RAI congres - Om de vrijheid van het kind

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: Dr. Emiel van Campenhout

Dat het kind, bewust of onbewust, al of niet bedoeld, in onze maatschappij wordt misbruikt, zal een ieder die niet te kwader trouw is wel kunnen beamen. Politici beroepen zich op "de ziel van het kind" om hun verzuilde partijprogramma's te doen gelden; in het gezin is het kind vaak de focus die de latente malaise tussen de partners moet kanaliseren en leefbaar houden; in het onderwijs wordt het kind ingeoefend in een mentaliteit van prestatie en hiërarchische verhoudingen die eigen zijn aan de wereld van de volwassenen. Dat het kind misbruikt wordt ligt voor de hand. Ouders, opvoeders, politici zien het kind-zijn meestal in functie van iets anders, als voorbereiding voor het echte maatschappelijke leven, als last, als dwarsbomer van hun projecten, als alibi, als vaandel voor hun machtswensen en maar zelden in zijn eigenheid. Het opnemen voor "de vrijheid van het kind: lijkt in deze context niet veel meer dan een symptoom van de ideologie en de retoriek die onze dagelijkse ademnood geworden zijn. Ook al wordt die vrijheid en eigenheid bijwijlen verbaal beleden, het maatschappelijk functioneren liegt er niet om.

De eigen zijnswijze van het kind

Dat het kind een eigen, onherleidbare zijnswijze heeft, behoort nochtans tot het archetypische bewustzijn van de mens. In mythen, verhalen en gedichten uit oost en west verschijnt het kind als de oorspronkelijke manifestatie van het Sacrale. Het kosmische ei breekt open en baart - naar de uitdrukking van C.G. Jung - "het goddelijke kind". Elk kind is het goddelijke kind. De god Shiva danst "in alle werelden tegelijk. In alle werelden. En in de eerste plaats in de wereld van de materie. Kijk naar de grote ronde halo, afgezet met de zinnebeelden van vuur, waarbinnen de god danst. Dat betekent de Natuur, de wereld van massa en energie. Daarbinnen danst Shiva-Nataraja de dans van het eindeloos worden en vergaan. Het is zijn lila, zijn kosmisch spel. Spelen ter wille van het spelen, als een kind. Maar dit Kind is de Orde aller Dingen. Zijn speelgoed is het sterrenheer, zijn speelplaats is de oneindige ruimte en tussen vinger en vinger is elke tussenruimte duizend miljoen lichtjaren..." (1)

Zeer recent heeft de Haagse psychoanalist, M. Liétaert Peerbolte, de zijnswijze van het kind, die de oorspronkelijke menselijke is, vanuit de prenatale psychologie als volgt herdacht: Het kind heeft een voorgeboortelijk totaliteitsbeleven, daarom "kosmisch" ervaren genoemd. De foetus zweeft gewichtloos in het bergende water en heeft het gevoel van verbondenheid met de universele Energie. Deze Energie, aanvankelijk bestaande in ongebonden toestand, noemt M. Liétaert Peerbolte "Oceanos", een grenzeloze en tijdeloze ruimte van licht en lust. Het oorspronkelijke gegeven van de menselijke psyche, waarbij noch de zintuigen noch het Ik-besef een rol spelen, is "een zijns-toestand van liefde (...), waarin alles vervat is" (2), het "orgastisch ervaren van de ruimte" (3). Door de geboorte verlaat de voldragen vrucht de moederschoot en begint zijn individuele bestaan. "Tot kort na de geboorte (...) leeft de baby nog in zijn eigen wereld zoals hij die ook beleeft in de voorgeboortelijke tijd" (4). De Nederlandse dichter Maurits Mok drukt het als volgt uit: "Warm is hun huid - ik hoef de kinderen / nog niet tot een verleden te herleiden; / zij leven aan de oorsprong van de tijd; / zij jagen lichtdauw op, hun denken springt omhoog / uit morgenbronnen; in hun woorden / opent de wereld een gezicht / dat amper uit de schepping is ontwaakt, / een mengeling van honger en zojuist / ontbloeid gelach..." (5)

