RAI congres - De politie als hulpverlener

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Bouwe Kalma

Geachte aanwezigen,

Heel graag heb ik voldaan aan het verzoek van de organisatoren van deze dag om hier een inleiding te houden, waarbij ik als thema, zoals u ook hebt kunnen lezen, heb gekozen 'De politie als hulpverlener. Wederzijdse verwachtingspatronen'. Dit biedt o.a. de gelegenheid om het onderwerp vanuit mijn maatschappelijke visie èn waarnemingen, verband houdende met mijn dagelijkse beroepsbezigheden, anders gezegd vanuit mijn gedachten omtrent de ons omringende wereld hóe daartegenover te staan en hóe daarin op te treden, èn de kennis inzake gebeurtenissen waarmee ik in mijn functie word geconfronteerd, te beschouwen. Uitdieping van het verschijnsel pedofilie zal ook verder door anderen, op dat punt meer deskundig dan ik, gebeuren. Ik hoop dat ook mijn aandeel ertoe bijdraagt, dat in de kring van pedofielen en al degenen die blijkens hun aanwezigheid op deze bijeenkomst zich op één of andere wijze met het vraagstuk van-het-zich-tot-kinderen-aangetrokken-voelen, al dan niet van seksuele aard, bezighouden - of, zo kan het ook, dat zich met hen occupeert - meer duidelijkheid komt omtrent de mogelijkheden of onmogelijkheden, die er van de zijde van de politie bestaan op het punt van de hulpverlening. Wellicht ten overvloede zou ik willen opmerken dat ik op dit congres niét spreek als vertegenwoordiger van het politieapparaat in zijn algemeenheid of van een of ander onderdeel in het bijzonder, maar zeker wél als werknemer bij de gemeentepolitie Rotterdam in de functie van hoofdinspecteur/chef van de afdeling zeden- en kinderpolitie. Kennelijk niét één van mijn maatschappelijke of politieke medestanders omschrijft mij wat anders naar aanleiding van mijn stellingname in het Bloemenhove-kliniek-gebeuren. Hij ziet mij meer als een stalinistische kindermoordenaar met een bedervende invloed op de jeugd. Mijn aanwezigheid vanmiddag hier is dan het zoveelste bewijs van dat feit, zal in die kring wel weer worden opgemerkt. Overigens zou ik op dit punt willen zeggen 'Niets is beter dan te kunnen kiezen uit een of meer alternatieven'.

Na een meer, zo zou ik het feitelijk willen noemen, algemeen gehouden gedeelte zal ik mij directer bepalen tot hetgeen als thema is aangegeven, waarbij ik mij niet uitsluitend zou willen beperken tot het pedofiel gebeuren. Ik geloof dat er te veel aanrakingsvlakken zijn met ook andere relatievormen dan de gebruikelijke om op dit punt die scheiding te maken. Ik hoop mij wat de inleiding betreft, gezien de beschikbare tijd, te kunnen beperken tot een tijdsduur van 20 á 25 minuten, waarna er ongeveer een uurtje overblijft om te discussiëren, voor mij een uiterst belangrijk onderdeel van het programma van deze dag. Waar nodig of wenselijk houd ik mij voor onderbrekingen of wat voor andere manieren om mij in de reden te vallen aanbevolen; niets is beter dan een levendige vergadering.

Binnen de maatschappijvorm - daar zou ik dan het algemene gedeelte mee willen beginnen - waarin wij leven hebben niet alle mensen zeggenschap over hun eigen leef- en werksituatie; met name minderheden als werkende jongeren, woonwagenbewoners, gastarbeiders, pedofielen, Zuidmollukkers, minderjarigen, psychiatrische patiënten en oud-patiënten, vreemdelingen, bejaarden, om enige voorbeelden van zodanige groepen te noemen, merken dagelijks dat ze niet dezelfde rechten hebben als anderen. Zoals ook weleens gezegd is: 'Iedereen is gelijk, alleen sommigen blijken wat meer gelijk te zijn dan anderen'. Of welke variatie je daar verder ook van wilt maken. Naar mijn denken is de discriminatie van die minderheidsgroeperingen niet los te zien van die vormen van sociaal gedrag, normen en waarden die voortvloeien uit de kapitalistisch gestructureerde maatschappij. Om in dit verband daadwerkelijk hulp te geven aan degenen die het verlenen van énige hulp, waarna betrokkene verder aan zijn of haar lot is overgelaten met terugval op de oude situatie. Uitgangspunt van dat helpen zal naar mijn mening moeten zijn het weghalen, het wegnemen van de oorzaken van de kwáal, van het kwáad, van het onrècht dat leidt tot vervreemding, zoals vereenzaming, contactarmoede, zelfdoding.

Terloops, nog gistermiddag deed zich in Rotterdam een geval voor van een poging tot levensbeneming, kennelijk als gevolg van moeilijkheden inzake het beleven van een bepaalde relatievorm. Een zedenpolitiemedewerker, op het laatste ogenblik door de betrokkene om hulp gevraagd - een vertrouwensrelatie van betrokkene - kon die nog tijdig bieden. Hiermee wou ik demonstreren dat de politie als hulpverlener kán optreden. Dat oorzaak-wegnemen is het doel waarnaar gestreefd moet worden in plaats van het overigens toch dikwijls zo goed bedoelde hulpverleningswerk dat vaak niet meer inhoudt dan het werken in de kantlijn. Dikwijls slechts zoals in de praktijk gebleken is voorwaardelijk mogelijk, namelijk voor zover degenen die de macht hebben dat toestaan, of wensen toe te staan. De mensen zal moeten worden duidelijk gemaakt dat hun problemen een gevolg zijn of waren van de structuur van de samenleving waarin zij en wij leven. Vaak ook wordt van die zijde, dat is van de zijde van diegenen die de macht hebben, met waardering over de verleende hulp of wat er voor doorgaat gesproken; zoiets kan het eigen image immers nooit kwaad doen! En alles blijft zoals zo vaak bij hetzelfde. Op alle punten van het maatschappelijk gebeuren is de achterstelling van minderheidsgroeperingen te signaleren met, zo zou je kunnen zeggen, dienovereenkomstige behandeling van alle betrokkenen. In het kader van dit onderwerp kan terloops slechts even aangestipt worden, als een voorbeeld, de voortdurende pogingen van de Minister van Justitie om niet alleen greep te houden op de hulpverlening ten aanzien van weggelopen minderjarigen, doch deze hulpverlening in ernstige mate te frustreren. Nog steeds staan de hulpverleners aan minderjarigen, een rechteloze categorie, aan de ongeremde vervolgingsdrift van de zijde van justitie bloot. Wat telkenmale ernstige storingen, zoals opgemerkt, oplevert. Men kan daar als politieman of als politiemevrouw over getuigen. Ik weet dat er collega's zijn die op dit punt in gewetensconflict geraken. De kinderbescherming of wat er voor doorgaat zal uit de sfeer van de justitie moeten worden gehaald en bijv. ondergebracht kunnen worden bij een departement in de maatschappelijke werk-sector. Een ander voorbeeld van de vervolgingsmethodiek van de Minister van Justitie met gevolgen voor de hulpverlening, was de trieste gang van zaken m.b.t. de Bloemenhovekliniek, waaraan een halt kon worden toegeroepen door solidarisering met in nood verkerende meisjes en vrouwen vanuit de gehele bevolking.

