Praten is ontzettend belangrijk!

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Giovanni van Zinnen

Nederland en België houden maar niet op erover te praten: seksueel misbruik van kinderen. De afgelopen maanden zijn er weer enige ontwikkelingen geweest in de berichtgeving over 'pedofielen'. Meest opvallende was misschien de boodschap van meneer Vervloesem en de stichting Morkhoven, die hebben gemeld te zijn gestopt met hun activiteiten.

Verder weer veel stemmingmakende berichten in de kranten en op de televisie. Zo kwamen op één avond (dinsdag 24 november j.l.) in verschillende programma's 'slachtoffers' en 'ouders van slachtoffers' aan het woord. In beide programma's hoorde ik beweren dat de dader niet genoeg gestraft werd, immers: als hij vrijkwam, was er voor hem niets meer aan de hand, terwijl de slachtoffertjes 'levenslang' hadden.

Het is triest dat mensen in één zin zoveel onwaarheid kunnen uiten. Dat ze geschokt zijn over wat hunzelf of hun kind is overkomen, kan ik begrijpen, zeker als het om ècht misbruik gaat, en hun boosheid kan ik dan ook billijken, maar uit dit soort uitspraken blijkt dat deze mensen, slechts geleid door een in de groep gevormde mening, de werkelijkheid uit het oog verliezen.

In "Netwerk" op Nederland 1 kwam onder de titel "Mag een veroordeelde pedofiel terug naar de plaats waar hij zijn misbruik heeft gepleegd" de zaak aan de orde van een gestoorde of achtergebleven jongen (die toen de zaak aan het licht kwam veertien jaar was, geloof ik) die in Almere op de speelplaats nabij zijn woning kleuters misbruikt had. Eerder een seksueel delinquent dan een pedofiel, zou ik op grond van de feiten zeggen, maar dit verkeerd gebruik van termen komen we helaas wel vaker tegen... De jongen is nadien in een inrichting geplaatst, maar was daar onlangs (onaangekondigd voor de buurt) uit ontslagen omdat hij achttien werd. Hij woont nu weer op zijn oude adres onder de voorwaarde dat hij géén contact heeft met buurkinderen. Hij mag slechts onder begeleiding naar buiten. Enkele buurtbewoners werden uitgebreid aan het woord gelaten. Twee deskundigen probeerden enige kanttekeningen te plaatsen bij de soms wel erg ongenuanceerde uitspraken van de betreffende ouders, maar stelden wel het leed hen aangedaan boven alles; in onze maatschappij met zijn 'softe' aanpak moesten we het belang van onschuldige kinderen en hun ouders nu eindelijk maar eens op de eerste plaats stellen, was zo'n beetje de tendens.

Zo vond een dame met een graad in de medische ethiek dat de dader toch wel een kansje moest krijgen weer thuis te gaan wonen, maar dan met een hele rij voorwaarden waar hij aan moest voldoen, zodat hij, als hij zich niet aan die voorwaarden hield, onmiddellijk en zonder pardon weggestuurd kon worden. Het was belangrijk, haastte ze zich te zeggen, dat die 'dreiging' altijd boven zijn hoofd bleef hangen, want het leed van de 'slachtoffertjes' was natuurlijk oneindig veel groter, en híj moest dan maar met dit ongemak leren leven. De ouders (niet tegelijk met deze dame geïnterviewd, maar apart, in hun eigen woonkamer) beweerden dat hun kinderen zolang deze jongen in de buurt woonde, nooit meer naar buiten zouden durven.

