwlijk kan voortbestaan. Van het allereerste belang is dus: dat er een sterke gebondenheid bestaat jegens de kinderen. De echtelieden moeten, in de eerste plaats, wellicht uitsluitend, hun verbondenheid beleven in de gezamenlijke vreugde om hun dienstbaarheid aan de kinderen. Deze ouderlijke plicht kan alleen verzoet worden door de gezamenlijke liefde in erkenning en waardering van de ander. Om die noodzakelijke instelling door strubbelingen in de seks te laten verstoren, is het verwerpen van het eigenlijk en uitsluitend doel van het huwlijk: de verzorging van de kinderen.

Het oude systeem, ging ervan uit dat, door middel van een verbod op seks in de kinderjaren, een innerlijke onzekerheid werd gekweekt waardoor het verlangen ontstond om de medemens te bezitten en zo te dwingen. Ook jegens de kinderen ontstond deze instelling van de bezitter ervan te zijn. Dit betekent dan wel een geweldpleging op de menselijke waardigheid. Maar de staatslieden en wetgevers meenden dat ze de domme massa niet zouden kunnen overtuigen en zo leiden en beheersen: door hen overwegingen voor te houden. Dit zou leiden tot een mislukking, meenden zij. Alleen door gebruik te maken van de lagere behoeften van de burgers, zo van hun lust naar de macht en geweld, zo meenden zij, kon pas worden bereikt dat de burgers, die nu vrouwen en kinderen zouden kunnen en mogen onteren, door miskenning van hun menselijke waardigheid, door hen te overweldigen, bereid zouden zijn om elkaar niet te verlaten. Immers kon dan alleen binnen het huwlijk machtsmisbruik worden beleefd, terwijl dit, buiten het huwlijk, strafbaar was. De onmacht van de maatschappij om voor de enkeling op te komen, maakte het noodzakelijk dat tussen de mensen deze onderlinge saamhorigheid werd veroorzaakt. Zij het ook met dit bedenkelijk oogmerk en op deze onwaardige wijze. Maar nu, zoals reeds hiervóór vermeld, is de toestand anders geworden nu de maatschappij, door een steeds meer naar uitbreiding strevende sociale zorg, aan de in nood geraakte enkeling hulp kan bieden. Nu is het huwlijk niet meer in die mate en steeds minder, noodzakelijk geworden. Nu hoeft niet meer, om elk risico maar te ontgaan, worden voorbij gegaan aan hogere waarden in de mens, om tot de begeleiding en beheersing van de burgerij in te spelen op haar lagere instinkten.

Een andere gelukkige omstandigheid is: dat de mensen in het algemeen en velen in het bijzonder, beter verstandelijk zijn ontwikkeld. Het is niet meer, zoals weleer, noodzakelijk dat gebruik wordt gemaakt van hun lagere neigingen om te geraken tot hun beheersing. Men kan, meer en meer, een beroep doen op hun redelijkheid en op hun verlangen om voor de medemens goed te zijn, hem te helpen en zich voor hem in te spannen, zelfs zich op ter offeren. Daarom wil dit boekje een bijdrage ertoe zijn dat de mensen gaan inzien dat de oude weg die werd gekozen om te bereiken dat bij de burger de bereidheid enook de wens om een huwlijk aan te gaan, ontstond, een niet zozeer eervolle weg is.