Oceanos, de ongebonden Energie, wordt in het individuele bestaan gebonden tot Eros. Deze Eros, in de zin van Freud en van de dieptepsychologie, is de driftmatig-vitale kracht, principe, grondvorm en inhoud van alle psychische ontwikkeling. Op basis van diezelfde kracht kan de mens tot ontplooiing of tot frustratie komen, liefdevol worden of agressief, heterofiel of homofiel, levend in seksuele activiteit of in onthouding, als een gelukkig of als een verbitterd mens. Krachtens de Eros kan de mens zijn eigen lichaam ervaren als een geruststellende basis, kan hij zijn lichaam, dat van anderen en de omgeving exploreren, kan hij op zoek gaan naar een partner, komt hij in opstand tegen zijn ouders, kan hij zelf kroost verwekken en kan hij telkens weer vertederd zijn door het wonder van het kind, het goddelijke kind dat hijzelf is geweest. Deze onbepaalde mogelijkheid tot lust en geluk wordt bij de opgroeiende mens gestructureerd. Deze structuratie is afhankelijk enerzijds van zijn eigen biologische en parallel daarmee psychische behoeften die zich in contact met zijn wereld progressief manifesteren, anderzijds van de vormen waarin cultuur en maatschappij liefde en lust te beleven geven. Die twee elementen staan met elkaar in wisselwerking, zodanig dat we bij een omschrijving van het eerste een zeker wantrouwen moeten bewaren. In hoever nl. is de analyse van de stadia van kinderlijke seksualiteit van bijv. S. Freud zelf geen maatschappelijk produkt? Anderzijds geeft die analyse wel een beeld van de feitelijke, d.i. mede maatschappelijk bepaalde, psychische ontwikkeling. We kunnen dus wel stellen, dat deze ontwikkelingsvorm niet natuur-noodzakelijk is. Ook in deze is van toepassing het woord van M. Merleau-Ponty dat de mens niet zozeer een natuursoort is als wel een historische idee.

Kinderlijke seksualiteit

Kinderlijke seksualiteit is de wellicht tendentieuze naam voor de wijze waarop in het kind, nog in onmiddellijk contact met zijn oceanisch beleven, de vitale erotische energie wordt gestructureerd, of het resultaat van die structuratie op kinderlijk niveau. Dit erotisch vermogen is vanzelfsprekend verweven met heel de ontwikkeling op het gebied van de motoriek, de verbeelding, de taal en het logisch denken. We zijn echter verplicht, wijl we de totaliteit niet kunnen uitzeggen, in aspecten te denken. Het erotische is trouwens méér dan een aspect; het is het fundament. Wat opvalt is, dat de seksualiteit waar we mee worden geboren, die de mens als kind ervaart, niet op de geslachtsdelen is geconcentreerd. Het is een door het gehele organisme verspreide seksualiteit. "Dat is het paradijs dat we beërven. Maar het paradijs gaat verloren naarmate het kind ouder wordt." (6)

Het gehele lichaam is vol zinnelijkheid. Daarom is het over de hele oppervlakte ook een bron van lust. Bepaalde gebieden kunnen daarbij een eigen speciale soort lust verschaffen. Volgens deze zogenaamde erogene zones spreekt men van orale, anale, urethrale en genitale lust. Dat is wel genoegzaam bekend. Naast deze lustervaring aan bepaalde delen van het lichaam, spreekt de psychologie over lust afkomstig van partiële driften: de lust van het betasten van het eigen lichaam en het lichaam van anderen; de lust van het vertonen van het lichaam of van delen ervan aan anderen. De ontwikkeling van de partiële driften vindt plaats in de kinder- en kleuterjaren. Eerst in de lichamelijke puberteit ontwikkelt zich de genitale kern, die zich doet kennen in de paringsdrang en in het vermogen orgasme te bereiken.