Dat is natuurlijk onzin. In feite durven deze óuders hun kinderen niet meer buiten te laten spelen; zij brengen deze angst over op hun kinderen. Door te zeggen dat dit komt door de jongeman die hun kind heeft aangerand, doen zij niets anders dan een zondebok aanwijzen. Dit is zinloos, want gesteld dat de jongen nooit meer in zijn woonplaats terugkeert, dan is er geen enkele garantie dat er geen ánder met een gestoorde geest komt wonen of rondkijken. Wat deze ouders dus zouden moeten doen, is hun kind weerbaar maken, zodat het NEE durft zeggen. Verder moeten ze hun kind helpen het gebeurde te 'vergeten', ofwel het een plaats geven in hun leven: het is gebeurd, maar het zal niet opnieuw gebeuren. De beladenheid moet in ieder geval, in het belang van hun kinderen, van het onderwerp worden weggenomen. Door steeds opnieuw actie te voeren tegen deze ene jongen, rakelen ze elke keer het verleden op en zadelen hun kinderen aldus op met een angst voor vreemden en seksualiteit.

Nu de jongeman wèl in zijn woonplaats is teruggekeerd, durf ik te wedden dat er niemand zal zijn die zo in de gaten zal worden gehouden als juist hij. Iets dergelijks is ook nog zeer recent een veroordeelde en vrijgekomen pedofiel in Amsterdam overkomen. Een burgerwacht houdt hem in de gaten, aldus de lokale televisie, en de betreffende man kijkt zelfs niet vreemd op van een brandje bij zijn voordeur. Dat brandje ging te ver, vonden ook geïnterviewde buren, want daarmee hadden ze ook ándere bewoners in gevaar gebracht. De betreffende man had wat hun betreft mogen verbranden. Ook zag ik onlangs op de BRT (opnieuw) de documentaire over Bobby Oats, een Canadees die jarenlang opgesloten heeft gezeten voor seksuele vergrijpen tegen kinderen, en die het nu, na een uitgebreid rehabilitatieprogramma onmogelijk wordt gemaakt om in de maatschappij terug te keren omdat zijn inmiddels volwassen slachtoffers met hulp van bijna de gehele gemeenschap waar zij leven, geleid door angst, actie voeren tegen zijn vrijlating. Uit deze en vele andere voorbeelden blijkt wel dat niet alleen de 'slachtoffers' levenslang hebben. De 'daders' hebben dat in ieder geval, ook als ze hun gevangenisstraf hebben uitgezeten; want de omgeving vergeet niet wat er is gebeurd.

Mijns inziens kiezen de slachtoffers er tot op zekere hoogte zèlf voor levenslang te hebben. Want vooral als ze de (seksuele) gebeurtenissen in hun verleden teveel gewicht geven en (vaak 'gedwongen' door hun omgeving) geen plaats kunnen geven, blijven die gebeurtenissen als een schaduw boven hun verdere leven hangen. Dat bleek vooral uit het tweede programma waar ik op 24 november middenin viel:

In "Man/Vrouw", een EO-programma, kwamen seksueel misbruikte mannen aan het woord. Een stuk of vier, vijf 'slachtoffers' zaten aan een tafel en werden geïnterviewd door een presentator en presentatrice; van de overige in de studio aanwezigen (ervaringsdeskundigen?) kwam soms enig commentaar of een opmerking. De mannen aan tafel hadden blijkbaar allemaal last van een verstoorde beleving van seks. Zij legden allen de oorzaak in hun jeugd, want zij hadden hun eerste seksuele beleving met een man gehad, "en dat hoort natuurlijk met een meisje te zijn", aldus één van hen. Ook de anderen vertelden gelijksoortige verhalen. Ieder van hen was (voorzover ik uit hun woorden kon opmaken, zonder dwang) als jongen met een man in zee gegaan. De één had op dat moment al het gevoel dat het verkeerd was en vies, een ander begon pas later met de vraag te worstelen of hij homo of hetero was. De een na de ander verzekerde dat hij toen eigenlijk al meer van meisjes hield. Desondanks zeiden alle mannen dat ze van het seksuele contact hadden genoten en er zelf vrijwillig aan waren begonnen. "Kortom, je geest wilde niet, maar je lichaam reageerde anders," sprak de presentator vergoelijkend. "En hoe gaat dat nu verder? Je kunt de dader haten, hem neerschieten, maar lost dat iets op?" De 'slachtoffers' verzekerden dat het een stuk beter met hen ging sinds ze waren gaan beseffen dat zij er zelf niets aan konden doen, toen. Die man was de dader en zij waren zelf niet medeplichtig. "Hoe lang heeft het geduurd voor je dat bent gaan beseffen?" vroeg de presentator. "Nou, dat heeft heel wat gesprekken met het maatschappelijk werk gekost," aldus een van de 'slachtoffers'.

