Ontmoeting

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Eli

Soms gebeuren er dingen die je niet kunt verklaren. Hoe graag je dat ook zou willen. Je moet bij iemand op bezoek en plotseling ontmoet je het joch uit je dromen. En daar sta je dan... hopeloos onder de indruk en vol met vragen...

In Arie's woon plaats stappen we uit de trein en besluiten om lopend naar zijn huis te gaan. Buiten het station staat een stadsplattegrond. Tegen de jongen die erbij staat zeggen we "hallo." We zoeken de Vlierstraat, kijken niet goed, staan te schutteren. "Welke straat zoekt U?" vraagt de jongen. Hij helpt ons. "Ik heb hem gevonden," en hij wijst ons waar we moeten zijn. Zo te zien een flink eind sjouwen. Jaap en ik gaan op weg. Ik geef de jongen een tikje op z'n schouder en bedank hem. "Niets te danken, graag gedaan," antwoordt hij en kijkt weer op de kaart. Honderd meter verder kijk ik achterom. Hij staat nog op dezelfde plaats en kijkt ons na. Ik zwaai naar hem. Hij zwaait terug, pakt zijn schooltas op en holt achter ons aan. "Ik loop zo ver met jullie mee," hijgt hij. "Ik moet toch die kant uit naar school." Dat is best gezellig, maar tevens spannend, want zoiets gebeurt niet zó vaak: een jongen van ongeveer 13 jaar die zomaar met twee mannen mee gaat die hij niet kent. Al pratend komen we bij een punt waar wij linksaf moeten. "Ik moet hier rechtdoor." Hij denkt even na. "Nou ja, eigenlijk kan ik net zo goed die kant uit gaan. Ik kom nog wel op tijd." "Hoe heet je?," vraag ik. Hij heet Johan en wordt over veertien dagen veertien jaar. Hij vertelt honderd uit. Hij woont buiten de stad op een boerderij en reist iedere dag op en neer naar school. Thuis kan hij, in de ruimte van het platteland, stoeien met zijn honden. Hij vertelt over zijn ouders, zijn broers en zusters. Op school vindt hij het minder leuk, heeft vaak ruzie met z'n klasgenoten en slaat er dan op los. Hij vertelt ons dat hij ze in elkaar ramt, maar maakt meteen een machteloze indruk, wordt gespannen, emotioneel.

Ineens krijg ik in de gaten dat hij een keus maakt. Zijn aandacht gaat steeds meer naar mij uit. Als de stoep te smal wordt voor ons drieën komt hij naast mij lopen. Wat hij vertelt wordt voor het grootste gedeelte op mij gericht. Een bijzondere ervaring is dat. Het kontakt tussen ons beiden ontwikkelt zich snel en wordt gaandeweg intenser. Ik ben volledig 'in de ban'. De tijd vliegt. Bij Arie aangekomen gaat Johan mee naar binnen. We zitten een uur lang gezellig met elkaar te praten, Johan dicht naast mij. Ik krijg zijn adres en hij het mijne. Tenslotte moet hij toch naar school. Ik loop mee naar de gang en help hem in zijn jas. "Wanneer kom je weer?" Ik beloof hem dat ik over een week op dezelfde tijd en dezelfde plaats zal zijn. Binnen twee uur tijd is er veel gegroeid. Ik neem zijn hoofd tussen mijn handen: "Dag lieve Johan." Die avond had ik een vergadering. Ik voelde vlinders in mijn buik.

Precies een week later sta ik voor het station. Hij is er precies op tijd en zwaait al uit de verte. Bij mij valt een stuk spanning weg. Ik sla een arm om zijn schouder. In het stationrestaurant bestellen we koffie met een spoorpunt. Als het tijd is om naar school te gaan komen we langs een pasfoto-automaat. Johan wil graag een foto van ons beiden. Hij koopt er een sleutelhanger bij. Daar passen we keurig in. "Heb je thuis over mij verteld?" "Nee, dat vond ik niet nodig." "Maar als ze die sleutelhanger zien?" "Die vinden ze niet, ik berg hem goed op." We lopen naar buiten. "Ik schrijf jou een brief, Eli, maar het wordt niet zo'n lange en je moet niet naar de taalfouten kijken. Je schrijft toch wel terug hè?" "Natuurlijk schrijf ik terug. Maar jij wilt toch niet voor je ouders weten dat jij mij kent? Zo ontdekken ze dat ik er ben." "Nee hoor, ik heb een stalen kistje waarvan ik alleen de sleutel heb. Daar leg ik jouw brieven in." Ik koop postzegel voor hem. Johan realiseert zich niet dat op elke brief een afzender staat. Als zijn ouders dat lezen, gaat er best een lichtje branden. Dat zeg ik niet tegen hem. Ik wil die konfrontatie met zijn ouders wel aan. Hij heeft z'n vader en moeder nodig, moet op hen terug kunnen vallen, óók in zijn vriendschap met mij. Onderweg naar school komen we klasgenoten van hem tegen. Ze kijken naar ons en zeggen wat tegen elkaar. Ze kijken naar ons en zeggen wat tegen elkaar. "Als ze vragen stellen, zeg dan dat ik je opa ben, dan ben je van alle gezeur af. Misschien gaan ze anders vervelende dingen tegen je zeggen." "Ja, misschien noemen ze me dan wel flikker of zo."

Ik zie Johan regelmatig. Voor zijn ouders, die mijn brief zagen, is dat geen bezwaar. Ik heb hen opgebeld toen Johan me dat vertelde. Zijn moeder zei me dat ik veel voor hem beteken. "Hij geeft zich niet zo gemakkelijk. Jij bent de eerste volwassene met wie hij spontaan kontakt heeft gelegd. Kom eens langs, we willen graag kennis met je maken." Hetgeen binnenkort gebeurt.

bron: Artikel 'Ontmoeting' door Eli; Martijn, nr. 19; mei 1984