Mensen die zichzelf respecteren zullen ook hun medemensen willen respecteren en ze zullen dus aan hun optreden de voorwaarde stellen dat zij de medemens in zijn waarde erkennen. Machtsmisbruik binnen het huwlijk zullen zulke zedelijk en verstandelijk beter ontwikkelde mensen bij voorbaat uitsluiten. Zulke verstandelijk beter ontwikkelde ouders zullen ook weigeren ervan uit te gaan dat seks in zich verwerpelijk is. Ze zullen danook de seksuele onderdrukking van hun kinderen niet meer aanvaarden. Zij willen hun kinderen in hun eer en in hun natuurlijke kinderlijke zelfaanvaarding - voor werkelijk liefhebbende ouders een voortdurende bron van verrukking - geheel erkennen en aanvaarden. Zulke geestelijk meer ontwikkelde ouders zullen hun kinderen voor houden dat zij terdege hebben rekening te houden met de belangen en rechten van anderen. Daarin zullen deze ouders hun kinderen ook voorgaan en hen tot voorbeeld strekken. Dit voorbeeld zou wel geheel mislukken als deze ouders zouden bedenken om hun kinderen de pas af te snijden voor hun seksuele verlangens. Deze goede en liefhebbende enook wijze ouders lijden eronder dat hun kinderen anderen in gevaar brengen door met hen het wonder van de seksualiteit te beleven. Immers kunnen deze door de rechter worden gestraft, hoezeer ook het kind deze vriendschap waardeerde. Daarom behoort aan deze, geestelijk beter ontwikkelde ouders, de gelegenheid open te staan om een vervolging van de minnaar van hun kind te voorkomen. Hen moet het klachtrecht worden verleend. Zulke ouders die in beginsel kinderseks aanvaarden dienen zich als zodanig aan de politie bekend te maken en hun namen moeten dan op het bureau in een register staan vermeld. Dan weet de politie als die op een seksueel kontakt van een kind uit zulk een gezin stuit, vooraf, dat zij niet mogen optreden, dus het kind niet mogen benaderen, dan eerst na voorafgaande, liefst schriftelijk toestemming van de ouders. Natuurlijk kan men van elk seksueel kontakt met een kind een klachtdelict maken, hetgeen betekent dat de politie uitsluitend op verzoek van de ouders het kind mag benaderen. In enkele landen is dat ook zo geregeld, zoals in Italië. Daar hebben de ouders het dus geheel zelf in handen of de minnaar van hun kind zal worden vervolgd. In Nederland houdt de politie zich veelal al afzijdig als de ouders tegen hun bemoeienis protesteren. Maar de wet verbiedt de politie het optreden naar eigen goeddunken en beslissing geenszins.

Als de wet zal worden veranderd moet men streven naar het haalbare. In de Tweede Kamer hebben besprekingen plaats die moeten leiden tot het vaststellen van een nieuwe wet. Daarna is de taak van de Eerste Kamer om het voorstel van de Tweede Kamer te aanvaarden danwel te verwerpen. Het kan dus heel wel gebeuren dat het werk van de T.K. nutteloos was omdat de E.K. niet wil meewerken. Zo is enkele jaren geleden het art. 248-bis opgeheven dat strafbaar stelde: de ontucht (een seksueel kontakt wil dat zeggen) van een meerderjarige met een persoon van hetzelfde geslacht tussen 16 en 21 jaar. Dit zowel voor de man alsook voor de vrouw als wetsovertreder (-ster). Sindsdien geldt nog alleen het art. 247 dat o.a. strafbaar stelt elke ontuchtige (=seksuele) handeling, door wie ook begaan, met iemand van nog geen 16 jaar. De vleeslijke gemeenschap, dus van een jongen of man met een meisje of vrouw, onder de 16 jaar, valt onder de artikelen 244 en 245. Kort geleden onderzocht de Commissie Melai (voorzitter prof. Melai, Rapenburg, Leiden) of en in welke zin de zedenwetten dienden te worden gewijzigd. Het advies schijnt te zullen worden - uiteraard een gemiddelde uit de vele soms nogal uiteenlopende standpunten van de deelhebbers aan dat onderzoek - dat seks met een jongen of met een meisje van nog geen 12 jaar, nog strafbaar zal blijven, zij het ook bedreigd met een lichtere straf dan de nu nog geldende van zes jaren gevang, zoals art. 247 wil. En seks met een jongen of meisje vanaf 12 jaar en ouder, tot 16 jaar, zou dan een klachtdelict kunnen worden, dus alleen maar vervolgbaar op verzoek (klacht) van de ouders. Ook daar zal, zo wordt verwacht, de maximale straf worden verlaagd, mooglijk tot zes maanden gevang. Maar wie weet ook komt elk seksueel kontakt met een jongen vanaf 12 jaar geheel vrij. Zoals ook de z.g. handtastelijkheid met een meisje van tenminste 12 jaar. De geslachtsgemeenschap met een meisje of vrouw zal, dunkt mij, geheel anders worden beschouwd dan de handtastelijkheid, enz., omdat op het eerste zwangerschap kan volgen. In de huidige artikelen 244, 245 en 247 kwam dat al zo uit. Daarom neem ik aan dat de artikelen 244 en 245 zullen blijven bestaan. Mogelijk ook gewijzigd in de strafmaat. Niet ondenkbaar is dat, op den duur, het seksueel kontakt met een kind niet meer zal worden vervolgd. Mits daaruit geen zwangerschap kan ontstaan, mits ook de ouders en het kind ermede instemmen en het geen mishandeling betekent.