Dat massa's mensen hun eerste seksuele ervaring met iemand van hetzelfde geslacht hebben en daarna 'gewoon' heterofiel worden, bleef natuurlijk onvermeld. Dat veel mensen hun eerste seksuele ervaring met iemand van het ándere geslacht hebben en daarna gewoon homofiel worden, werd al helemaal niet ter sprake gebracht. Dat de worsteling van deze vier of vijf mannen die indertijd hadden genoten van 'homoseksuele seks' en nu in de knoop zaten met hun seksuele identiteit wel eens het gevolg zou kunnen zijn van hun omgeving, van de maatschappij die ze zo graag in een hokje wil stoppen, dat was een gevolgtrekking die niemand van de 'deskundigen' wilde maken. Nee, het was heel prettig voor de EO dat al deze mannen intussen waren getrouwd. Hun huwelijks- en seksualiteitsproblemen vielen allemaal terug te voeren op het hun aangedane misbruik in hun jeugd.

Er werd nog even geciteerd uit de brief van een 'dader' die verantwoordelijkheid nam voor het gebeurde en zich daarover schuldig voelde. Deze brief werd door een deskundige afgedaan als een zeldzaamheid, want "de meeste daders geven de schuld aan iets uit hun eigen jeugd, of aan hun omgeving, of aan de kerk, kortom: aan de ander. Zij doen zich ook voor als slachtoffer." In feite zei hij hier iets belangrijks, want natuurlijk is iedereen, maar dan ook IEDEREEN, product en dus slachtoffer van zijn opvoeding, omgeving, cultuur enzovoort. Bovendien is het onmogelijk de maatschappij zwart/wit te verdelen in goed en kwaad, in slachtoffers en daders. Maar aan dit feit werd voorbijgegaan.

In plaats daarvan kwam nog de vraag aan de orde of deze mannen ooit hun misbruikers konden vergeven. NEE, was vrijwel unaniem het antwoord. Want "híj had je privacy geschonden, híj had je je jeugd ontnomen, híj had jóu levenslang gegeven".

Nee, lieve mannen, dat is niet het werk van die 'dader', zou ik hier nogmaals willen stellen, dat is het werk van onze maatschappij.

Als wij er allemaal eerlijk voor zouden durven uitkomen dat wij van seks kunnen genieten met een ander, ongeacht het geslacht van die ander; als niet ieder contact dat je legt direct moet leiden tot 'in-hokjes-stopperij'; als kinderen het recht hebben NEE te zeggen maar ook JA als zij willen experimenteren met seks, zonder direct te worden opgezadeld met een schuldgevoel - in een maatschappij met zo'n klimaat zouden problemen als die van de heren in "Man/Vrouw" helemaal niet bestaan.