Om het op dit moment niet somberder te maken, want dat moet vanmiddag zeker niet gebeuren - ik zou nog wel uren op dit punt kunnen doorgaan - lijkt het me nuttig nu te beginnen over het politiewerk oftewel een aspect daarvan, de hulpverleningstaak.

Zoals de meesten wel bekend zal zijn houdt artikel 28 van de Politiewet een taakomschrijving in. Er staat dat de politie tot taak heeft in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels de zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. En het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Die laatste zin is het waar het om draait, als je over hulpverlening gaat spreken òf misschien is het beter om te spreken over vórmen van hulp. Uit een en ander valt af te leiden dat wat onder hulpverlening moet worden verstaan niet duidelijk is en ik geloof dat dat in de praktijk aanleiding geeft tot allerlei gesodemieter. Op rechtsordehandhaving kan ik vanwege de tijd nu niet nader ingaan. Het hulpverleningselement dan is de laatste tijd met name in de kringen van politie en justitie verder in de aandacht gekomen. Helaas kort geleden ook op een erg negatieve wijze. Ik verwijs hierbij naar een begin van dit jaar in Utrecht gehouden bijeenkomst van de Katholieke Politiebond St. Michaël en de Christelijke Politiebond; dat betrof een oprichtingsvergadering van de algemene Christelijke politiefederatie, waar als spreker was uitgenodigd de Minister van Justitie. Het was bijzonder teleurstellend te moeten ervaren dat degenen binnen het Nederlandse politie-apparaat die orde en gezagshandhaving steeds luider gaan prediken, een bijzonder verontrustende ontwikkeling waarbij ik terloops ook even wil wijzen op de verdere vermilitarisering van dat apparaat, op hun wenken werden bediend. Onder andere volgens een verslag van de Volkskrant van 5 januari 1977 merkte de Minister op, dat ervoor gewaakt moest worden dat bij de afbakening van de politietaak ten opzichte van die van de krijgsmacht, de werkzaamheden van de politie te veel worden verschoven naar gebieden waarbij nauwelijks toepassing van geweld nodig is.

De dienstverlenende taak van de politie mag, zo zei hij, de aandacht niet afleiden van de primaire taak: het verzekeren van orde en veiligheid. Bekende geluiden uit een triest verleden. Over welzijnswerk - dat werd toen ook nog even bij de kop gepakt - merkte hij op, dat de afgrenzing van de dienstverlening ten opzichte van het welzijnswerk veel strakker moet worden. Hij gaf waarschuwing dat de neiging er was om de politie zo civiel te maken, dat er nauwelijks verschil meer is tussen de politie en de echte welzijnswerker. Ja, dan komt er nog iets dat hier staat en ook als het er niet stond zou ik het opmerken: onvoorstelbaar griezelig was het ook, dat blijkens het verslag de toespraak van de Minister herhaaldelijk ovationeel werd onderbroken. Een Minister van Justitie die door politie-ambtenaren stormachtig wordt toegejuicht, is op zichzelf al een zeer verontrustend verschijnsel. Dat er concreet hulpverleningswerk wordt gedaan ten behoeve van de bevolking zou kunnen blijken uit een experiment, waarbij de Utrechtse zeden- en kinderpolitie onder leiding van mijn collega mej. Visser was betrokken; u heeft daar mogelijk kennis van genomen. Vanwege de tijd zal ik ermee volstaan op te merken, dat er op dat punt een brede basis is gevonden om mensen te gaan helpen die bij de politie komen, verkerende in een noodsituatie. Maatschappelijk werkers in Utrecht hebben zich daar kunnen vinden om op de meest adequate wijze hulp te verlenen. Het is begonnen als een experiment en uiteindelijk omgezet in een vaste procedure.

Omtrent hulpverleningszaken zou ik ook verder willen wijzen naar wat o.a. in Den Haag plaatsvindt, waar het instituut wijkagent nogal is uitgediept. Degenen die belangstelling hebben zou ik willen verwijzen naar 'Justitiële verkenningen', documentatieblad van het Ministerie van Justitie en dat was nr. 9 van 1976, waarin een uitgebreide verhandeling is te vinden over de hulpverlening door de politie. Wat betreft de politie Den Haag zou ik een korte passage uit dat blad nog even willen aanhalen. U merkt dat ik die passage nu aan het opzoeken ben. Ik dacht toch zeker dat hij stond op blz. 422. Dat bleek niet zo te zijn. Het was ook niet 423. Het was ook niet 424. Ik kom er straks na afloop van de vergadering nog wel op terug. Dan zie ik dat de tijd erg voortschrijdt en in verband met een aantal vragen, dat mij vanmorgen al bereikt heeft, zou ik in grote lijnen willen afronden. Wat betreft de hulpverlening van de politie, zou ik nog willen zeggen, dat op dat punt geen geïntegreerd beleid wordt gevoerd. Er wordt wel hulp verleend op allerlei manieren, maar nog altijd is het zo, dat duidelijk blijkt dat men die hulpverleningstaak, die in de wet niet nader is omschreven, naar eigen believen kan interpreteren. Er zijn nu eenmaal mensen, die sociaal voelen en er zijn nu eenmaal mensen, die dat niet zo hebben en het gevolg is vaak, dat bijzonder veel mensen in nood tussen de wal en het schip blijven vallen. En wat dat betreft kan er nooit genoeg aandacht, ook vanuit deze bijeenkomst, worden gegeven aan de sociale taal van de politie.