Tussen dit eerste kinderlijke ervaren en de puberteit, ligt de zogenaamde latentieperiode. Schaamte, morele en esthetische aspiraties komen daarin op de voorgrond. Er worden barrières opgebouwd tegen de deeldriften en tegen de erogene lustervaring, die niet georganiseerd zijn onder het primaat van de genitaliteit en daarom "pervers" worden genoemd. We merken inderdaad dat seksuele activiteiten bij kinderen op lagere-school-leeftijd beduidend minder zijn vergeleken bij de leeftijd die eraan voorafgaat en erop volgt.

Freud heeft de neiging deze periode als een periode van verdringing te zien. "We zouden dit eerder als een gevolg zien van het opengaan van een nieuwe wereld voor het kind. Een nieuwe wereld met vele mogelijkheden en ook vele opgaven die aandacht vragen, zodat minder aandacht besteed kan worden aan het seksuele. We stellen daarom in vervanging van "latentieperiode" een andere uitdrukking voor: het "lagere-school-kind". Deze uitdrukking wordt in pedagogische vakliteratuur wel meer gebruikt. Het lagere-school-kind kent dus in de eerste leerjaren (van 6 tot 8 jaar) een verminderde seksuele activiteit..." (7) - wat toch ook weer niet betekent dat het geen seksuele behoefte of gevoelens heeft. De bedoeling van deze chronologische classificatie: kinderlijke seksualiteit met haar verschillende stadia (tot 5 jaar) - lagere-school-leeftijd (tussen 6 en 10 jaar) - prepuberteit en puberteit (tussen 11 en 15 jaar), is een aantal kinderlijke gedragingen te kunnen plaatsen in een overzichtelijk verband: de lust bij het zuigen, bij het ontlasten, bij het wateren, bij het strelen rn gestreeld worden, bij het knuffelen en liefkozen, bij het masturberen, bij het schommelen. Ze wil ook rekenschap geven van de kinderlijke nieuwsgierigheid op seksueel gebied, van de jaloersheid, de rivaliteit, de ijdelheid, de sex-spelletjes, de duidelijke sympathieën en afwijzingen, de interesse voor het andere geslacht, het vroege opmerken van get seksuele verschil waar broers en zusjes samen met hun ouders naakt bij elkaar zijn.

Tevens moet bij het beschouwen van de kinderlijke seksualiteit de grote kwetsbaarheid van het kind worden benadrukt. Seksuele volwassenwording gebeurt niet in een rechtlijnige natuur-noodzakelijke ontwikkeling. Het is vóór alles een psychisch en imaginair gebeuren. De visie van de biologisch gerichte atropoloog Portmann kan enig licht werpen op die kwetsbaarheid. Hij vervoegt hierin de hoger vermelde gedachtegang van M. Merleau-Ponty. Zijn theorie is origineel gebouwd rond het onderscheid dat bij zoogdieren bestaat tussen nestblijvers en nestverlaters. Naarmate de evolutie voortschrijdt wordt het dier minder nestblijver en meer nestvlieder. De nest-tijd wordt steeds korter. In deze evolutieve lijn zou de mens de grootste nestvlieder moeten zijn. In feite is hij de grootste nestblijver. Hij is, biologisch gezien, een vroeg-geboorte. Moest hij slechts een natuursoort zijn, dan zou de zwangerschap één jaar langer moeten duren. De te korte tijd van de biologische dracht wordt echter gecompenseerd door de sociale baarmoeder. Deze vroeg-geboorte is de oorzaak van de grote plasticiteit en kwetsbaarheid van het menselijk wezen. Als hij geboren wordt, is hij niet af. De voltooiing is een sociaal en historisch gebeuren. Vandaar dat er ook veel kan mislopen in de verdere ontwikkeling. De seksuele pathologie geeft daar een vermoeden van. Wie dagelijks met "patiënten" omgaat, stelt zich wel eens de vraag: Kan de kwetsbare mens in deze duidelijk mensonterende maatschappij zonder kleerscheuren mens-worden? Of is de psycho- of tenminste de sociopathie niet ons aller lot?