Ouders die hun kinderen in seksuele vrijheid wensen op te voeden zullen ongetwijfeld op tegenstand stuiten en zullen soms een harde strijd hebben te voeren tegen diegenen die een persoonlijk belang hebben bij de onderdrukking van kinderen. Ik bedoel de vrouwen, omdat deze vanwege die kinderen een geduchte konkurentie vrezen, en dus een bedreiging in haar streven om de man te veroveren. De vrouwen bedenken hoezeer de man wordt bekoord door de ongekunsteldheid van een kind. Daarom trachten de vrouwen wel om het kind na te doen maar zij slagen er niet in om het te evenaren. De man onderscheidt ook wel hoe het kind van nature en ongewild zijn bekoorlijkheid toont. Terwijl men ingeval van vrouwen meer aan gekunsteldheid moet denken, zomede aan het gebruik van schoonheidsmiddelen. De vrouwen ontmoedigen ook de kleinere en jongere meisjes om hen zo bij de mannen vandaan te houden. Onverkwiklijk, maar wel begrijplijk.

Ook de kinderen van de ouders die een opvoeding in seksuele vrijheid toepassen, zullen op deze wijze door vrouwen worden beïnvloed. Dan doen die ouders er, dunkt me, beter aan om hun kinderen niet tegen deze strijdsters voor vrouwenbelangen op te hitsen. Zij zullen slechts hun kinderen voorhouden dat zij, de eigen ouders, een moderne opvoeding het beste vinden. En zij zullen deze ongeruste vrouwen verzoeken om haar inspanning, wat betreft dit gezin, te staken. In kinderharten wordt geen vijandschap gezaaid. De sociologen zullen nog niet geheel gerust zijn. Zij menen dat, als huwbare personen hun seks ook kunnen beleven met kinderen, dat dan de zin tot een huwlijk tezeer zal teruglopen. En wat dreigt er als er niet meer voldoende wordt getrouwd? Zal dan de maatschappij te zwaar worden belast met aansprakelijkheid voor niet verzorgden? Want men mag verwachten dat seksuele vrijheid voor kinderen leidt tot een veelvuldiger beroep op de Sociale Dienst. Ook zal het aantal geboorten teruglopen.
Dat bezwaar bestaat, inderdaad, maar de S.D. is al tot veel hulp te geven instaat. En die hulp neemt toe in vermogen. Ook moet men bedenken hoe het komt dat mensen zich verzetten tegen seks voor kinderen. Dat komt niet omdat ze de achtergrond van het verschijnsel beseffen. Dat komt omdat hun sociaal instinkt hen beheerst. En zij de kracht missen om het terzijde te stellen. Door hun instinkt worden de mensen gedreven tot een bepaalde mening. Zoals alle instinkten het denken en oordelen van de mensen bepalen. Het is moeilijk om aan die machten te ontkomen en werkelijkheid te zien.

Onze maatschappij ontwikkelt zich geleidelijk. Daarom ook zal het denken van de mensen, de vorming van hun overtuigingen, slechts geleidelijk zich bewegen in de richting van seks voor kinderen. Het zal gelijke tred houden met de hulp die de maatschappij kan bieden, een hulp die steeds groter wordt. Ook is het aantal dergenen die begrip kunnen opbrengen voor het Kind nog gering. En nog weinigen zijn bereid om, op grond van dit inzicht, zich de moeite te getroosten van een opvoeding waarin erkenning van menselijke waardigheid voorop staat. Maar het hulpgevend vermogen van de maatschappij en de wijsheid van de mensen nemen toe. Bij steeds meer ouders zal het inzicht doorbreken dat zij steeds hun kind verkeerd hebben beoordeeld, en dan zal het besluit worden genomen om voortaan hun kind het recht op leven te gunnen. Het zo begeleidend op de enige weg naar een gelukkig, waardig en standvastig huwlijk.