Wat betreft specifiek hulpverleningswerk en vanwege mijn dagelijks werk, wil ik dat toch zo wel noemen, merk ik op dat er ten aanzien van andere relatievormen dan de gebruikelijke om dat zo maar weer aan te duiden, ontstellend veel onbegrip is, buiten het politie-apparaat, maar ook binnen de politie. Op zichzelf geen wonder, want, zoals ik bij andere gelegenheden ook wel eens heb gezegd, de politie is een afspiegeling van de bevolking en naar mijn overtuiging in het bijzonder van het groepje, dat je zou kunnen aanduiden als zwijgende meerderheiders.

In een artikel in Sekstant van februari van de hand van Rudie Kagie is aan de orde gekomen het fungeren van de zedenpolitie. En ik begin daarover te praten, omdat naar mijn mening de hulpverlening of vorm van hulpverlening, die met name vanuit gespecialiseerde takken van dienst op het terrein van de zeden kan worden gegeven, ik zeg niet dat die altijd wordt gegeven, maar kán worden gegeven, van erg veel belang is of kan zijn. Dat dat werk zo niet wordt gefrustreerd dan toch op verschillende punten in de lucht komt te hangen komt doordat degenen die leiding geven aan een aantal korpsen of eventueel speciale afdelingen, vaak mensen blijken te zijn voor wie het werkelijk leven op het terrein van de seksualiteit voorbijgaat. Uit dat artikel wordt duidelijk wat voor onvoorstelbaar gedoe het is bij degenen die de Nederlandse politie als korpschef vertegenwoordigen op het terrein van - zo zou je het ook kunnen noemen - de menselijke betrekkingen, de menselijke relaties. Voor enkelen, die het al wisten, was het artikel niet verrassend. Overigens zou ik zeggen, het is verrotte goed van Rudie Kagie geweest om zo eens in het land te peilen, want dan komt ook werkelijk naar buiten hoe de werkelijke verhoudingen zijn. En dat is winst. Ik zou ook willen zeggen: hier kan de winst worden uitgeteld. Er kan namelijk blijken hoe o.a. bij de Nederlandse politie in leidinggevende kringen over dit aspect van onze samenleving wordt gedacht. Ik zou bijzonder graag zien dat vanuit degenen die deze bijeenkomst hebben georganiseerd naar de politie toe alle mogelijke informatie wordt gegeven en ik geloof dat dat rechtstreeks mogelijk is. Het kan ook via een andere weg, bijvoorbeeld via ter zake kundige vertegenwoordigers van de bevolking, zoals sommige leden van de Staten-Generaal of dergelijke.

Hier is een mogelijkheid om datgene wat niet bekend is, die taboesfeer, te doorbreken met name op het gebied van de pedofilie. In het naar mijn mening ook voor veel buitenstaanders zo duidelijk rapport 'Pedofilie en Samenleving' wordt hierop ook nog even de aandacht gevestigd. Er staat o.a.: Het gebrek aan objectieve informatie en de moeilijkheid om in de huidige situatie zulk een informatie beschikbaar te krijgen, maakt het bijna niet mogelijk om de stigmatisering en het stereotype beeld te veranderen zolang die zedenwet bestaat. Het enige dat aan deze cirkel kan ontbreken zal waarschijnlijk de informatie over zichzelf zijn die pedofielen kunnen geven. Daarom is het belangrijk dat zij zich verenigen - ik zou io dit punt willen zeggen "pedofielen aller landen verenigt u" - zo nodig met hulp vanuit de geestelijke gezondheidszorg of het welzijnswerk, om te kunnen nagaan op welke wijze en bij wie zij die informatie veilig kunnen geven.

Ik vond het erg plezierig dat ik gistermiddag op het bureau in de bus kreek een brief van de NVSH, afdeling Rotterdam, waarin dan in ieder geval de zedenkinderpolitie Rotterdam werd uitgenodigd om deel te nemen aan het werk in een groep dit onderwerp betreffende. Ik heb nog niet kunnen antwoorden, er is pas één nacht slapen tussen verlopen. Ik zou bij deze willen zeggen: "Wij doen mee". Er zit een aantal mensen van de zedenkinderpolitie Rotterdam in de zaal. Als gebruikelijk zal ik ook nu niet autoritair zijn en zeggen: "Jullie willen zeker wel in die werkgroep gaan zitten".

Tot slot van dit onderdeel zou ik willen opmerken: Hulp moet verleend worden, maar zeker ook aan de politie. Ik zou dat even willen illustreren met een voorbeeld, heel simpel, maar ik vind het toch wel treffend. Kort geleden kreeg ik de mededeling, dat op een cursus die wordt gehouden om je in een bepaald vak in een bepaalde vakrichting verder te bekwamen van de ongeveer 20 aanwezige politiemensen, die al meer dan drie jaar praktijkervaring op straat hebben gehad zoals dat heet, slechts 2 à 3 mensen iets wisten van het begrip pedofilie. Van die 2 à 3 was er één bij de zedenpolitie en hoe kan het anders, zedenpolitie van Rotterdam. Voor degenen, die mij niet goed kennen, dit laatste meen ik niet serieus. Wederzijdse verwachtingspatronen stond ook als thema aangegeven en ik zou wat dat betreft nog een aantal wensen naar voren willen brengen, die ik van de zijde van de werkgroep pedofilie heb gekregen. Ik kan niet anders zeggen, een aantal daarin vervatte punten is mij niet alleen uit het hart gegrepen, maar geeft de werkelijkheid zo treffend weer: 1. Geen arrestaties op het werk of met grof geschut van huis halen in verband met de sociale consequenties; 2. Niet laten misleiden door emotionele morele verontwaardiging van ouders of anderen die het delict aangeven. Er kunnen andere factoren zijn, die aangifte ten gevolge hebben; 3. Ouders wijzen op schadelijke gevolgen van het verhoor hoe vriendelijk ook afgenomen. Het kind ervaart seksualiteit en criminaliteit vaak als één door het gehele tumult wat veel schade kan geven.