De maatschappelijke controle-instanties

De zich ontwikkelde kinderlijke seksualiteit staat in wisselwerking met de maatschappij. De maatschappelijke instellingen en mentaliteit voorzien slechts in een beperkte uitingsmogelijkheid van deze erotische gerichtheid. Uit de seksuele nood en de lichaamsvrees van vele volwassenen blijkt dat hun erotisch potentieel maar heel matig werd gerealiseerd. Vanuit zijn therapeutisch werken met volwassenen zegt de Londense antipsychiater Ronald Laing pamflettair, dat van de volheid van mogelijkheden waarmee een mens begiftigd is na 15-20 jaar niet veel méér overblijft dan een half-impotente, half-normale, half gekke mens, min of meer aangepast aan een gekke maatschappij. Hoe komt het dat de volwassen mens niet meer kan voelen, niet kan aanwezig zijn, niet kan beluisteren het ritme en de wijsheid van zijn lichaam? Wat is er gebeurd met onze handen, handen gekregen om te tasten, te boetseren en te strelen, nu gebruikt om te verzamelen, te sturen en te grijpen? Wat is er gebeurd met onze monden, misvormd door een trek van berekening en wantrouwen, maar geschapen om te zingen, te fluisteren en lof te prijzen, om te beroeren en te vermoeden de kwetsbare innerlijkheid van de geliefde? Wat is er met de mens gebeurd? Wat is er gebeurd met het kind-in-ons?

De overgang van onze initiële mogelijkheden naar het feitelijke leven van de volwassenen is het gevolg van een reductieproces. De lustonderdrukkende maatschappij bepaalt de vormen waarin liefde en erotiek mogen worden beleefd. In dit reductieproces is een aantal instellingen bijzonder actief. Hun ideologische en symbolische connotaties bepalen wat op erotisch gebied in de samenleving mogelijk is. De mens krijgt andere mogelijkheden dan de cultureel erkende meestal niet in het zicht en hij vindt het ook goed zo. De castratie doet zelfs geen pijn meer. De maatschappelijke erkenning bepaalt zijn waardengevoel. Waar zijn innerlijke aanleg en ervaringsstructuur hem toch nopen nieuwe, niet-erkende wegen te gaan, treden de repressieve structuren op om de "eerbaarheid" te beschermen en de "schade" zoveel mogelijk te beperken. Tot deze laatste, de repressieve structuren, behoren duidelijk het strafrecht en de verschillende niveaus van de strafrechtsbedeling: politie, onderzoek, rechtbank, probatie, enz. Tot de eerste, de ideologische en symbolische structuren, behoren het gezin, de opvoedingsinstituten, ook de communicatiemedia en de menswetenschappen. Deze instellingen staan als "moral entrepreneurs", als moraal-ontwerpers, op hun beurt in interactie met wat in de samenleving bestaat aan taboes en vooroordelen. Instellingen drukken een bepaalde collectieve waardengevoeligheid uit en worden er door bevestigd.

Het is door deze interactie van gerecht, wetenschappen, gezinsideologie, media en vooroordelen dat de mythe van de schadelijkheid van het zogenaamde pedofiel contact is kunnen ontstaan en voortbestaat. Hoewel we tot nog toe niets verteld hebben over het pedofiele contact kunnen we nu reeds - uit de vermelde gegevens - bevestigen dat schadelijkheid niet kan samenhangen met het erotisch contact als dusdanig, wat dat ligt in de lijn van de oorspronkelijke aanleg, maar met de verdringing en frustratie van het luststreven. Daarbij komt dat het kind getraumatiseerd wordt door de paniek die wordt uitgezaaid door de ouders, het politie-optreden, de rechtbank. Niet door het erotische contact, maar door de reacties van de omgeving wordt het kind getraumatiseerd.