Slotwoord

Dit boekje is een pleidooi voor het belang van het kind. En voor een gelukkiger, waardiger en standvastiger huwlijk, waarvan het kind in hoge mate voor zijn levenskansen afhankelijk is. Bijzonder heb ik uitgewijd over de politie en de justitie. Want het is voor de meeste mensen nog vanzelfsprekend dat men zich daartoe wendt. Terwijl deze stap juist de meest verkeerde is die kan worden gedaan. Alleen diegenen die geen begrip hebben voor kinderen, die geen liefde kennen voor kinderen, die het kind niet weten te eerbiedigen en te sparen, alleen zij kunnen ertoe komen om het kind over te leveren in handen van hen wier devies is: alles is toegestaan wat dienstig kan zijn voor het onderzoek. De taak van de politie is het: om misdrijven boven water te krijgen en daartoe de justitie zoveel mooglijk gegevens te verstrekken om een misdadiger veroordeeld te krijgen.

Het seksueel benaderen van iemand van nog geen zestien jaar is een misdrijf, hoezeer ook kinderen naar zulke kontakten hunkeren. Het is niet de taak van de ouders: om de politie en de justitie terwille te zijn, maar wel: om hun kinderen in bescherming te nemen. Als u dan nog steeds wilt geloven - hoe onredelijk dat ook is - dat de minnaar van uw kind, door zijn seksueel kontakt daarmede, daarop een geweldpleging beging, bedenk dan ook: hoe het onderzoek door de politie en de justitie, hoe de bestraffing van de grote vriend, hoe het kombineren (waaraan u zo vlot medewerkte) van seksuele liefde en misdrijf, voor het kind een geweldpleging is op zijn menselijke aard, een geweldpleging waarvan u de dader bent. Wat denkt u ervan als het kind, onder de druk van de ondervraging door de politie, zijn grote vriend heeft verraden. Als hij de man waarop hij zijn aanhankelijkheid heeft gevestigd, heeft beschuldigd, wie weet in zijn angst en verwarring geheel of ten dele nog ten onrechte, als hij dan, als die pijnigende ondervraging ten einde is de vragen gesteld krijgt: ben je niet blij dat alles nu achter je ligt? ben je niet blij dat je geweten nu weer vrij is? ben je niet blij dat je voortaan van die viezerik bent verlost? Wat denkt u daar dan van? Begrijpt u dan niet wat er met het kind is gebeurd? Of wilt u dat niet begrijpen? Nu wordt er wel gezegd - en het blijkt ook uit de feiten - dat er ook bij de politie, sinds enkele jaren, wat begrip is gekomen voor de kinderen en voor de kinderlijke behoeften. Zo hier en daar is dat inderdaad wel waar. Maar zeker niet overal en men moet rekening blijven houden met zeer barre mooglijkheden.

Ook bij de justitie daagt het wat. De psychiaters, psychologen en pedagogen roepen in koor dat seks nu eenmaal deel uitmaakt van het kinderleven. De deskundigen verklaren dat seks daarom op zich het kind in het geheel niet kan schaden, maar dat schade juist het gevolg is van de strenge onderdrukking van seks door de ouders en, vooral, van de ondervraging door de politie. Daardoor worden de rechters terdege van hun stuk gebracht. Meer en meer gaan ze zich afvragen: waarmee het kind tenslotte nog het beste af is: met de pedofielen die het kind geven waarom het vraagt, of met de rechters, die de pedofielen - weldoeners in de ogen van het kind - zo hardvochtig bestrijden.
Als u met uw kind problemen hebt, wend u dan nooit en te nimmer tot de politie, want daar liggen de belangen anders. Voor zover de ouders hen daarin niet ijverig voorgingen, helpt de politie kinderen alleen in de zenuwen en in de verwarring en in de onherstelbare schade, in de vernieling. Bedenk en blijf bedenken dat seks een natuurlijke zaak is. En voor uw kind geheel begrijplijk en aanvoelbaar. En ook begeerlijk. Bega dus nooit de fout van er een drama van te maken, van wat er gebeurd is. Misschien heeft uw kind er nog in het geheel geen probleem van gemaakt. En bent u juist, door uw reactie, degeen die de brokken veroorzaakt.