Inderdaad, zou ik willen zeggen, hoe vaak blijkt niet dat ouders veel meer overstuur zijn dan het kind ooit zou kunnen worden. Het kan een zeer reële reden zijn om af te zien van het verhoor; 4. Ouders er vooraf op te wijzen, dat kinderen niet verhoord behoeven te worden als de ouders dat niet willen; 5. Seksualiteit met meisjes tussen 12 en 16 is een klachtdelict. De politie houdt zich daar niet aan, meestal. Alleen de ouders hebben het recht om aan te geven. De ouders moeten daarop worden gewezen; 6. De politie moet zich houden aan de wet als ze een verhoor afneemt. Geen dreigementen noch naar het kind noch naar de volwassene toe; 7. Onderscheid maken tussen geweld - geweldloos, éénmalig - langdurige relatie, niet wederkerig (dwang) tegenover werderkerig, ontucht tegenover liefdeshandeling, menselijke handeling; 8. Bij ondervraging van het kind geen suggestieve vraagstelling in de zin van "en toen moest ik dit en toen moest ik dat doen". Dit is belangrijk, omdat er binnen de werkgroep mensen zijn die de zaak principieel willen verdedigen. Dat blijkt ook al, dacht ik, uit de uitwerking van dit punt in het tweede nummer van 'Niks'. Ik weet niet of iedereen weet dat niks niks is, wat ik niet bedoel maar wat 'Niks' is, bedoel ik. Dat is een ook de politie tot op heden in beperkte mate toegezonden orgaan van de NVSH landelijke werkgroep pedofilie. Naar Integratie KinderSeksualiteit; 9. Meer kennis omtrent pedofiele relaties. Wat deze relaties werkelijk voor het kind en voor de volwassene betekenen; 10. Een beter contact met de werkgroep: a. Voorlichting, aan politie zelf of eventueel ingeschakeld worden als politie zelf voorlichting geeft; b. Contact als politie met pedofilie te maken krijgt en er zelf problemen mee heeft (moeilijke gevallen); c. De volwassenen wijzen op de werkgroep en eventueel ook de ouders.

Als elfde en laatste punt: Bezinning bij de politie, hoe zij zou kunnen meewerken de zedelijkheidswetgeving te veranderen. In dit verband wil ik toch ook nog even melding maken van een brief - één van een aantal brieven, die ik de laatste tijd in mijn bezit heb gekregen - van een mijnheer uit Amsterdam die mij schrijft, ik haal het belangrijkste eruit: "Het is mij met gesprekken met medeleden van de bovengenoemde werkgroep gebleken, dat een wel zeer gevoelig punt is de behandeling van de partners van verdachten door de politie. Juist in 'sympathieke' gevallen waar sprake is van een langere gevoelsmatige relatie met een jongere, zal die jongere de erotische kant van het contact tegenover de politie zolang mogelijk willen verzwijgen. Uit gesprekken met (vroeger) minderjarige getuigen, is mij gebleken dat de politie dan werkelijk alles doet om de 'zaak' rond te krijgen, waarbij de jonge getuige dikwijls sterker onder druk wordt gezet dan de verdachten. Het is mij als ik enkele details mag noemen, bekend dat getuigen dan diverse malen van school werden gehaald voor verhoor, de ouders werden geconfronteerd met naaktfoto's van hun kinderen, dat een jonge getuige in verband met een relatie met een oudere man kreeg te horen dat hij wel homo zou zijn, dat een andere jonge getuige te horen kreeg dat zijn volwassen vriend voortvluchtig was, een andere, dat zijn vriend zelfmoord had willen plegen, in alle gevallen onwaarheden door de politie geuit om de onwillige jongens tot spreken te brengen. Als bij vervolging in het kader van artikel 247, vroeger ook 248 bis, het belang van de jongere voorop zou staan, zou toch een dergelijke bewerking van de jeugdige partners achterwege dienen te blijven. Andere gevoeligheden, maar dan de verdachten betreffende, zijn b.v. het ophalen van verdachten van het werk, dikwijls door 3 rechercheurs, waardoor men bij de werkgever in een vroeg stadium op de hoogte is. Nota-bene, terwijl de aanklacht ongegrond zou kunnen zijn, de zaak kan worden geseponeerd of wel dat na voorlopige invrijheidstelling een alleen voorwaardelijke straf zou kunnen volgen, waarbij het toch in het algemeen belang is, dat de verdachte zo lang mogelijk in zijn werkkring kan worden gehandhaafd. Verder het ophalen laat in de avond, waarbij op luide toon vragen en opmerkingen worden gesteld, waardoor, ook weer in het eerste, meest gevoelige stadium, derden op de hoogte worden gebracht van gevoelens of feiten inzake de verdachte. Het zou toch mogelijk moeten zijn dit ophalen van verdachte te beperken tot gevallen, waarin geen gehoor is gegeven aan een oproep om langs te komen voor het geven van inlichtingen. Bij de meeste pedofielen leeft de gedachte, stoelend op bittere ervaringen, dat de politie in zijn jachtinstinct alles doet om de zaak rond te krijgen ter detrimente van verdachte en dikwijls van de getuigen". Einde citaat.