Het is heel pijnlijk dat zoveel televisiemakers en journalisten van de schrijvende media niet beseffen dat ze met hun heksenjacht op pedofielen het leefklimaat voor IEDEREEN doen verslechteren, want niet alleen pedofielen worden voorzichtiger in hun (lichamelijk) contact met kinderen, ook ouders en iedereen die beroepsmatig met kinderen te maken heeft, worden hoe langer hoe afstandelijker. Dat is geen goede ontwikkeling. In het licht van dit alles zou ik nog even willen refereren aan twee artikelen die in oktober in De Volkskrant verschenen zijn. Op 16 oktober verscheen een artikeltje van Esther Bakker en Annieke Kranenberg waarin werd gesteld dat leraren last hebben van 'aanrakingsangst'. Ze durven een verdrietige leerling geen aai over de bol meer te geven. Er worden gedragscodes afgesproken met als gevolg dat de leraren zich onzeker gaan voelen. Dit leidt tot een enorme verschraling van het contact tussen leerling en leraar. Volgens een op 29 oktober verschenen artikel van Marijke Lammers geldt die aanrakingsangst niet alleen in het onderwijs maar ook in de hulpverlening: "Het uit de weg gaan van alles wat met intimiteit te maken heeft, is niet alleen een enorm verlies voor het onderwijs of zorg- en hulpverlening, het brengt ook grote risico's met zich mee. Gedetailleerde voorschriften werken belemmerend bij het ontwikkelen van inzicht, verantwoordelijkheid en gevoeligheid wat betreft grenzen in de relatie leraar-leerling/hulpverlener-cliënt. Door een beheersmatige aanpak gaat de angst voor incidenten overheersen en ontstaat een onveilig klimaat waarin nog minder wordt gesproken over dilemma's in niet zo duidelijke grenssituaties. Tegen alle bedoelingen in wordt de voedingsbodem voor grensoverschrijdingen en misbruik hierdoor vergroot. (...) Leerlingen en cliënten kunnen behoefte hebben aan een hand op een schouder, een bemoedigende arm, een tedere aanraking of een troostend gebaar, óók als je alleen met hen bent. Dit zijn reële behoeften die je niet zomaar mag negeren."

Onze maatschappij, die toch al zo onpersoonlijk aan het worden is, is er niet bij gebaat dat onze huidige jeugd opgroeit met een angst voor aanrakingen en seksualiteit. Terwijl op de televisie de seks steeds explicieter wordt, wordt het 'gewoon' aanraken van iemand anders steeds beladener, want zo langzamerhand wordt iedere aanraking met seks in verband gebracht. Als tederheid steeds minder vanzelfsprekend wordt, is het niet verwonderlijk dat de agressiviteit toeneemt. Dát zijn ontwikkelingen waar aandacht aan moet worden besteed.

Ik ben ervan overtuigd dat er in een maatschappij waar meer respect voor elkaar is en waar mensen meer de ruimte hebben om zichzelf te zijn, ook als ze niet in een hokje passen, minder agressie en minder angst zouden bestaan.

Met de hoogleraar medische ethiek in "Netwerk" ben ik het eens dat kinderen beschermd moeten worden. Verkrachters en misbruikers moeten worden bestraft. En ik kan het er zelfs mee eens zijn dat recidivistische seksuele delinquenten bij hun terugkeer naar hun woonomgeving aan regels worden gebonden om herhaling te voorkomen. Maar scheer deze mensen dan tenminste niet over één kam met alle pedofielen, van wie de meesten zachtmoedige, tedere mensen zijn die een kind geen enkel kwaad toewensen en die het kind in een relatie ook laten bepalen wat er gebeurt. Als iedereen zoveel respect en aandacht kon opbrengen voor zijn medemensen als een pedofiel voor een kind, dan zou de maatschappij er een stuk vriendelijker uitzien.

De presentatrice van het EO-programma "Man/Vrouw" beëindigde de uitzending met het noemen van een telefoonnummer dat iedereen die zich door het onderwerp aangesproken voelde, mocht bellen - ook daders!, zo werd gezegd, want de telefoontjes werden vertrouwelijk behandeld.

"Praten is ontzettend belangrijk!" besloot zij het programma. Daar ben ik het wel mee eens, maar de volgende keer zou ik wel graag een andere invalshoek willen zien, en wat meer nuance, en gesprekspartners die ook andere dan de EO-normen willen verdedigen, en... nou ja, liever ook een ander onderwerp.

bron: Artikel 'Praten is ontzettend belangrijk!' door Giovanni van Zinnen; OK Magazine, nr. 66; december 1998