Als het voor u werkelijk onduldbaar is, blijf dan toch kalm en zeg dan desnoods uw kind om het niet meer te doen. Kom niet met een scherp verwijt.
En, weet u er werkelijk zelf geen raad mee, wend u dan tot deskundigen op het gebied van de wetenschappen betreffende kinderen. Daar zijn gemeentelijke instellingen als de Medisch Opvoedkundige Bureaux en daar is de Jeugd Psychiatrische Dienst. Het ziekenfonds heeft psychiaters en psychologen. Daar heeft men verstand van kinderen en daar overziet men het probleem. Daar kunt u goede hulp verwachten. Ook kunnen deze deskundigen nog iets herstellen van het kwaad dat werd aangericht door strenge ouders en door ijverige politiemensen.

Een kind behoeft in het geheel niet te schrikken van een seksuele benadering. Een seksueel kontakt te hebben ligt geheel in de aard van het kind. Daarom zal het van nature op een seksuele toenadering aanvaardend reageren en ook met belangstelling en zelfs met verlangen. Maar ook komt het voor dat een kind reageert met schrik en zelfs met ontsteltenis. Dat is dan het gevolg van de jegens seks afkeurende houding van de ouders. Van nature is het kind ingesteld op het ontvangen van liefde. Het voelt ook instinktief aan dat seksualiteit verband houdt met de tussen-menselijke verbondenheid, want langs die weg worden immers de kinderen geboren. Daarom zal het kind dan niet anders reageren dan met aanvaarding. Maar daar steken de ouders dan heel vaak wel een stokje tussen. De vrouwen heb ik in dit boekje niet gespaard. Want zij bevechten hun status ten koste van het kind. Zij, wier taak in het bijzonder is: om het kind te beschermen en voort te helpen, zij stellen het kind terzijde om de eigen kansen bij de mannen te verbeteren. In het bijzonder viel dat op in het nabije verleden, toen het seksueel onderdrukken van kinderen nog voor een ieder een vanzelfsprekende zaak was.

Maar ook bij de vrouwen ziet men begrip en medeleven voor het kind doorkomen. Vaak al hebben de kinderen van hun moeder meer hulp te verwachten dan van hun vader. Deze laatsten zijn nog te zeer beheerst door hun instelling van de machthebber te zijn. In mijn boekje wordt de weg gewezen naar een volledige gelijkwaardigheid van man en vrouw. In dat huwlijk zal geen macht meer heersen, maar uitsluitend de wil tot samenwerking en overleg. Deze levenshouding moet worden ontwikkeld doordat men het kind er stelselmatig aan went om rekening te houden met de rechten en belangen van anderen. Dit kan dan worden tot een gewoonte en langs die weg tot een tweede natuur.
Dan zullen de mannen hun vrouwen niet meer onderdrukken. Dan zullen vader en moeder hun kinderen niet meer mishandelen. Dan zullen vrouwen niet meer, bezorgd wegens hun afhankelijkheid, haar moederlijke taak in de wereld verloochenen, aan haar plaats in het leven voorbijgaan.

Daarom wil ik dit nieuwe systeem voor de opvoeding aanbevelen. Omdat dan een samenleving kan ontstaan waarin man en vrouw als volkomen gelijkwaardig samenwerken. Daar zal geen grond meer zijn voor diskriminatie, voor onderdrukking, voor misbruik van macht. Daar heerst slechts erkenning van de menselijke waardigheid.

bron: Artikel 'Langs de weg van seks voor kinderen naar een gelukkiger, waardiger en standvastiger huwlijk' door W.L. Dekker (geb. 19 oct. 1911), Den Haag; Ongeveer: 1980?