Ik wou hierbij nog aanstippen dat angst voor de gevolgen bij mensen ontzettend groot is, wat in de praktijk mij en vele andere collega's is gebleken. Dat is één van de ontzettende dingen die gebeuren en iedereen uit het apparaat zal zich erop moeten richten om dat onvoorstelbare gevoel weg te halen, dat zo frustrerend werkt op relaties in welke verbanden dan ook. Tot slot van dit gedeelte zou ik nog willen opmerken, dat die angst vaak inhoudt het geregistreerd worden. Dat is een zeer reële zaak, want in Nederland is het zo, dat veel mensen niet weten dat ze in de registers vóórkomen. Je kunt in die registers staan, omdat je bijvoorbeeld een strafrechtartikel hebt overtreden; je kunt ook in de registers voorkomen, eenvoudig omdat je een andere maatschappijvorm voorstaat. Bij andere gelegenheden heb ik er al eens op gewezen: Op dit punt gebeuren er in Nederland onvoorstelbare zaken. Ik wijs in dit verband dan terloops ook nog maar even op het vrijwel zonder democratische controle kunnen werken van inlichtingendiensten, zoals BVD en plaatselijke inlichtingendiensten, onderdelen van de Gemeentepolitie of van de Rijkspolitie, CIA-instituties dus. Er is nog wel het een en ander te zeggen o.a. over het beleid dat gevoerd wordt van de zijde van justitie. Dat wou ik niet doen en niet zozeer vanwege gebrek aan tijd, wat overigens een rol speelt, maar meer vanwege het feit dat al enkele dingen aan de orde zijn gesteld, die zodanig, voor mij in ieder geval, essentieel zijn, dat ze hopelijk verder inzicht geven in wat er allemaal aan de hand is.

Ik zou willen besluiten met een passage aan te halen uit één van de verrukkelijke boeken van Belcampo, het verhaal 'Legende', waarin staat (ik zou zeggen, iedereen kan daarin een gelijkenis zien met bestaande toestanden of personen): Een andere keer zag hij de heilige Prudentiana in haar tuintje bezig alle bloemen broekjes en rokjes aan te trekken om de meeldraden en de stampers te bedekken en de bestuiving tegen te gaan.

Dank u wel!


[Discussie bij "de politie als hulpverlener":]

1. De smalle marges van de politie

[B.S., edit:] Dank voor uw bijzonder inspirerend betoog. Als Hagenaar benijd ik de stad Rotterdam. Tot nu toe allereerst vanwege de burgemeester, maar nu ook vanwege de chef zeden- en kinderpolitie. Dan mijn vraag. Als iemand verdacht wordt van overtreding van art. 247 en wordt opgepakt, in hoeverre is er dan verschil tussen wat u doet en wat in andere plaatsen gebeurt? Een pedofiel heeft natuurlijk erg veel aan uw mentaliteit en aan uw instelling, maar in hoeverre kunt u dat in uw werk m.b.t. pedofielen tot uiting laten komen? Zijn er voor een pedofiel verschillen in aanpak anders dan m.b.t. de toon waarop men met je spreekt? In hoeverre kunt u initiatief tonen, b.v. met voorlopige hechtenis?

[Bouwe Kalma:] Ik zou willen dat het in Rotterdam anders was dan in andere plaatsen, maar dat is niet het geval. De politie is een uitvoerend orgaan, gelukkig geen zelfstandig werkend orgaan en op het punt waar u over heeft gesproken bestaan er richtlijnen, uitgegeven door het Openbaar Ministerie. In deze richtlijnen krijgen pedofielen geen apart accent t.o.v. anderen. U heeft er zelf al op gewezen, dat het klimaat waarin de zaak wordt behandeld erg belangrijk is. Op dit punt kunnen er wel verschillen zijn. Waaraan dat ligt weet ik niet, maar het is wel een droevig feit dat die verschillen er zijn. Ook geloof ik dat heel veel zaken, ook betreffende pedofielen, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, helemaal nooit bij de justitie terecht behoeven te komen, maar langs een andere weg tot een oplossing kunnen worden gebracht. Als politieman kun je zonder meer niet zelf aan wetsinterpretatie doen; maar mijn ervaring is dat, hoewel dat niet altijd opgaat, de manier waarop je een zaak voordraagt bepalend is voor de afloop. Als je van iemand zegt: "Nou, ik heb deze man, enz., de antecedenten zijn ook niet best, u wilt hem zeker wel hebben?", dan wordt meestal niet nee gezegd. Ik zeg 'meestal', want ook op dat punt zijn er officieren die anders handelen. Maar in grote lijnen gaat dat wel op. Ik heb kort geleden contact gehad met een pedofiel, die vanwege het naar zijn mening bestaande, verziekte klimaat in de plaats waar hij woonde wat betreft het actief-zijn van de politie t.a.v. pedofilie, vroeg of hij niet in Rotterdam zou kunnen wonen. Dat is een ontzettende zaak, dat je op de vlucht moet voor je eigen lichaam, omdat je meent dat het in een andere plaats wel beter zal zijn dan in je plaats van inwoning. Dat is het merkwaardige. De diversiteit van beleid op dat punt. Daar word je doodziek van. Met deze aangelegenheden zou je dagelijks bezig moeten zijn om te komen tot een gecoördineerd beleid. In enkele arrondissementen lopen de zaken wat pedofilie betreft zeer redelijk, maar in andere arrondissementen bestaan daarover bittere ervaringen. Als u op bepaalde punten nog verdere toelichting wilt, dan hoor ik dat graag.

[Onbekend:] Ja, u spreekt van richtlijnen van het Ministerie van Justitie. Ik kan me voorstellen dat er niet in die richtlijnen staat dat u iemand van z'n werk moet halen, 's-nachts van z'n bed moet lichten, etc. Dit geldt ook voor wat betreft uw berichtgeving aan de pers. Ik kan me voorstellen dat er geen richtlijnen zijn, die de politie dwingt tot handelingen tegenover de pedofiel, die in strijd zijn met het algemeen fatsoen.

[Bouwe Kalma:] Voor iedere berichtgeving aan de pers is de politie zelf verantwoordelijk. Justitie ook.

[Onbekend:] En wat doet dan Rotterdam in vergelijking b.v.met Amsterdam en Den Haag?

[Bouwe Kalma:] Rotterdam handelt zoals u wenst.

[Onbekend:] Dank u.

[Bouwe Kalma:] Je kunt inderdaad af en toe rillen en bibberen als je bij berichtgevingen ziet welke omschrijvingen van mensen daarbij worden gegeven.

[Onbekend:] Ik heb n.a.v. het Sekstant-artikel 'Dossier Zedenpolitie' een ANWB-kaart van Nederland gekocht, die aan de muur gehangen en er vlaggetjes op geprikt. Ik kwam tot de conclusie dat ik dan maar de stank van Rotterdam moest accepteren om daartegenover meer mogelijkheden te hebben. Zou u dat ook adviseren? U bent weliswaar geen makelaar...

[Bouwe Kalma:] Nee, ik zou het ook niet willen worden.

[Onbekend:] Het is toch een heel reële en belangrijke vraag. De manier waarop de politie kan optreden, kan een enorm risico inhouden. We hebben het wel eens over klassejustitie, maar juist de mensen met een 'verantwoordelijke' baan kunnen onder zulke omstandigheden vaak snel het slachtoffer worden. Iemand die een baan heeft, overigens met alle respect, waarbij hij gemakkelijk ergens anders terecht kan, hoeft zich daarover niet zo druk te maken.

[Bouwe Kalma:] Wij als mensen die bepaalde gedachten hebben omtrent de maatschappijstructuur en wat daarmee verband houdt, kunnen vaak ook niet meer doen dan werken in de marge. Maar wat je hebt om te kunnen doen dat moet je ook inderdaad gebruiken. Er zijn veel wetten en verordeningen die je zelf kunt interpreteren. Aan de ene kant is het prettig dat je dit margewerk kunt doen, aan de andere kant kan hetzelfde margewerk ook nare gevolgen hebben. Het is griezelig als personen kunnen bepalen wat er moet gebeuren ten opzichte van medemensen.

[B.S., edit:] Stel dat u in aanraking komt met een ernstig geval, bent u dan in beginsel vrij om die man al dan niet in verzekerde bewaring te houden? En bent u ook vrij om die verzekering al of niet te verlengen zonder dat daarin de Officier van Justitie wordt gekend?

[Bouwe Kalma:] Ja. Als hoofdinspecteur van politie ben je hulpofficier van justitie. In verzekering stellen en houden is een zaak van de hulpofficier.

[Dr. E. Brongersma:] Ik wil onderstrepen wat u gezegd heeft over de heersende willekeur. Als we de criminele statistiek raadplegen, zien we dat in 5 jaar tijd de veroordeling wegens art. 247 teruggelopen zijn tot 45%. Dat is een vermindering met 55% in 5 jaar; een groot deel van dat teruglopen valt alleen maar te verklaren uit een versterkt seponeringsbeleid van het Openbaar Ministerie. Dat is op zichzelf bijzonder toe te juichen, maar er zijn daardoor grote verschillen ontstaan tussen de ene plaats en de andere. Er zijn zelfs verschillen binnen eenzelfde plaats. Kort geleden had ik te maken met twee zaken in eenzelfde stad. Eén zaak lag iets zwaarder dan de andere. In de lichtere zaak bracht de Officier van Justitie de zaak ter zitting en eiste 10 maanden gevangenisstraf. Het is niet uitgesproken - dat is iets anders - maar de eis werd gesteld. De andere zaak, die iets zwaardere, werd door een andere Officier aan dezelfde rechtbank vlot geseponeerd. Dat is een enorme willekeur. Je hebt eenvoudig geluk als je bij de ene Officier terechtkomt en ongeluk als je bij de andere belandt. Dat moet zo snel mogelijk beëindigd worden, maar dat kan alleen wanneer we een andere wettelijke regeling krijgen.

2. Hoe kan de werkgroep de politie helpen?

[Dr. E. Brongersma:] U heeft gezegd, mijnheer Kalma, verleen ook hulp aan de politie. Mijn vraag is nu: Hoe kan de werkgroep concreet het beste hulp aan de politie verlenen? Dat het van grote betekenis is, daarvan ben ik volledig doordrongen. Ik denk aan het geval van een cliënt van mij, die in een kleinere plaats met een tussenruimte van 5 jaar gearresteerd is. Beide malen wegens overtreding van art. 247. De tweede keer, toen ik bij hem kwam op het politiebureau, zei hij enorm verbaasd te zijn. "De vorige keer toen ik hier gebracht werd, is de hoofdinspecteur op een verschrikkelijke manier tegen me tekeergegaan en nu, vandaag, werd ik door diezelfde hoofdinspecteur allervriendelijkst ontvangen. Hij was bijzonder geschikt tegen me. Ik begrijp het niet. Er is iets geweldig veranderd." Toen ik daarna bij die hoofdinspecteur kwam, heb ik hem dit verteld. "Ja", zei hij, "ik heb er intussen wat meer over gelezen, ik weet er nu wat meer van af, ik sta er nu heel anders tegenover. Ik vind het ontzettend beroerd, dat ik hem heb moeten arresteren. Maar ik moet helaas de wet uitvoeren. Ik zou hem veel liever hebben laten lopen, het is een fatsoenlijke kerel. Ik heb echt met hem te doen. Hij gaat weer z'n baan verliezen door z'n stomme affaire." Hieruit zie je de enorme invloed die wat betere wetenschappelijke voorlichting op de politie kan hebben. Terecht hebt u gezegd dat de wijze waarop de politie proces-verbaal opmaakt en de wijze waarop zij de zaak doorgeeft, van de grootst mogelijke betekenis kan zijn voor de beslissing van de officier, dus op de kans dat de zaak geseponeerd wordt. Vandaar mijn vraag: Wat kunnen wij doen als werkgroep om de politie beter voor te lichten?

[Bouwe Kalma:] Ik geloof dat het erg belangrijk is om alle politiekorpsen in Nederland informatiemateriaal te sturen, d.w.z. dat zou het begin kunnen zijn. Daarnaast zou ook materiaal persoonlijk kunnen worden gegeven. Als het enigszins kan door iemand die nog toelichting kan geven, want anders heb je de kans dat het in ontvangst genomen wordt, je krijgt al of niet een bedankbriefje en men gaat over tot de orde van de dag. De opleidingsscholen van gemeente- en rijkspolitie komen ook in aanmerking om op deze wijze voorlichtingsmateriaal te ontvangen. Op die manier werkt het naar twee kanten. Mensen die al in het vak zijn kunnen hun voordeel met de verkregen informatie doen en mensen die van niets weten, worden geconfronteerd met andere mogelijkheden dan ze op de gewone manier voor ogen zouden krijgen.

[Ds. Alje Klamer:] Het is wel zo dat de wijze van publiciteit - ook naar de politie, als component van de maatschappij aan de afschuwelijke affaire van Basje Bloemena en ik vraag me af of dat iets met pedofilie te maken heeft. Maar dat heeft wel enorm veel kwaad bloed gezet, denk maar aan de AVRO-Televisier-uitzending; dat werkt jaren door. Dat zijn afschuwelijke uitzendingen geweest en dat heeft natuurlijk ook invloed op de politie gehad. Ik praat al een paar jaar op de kaderschool van de rijkspolitie in Apeldoorn over pedofilie. In het begin was dat onderwerp volkomen onbespreekbaar. Maar dat is op het ogenblik beslist niet meer zo. Op die kaderschool zitten grotendeels groeps- en wachtcommandanten en daar is het onderwerp nu veel beter bespreekbaar dan vroeger. De heren hebben het onder elkaar soms wel eens flink aan de stok over de opstelling van de politie zelf. Er zijn steeds meer geluiden, vooral bij de jonge garde, die de hulpverlenings- en voorlichtingstaak, vooral naar ouders toe, als erg belangrijk zien. Volgens mij zou het zinvol zijn als daar op een avond ook eens een werkgroep pedofilie aanwezig zou zijn. Het zal dan wel even aapjes kijken worden, maar daarna kan men zinnig gaan praten over de vragen die bij pedofielen leven en bij de politiemannen zelf.

[Bouwe Kalma:] Het klinkt mij als muziek in de oren dat u uit eigen ervaring concludeert, dat er binnen een paar jaar op dit punt toch wel iets aan het veranderen is. Maar wat voor resultaat heeft dat veranderen. Je kunt nl. wel iets leren en begrip voor iets hebben en je kunt ook over iets discussiëren, maar wat doe je er verder in de praktijk mee. Want er is ook een aantal mensen bij de politie, dat wel iets met hun bagage zou willen doen, maar van hogerhand niet in de gelegenheid wordt gesteld om hun gedachten op dat punt ook in de praktijk te ontplooien. Ik weet dat er een paar mensen van de rijkspolitie in de zaal zit. En het zou erg plezierig zijn als dat paar of één van dat paar aanleiding zou vinden om te zeggen: Zo en zo loopt dat bij ons.

[Mevr. F. van Ruiven, Insp. Rijkspolitie:] Ik dacht dat dit een uitnodiging was en daar maak ik graag gebruik van. Ik ben stafofficier van jeugdzaken in het korps rijkspolitie. Ik zal graag vertellen wat een stafofficier eigenlijk doet. In het blaadje Sekstant las ik - tot mijn verdriet eigenlijk - dat de klachten op zedengebied, om het zo maar eens te noemen, ter behandeling terechtkomen bij de afdeling jeugdzaken in één van de 19 districten van de rijkspolitie. In de eerste plaats zijn er 17 districten en in de tweede plaats heeft mijnheer zich jammer genoeg niet bij ons georiënteerd. Het korps rijkspolitie kende tot 1954 geen specialisatie. De eerste specialisatie die bij ons korps gekomen is, was de afdeling jeugdzaken. Dit naar aanleiding van vragen in de Kamer over de behandeling van zedenzaken in, naar ik meen, het zuiden des lands; daar was men niet zo gelukkig mee. Het korps had geen vrouwen in dienst en men heeft toen besloten om middels een commissie een onderzoek in te stellen naar de noodzaak daarvan. U moet nu de afdeling jeugdzaken zien als een soort afdeling kinder- en zedenpolitie bij de gemeentekorpsen. Wat wij van oorsprong deden, als eerste vrouwen bij het korps rijkspolitie, was kinderen en meisjes horen die zich liever tegenover vrouwen dan tegenover mannen uitten in dit soort zaken. Nu is een van onze voornaamste taken de gang van zaken in de verschillende districten te coördineren, gelijk te trekken. Aan de andere kant brengen we bij de groepscommandanten de visie die eerder werd genoemd ook van onze kant bij. We belichten achtergronden en trachten begrip te kweken als dat nodig is. Waarbij ik wel wil aantekenen, dat wij hier vandaag wel erg uitgaan van allemaal goede relaties, die door iedereen erg vriendelijk en liefhebbend van beide kanten worden behandeld. Ik wil er met klem op wijzen, dat zal mijnheer Kalma met mij eens zijn, dat er in de pedofilie ook andere relaties bestaan.

[Hans Zwerus:] Dat geldt niet alleen voor de pedofilie!

[Bouwe Kalma:] Ik wil nog even opmerken, dat mijn collega die zojuist aan het woord is geweest en andere collega's van de rijkspolitie en een aantal hoofdinspecteurs en -inspectrices van plaatsen waar kinderpolitie is, een overlegstructuur hebben; dat betekent dat men één keer in de zoveel maanden bij elkaar komt en dan aan de orde stelt wat nuttig is. Ik heb nu al een agendapunt voor de eerstvolgende vergadering in gedachten.

3. Een praktijkgeval: I: Onbehoorlijke pedofilie

[Selma Vermeer:] Ik zou graag willen weten, als moeder van een schoolgaande dochter die nogal eens lastig gevallen wordt: Hoe moet ik mijn kind beschermen zonder haar met de politie in aanraking te laten komen. Ik wil haar niet angstig maken, maar aan de andere kant moet ze toch veilig op school kunnen komen. Hoe moet ik dat aanpakken? het kind gaat naar de lagere school.

[Bouwe Kalma:] Dat is moeilijk, want als je een advies geeft moet dat stoelen op meer gegevens dan alleen een leeftijdsgrens die u noemt en het begrip 'lastig vallen'.

[Selma Vermeer:] Ze wordt aan de fiets vastgehouden.

[Bouwe Kalma:] Nou, dat is vaker gebeurd.

[Selma Vermeer:] Ja, dat zal vast waar wezen.

[Bouwe Kalma:] Nee, dat bedoel ik niet. Is dat al een paar maal gebeurd?

[Selma Vermeer:] Meerdere malen.

[Bouwe Kalma:] Ja, dan zou ik contact zoeken met de politie.

[Selma Vermeer:] Wijkagent?

[Bouwe Kalma:] Ja, dat is een goed idee. Rayon- of wijkagenten hebben vaak bijzonder veel begrip, ook voor dit soort situaties. Probeer het in een gesprek met elkaar eens te worden. Mogelijk neemt de wijkagent dan contact op met z'n gespecialiseerde collega's van de zedenpolitie. Maar vaak weten mensen van de basis het veel beter dan specialisten.

[Selma Vermeer:] Maar ik wil niet dat m'n dochter naar het politiebureau moet.

[Bouwe Kalma:] Nee, dat hoeft ook niet. Belt u hem maar op. Het kan best zijn, dat het in uw buurt of in andere buurten ook met andere meisjes is gebeurd. Als men daar dan wat extra op gaat letten, dan ben je misschien snel van dat gedoe af. Niet om mensen te pakken, maar die man heeft denk ik ook wel hulp nodig.

[Selma Vermeer:] Ja, waarschijnlijk meer dan m'n dochter.

[Frans B., edit, hulpverlener NVSH:] Naar mijn gevoel is er in dit geval ook nog wel een andere mogelijkheid. Mensen kunnen in een dergelijk geval ook de NVSH raadplegen. Wij adviseren dan veelal: Als men weet wie het is - en in een groot aantal gevallen is dat zo - verzamel dan wat moed (want dat blijkt vaak nodig) en ga eens met de persoon in kwestie praten. Misschien zijn er nog wel andere mogelijkheden, maar ik vind het toch wel wat moeilijk om te adviseren naar de politie te gaan. Het kan best goed gaan, maar men kan ook iemand treffen die wat formalistischer redeneert en die constateert dat het hier niet om een klachtdelict gaat en dat er dus ingegrepen moet worden.

[Bouwe Kalma:] Ik ben blij met uw aanvulling. Ik erken dat dit een andere mogelijkheid is, maar ik sta nog wel achter wat ik straks hierover heb gezegd. De verantwoordelijkheid voor de keuze ligt bij de ouders, in dit geval dus bij de vragenstelster.

[Frans B., edit:] Het is niet mijn bedoeling om de politie per se te diskwalificeren.

[Bouwe Kalma:] Zo heb ik het ook niet gevoeld.

[Onbekend:] Is het niet mogelijk dat het kind of de kinderen buiten een zaak worden gehouden en niet verhoord worden als de lezingen van degene die de zaak aanbrengt en de 'verdachte' met elkaar kloppen? Je moet er daarbij wel van uitgaan dat de pedofiel de grootheid om te zeggen wat hij gedaan heeft.

[Bouwe Kalma:] Ik weet wat het zeggen wil om kinderen bij zo'n zaak te betrekken en als zodanig sluit ik me aan bij wat u zegt. Alleen heb ik niet de mogelijkheid om dat te bepalen. Je kunt natuurlijk wel weigeren om kinderen te verhoren, maar dat heeft dan consequenties.

[P.L., edit:] Ik heb een tijdje bij de telefonische hulpdienst van de NVSH gefunctioneerd en daar was onze vuistregel: Nooit verwijzen naar de politie. De politie kan nl. doorverwijzen naar officiële hulpverlenende instanties en die zijn op dit gebied niet zo erg ingeschoten. Ik zou dan ook eerder adviseren om naar onofficiële hulpverlenende instanties te gaan, zoals de NVSH. Daar zijn wel voldoende kennis en mogelijkheden om mensen met dergelijke problemen echt te helpen.

[Bouwe Kalma:] Ook deze reactie vind ik plezierig. Veel mensen hebben slechte ervaring met ons apparaat en niets is beter dan dat te zeggen. Wat dat betreft is dit een stukje informatie, waar ik ook weer verder het mijne mee kan doen.

4. Een praktijkgeval II: Onbehoorlijke politie

[W.D., edit:] Het volgende is mij bijna een jaar geleden overkomen. Ik had 2 kinderen (een jongen van 13 en een meisje van bijna 12) te logeren, met toestemming van hun ouders. Op grond van het vermoeden dat ik met deze kinderen ontucht pleegde zijn deze kinderen midden in de nacht uit bed gehaald en naar het bureau gebracht. Ze riepen "ik wil naar mama toe" en ofschoon de ouders in de buurt woonden, werd daar niet naar geluisterd. Ze moesten de rest van de nacht op het bureau doorbrengen en werden de volgende dag ondervraagd. Het resultaat was voor mij zeer belastende verklaringen, waarvan slechts een heel klein deel waar was. Maar wat kun je verwachten van kinderen die zo behandeld worden en van wie het enige doel op zo'n moment is zo snel mogelijk weg te komen. Ik werd in het huis van bewaring geplaatst en heb van daaruit in brieven aan de ouders gevraagd bij hun kinderen na te gaan wat zich op het bureau had afgespeeld en mij dit mee te delen. Toen justitie hier achter kwam, hebben ze mij geïsoleerd en al mijn post ging voortaan via de rechter-commissaris. Achteraf was één paar ouders bereid om mij te vertellen wat ze van hun dochter hadden gehoord. De politie had haar gezegd dat haar vriendje ook alles al verteld had en als zij dat ook zou doen, dan zou ze naar huis mogen. Tegen haar ouders heeft ze daarna gezegd dat het helemaal niet waar is wat ze verteld had, maar dat de (vrouwelijke) rechercheur haar het zo gesuggereerd had. Dit is door haar ouders naderhand voor de rechtbank bevestigd.

[Bouwe Kalma:] Ik ken de problematiek en de bijzonderheden die u geeft. Die zijn bijzonder ernstig. Ik weet niet wat er op dit ogenblik aan te doen is. Het is een stuk ervaring van u, die ook anderen aanleiding kan geven tot verder nadenken over deze materie.

bron: Artikel 'De politie als hulpverlener' door Bouwe Kalma (hoofdinspecteur/chef van de afdeling zeden- en kinderpolitie te Rotterdam); Congresbundel Pedofilie & Samenleving; Uitgave NVSH-LWP 1977; RAI Amsterdam; 19 maart 1977