Daarmee zijn we begonnen aan de kritiek op "de zachte moordenaars" (8), de instanties die het reductieproces van de erotische, menselijke mogelijkheden doorvoeren en beschermen. Strafrecht en strafrechtsbedeling nemen hier een duidelijke plaats in. Het vastleggen van leeftijdsgrenzen speelt in op de mythe van het onschuldige kind. Het decriminaliseren van het pedofiele contact is conditio sine qua non van alle evenwichtige relaties. Seksualiteit moet uit het strafrecht. Het strafrecht is niet uitgerust om zich met delicate menselijke problemen in te laten.

Ook het gezin speelt vaak een reducerende rol. Vele ouders zijn, vanuit hun eigen affectieve noodsituatie, niet in staat de ontplooiing van de erotische energie te begeleiden en te respecteren. Kinderen worden vanuit een overtrokken bezitsdrang overbemoederd of overbevaderd. Het liefde0impirialisme doet geen terecht [recht?] aan de kinderlijke behoeften. Het tegengestelde komt ook voor: het ongewenste kind staat bloot aan verwaarlozing en dodelijke mishandeling. De cijfers van de gekende kindermishandeling stijgen onrustwekkend. Ouders van groter wordende kinderen hebben vaak onbewust emotionele weerstand tegen de seksuele emancipatie van hun kinderen. "Opvoeding is doorgaans het proces van weerwraak op eigen mislukken, zich verschuilend achter enkele pedagogische vuistregels die langzaam maar zeker het kind in de mens zullen doden" (9).

Hier kan het probleem van de pedofilie worden behandeld. Eigenlijk is er geen probleem of zou er geen probleem pedofilie of pedofiel mogen zijn, maar alleen het verschijnsel van de pedofiele mens, de medemens die affectief, erotisch en seksueel wordt aangetrokken, tot bevrediging komt bij het kind en de jongere. Het trekken van leeftijdsgrenzen is m.i. daarbij niet zo relevant. In de mate dat hij fijngevoeliger en bekwamer is om zich in te leven in de kinderlijke zienswijze kan de pedofiel correctief optreden tegenover de familiale inkapseling of verwaarlozing. Het erotisch aspect behoort daar wezenlijk bij. Van de pedofiel worden wel superieure kwaliteiten verwacht: respect voor de eigenheid van het kind, bekwaamheid tot inleving in de kinderlijke leefwereld, verantwoordelijkheidsgevoel, diepe affectie. Het kind is er voor de pedofiel, evenmin als voor de ouders, opvoeders en politici om te voldoen aan zijn behoefte. Het kind is voor zichzelf, niet om te beantwoorden aan de nood van de volwassenen. Voor elk van hen geldt het woord van "de Profeet": "Uw kinderen zijn uw kinderen niet. Ze zijn de zonen en dochteren van 's-levens hunkering naar zichzelf. Ze komen door u, maar zijn niet van u en hoewel ze bij u zijn, behoren ze u niet toe... Ge moogt proberen hun gelijk te worden, maar tracht niet hen aan u gelijk te maken" (10).

In de mate dat ze dit verwezenlijkt, kan de pedofiele relatie perspectief openen voor een andere bejegening van kinderen dan door de dominante cultuur voorzien is. In die zin hebben ouders en opvoeders veel van de pedofiele zijnswijze te leren en zouden we mogen hopen dat zoveel mogelijk volwassenen pedofiel worden.

Het onschuldige kind: verleid en getraumatiseerd?

De maatschappij die deze eigensoortige relatie en wisselwerking tussen kind en volwassene niet verstaat, zal maar al te graag zijn emotionele weerstand rationaliseren in mythen zoals "verleiding", "kinderlokker", "kanpenschenner", "onschuld van het kind", e.d. Deze etiketten zijn sterk geladen vanuit de frustratie en verdringing die, ondanks het seksueel libertinisme van de laat-kapitalistische consumptiemaatschappij, de westerse grote-mensen-wereld blijven beheersen. Op twee van die aantijgingen, die specifiek het kind betreffen, willen we kort ingaan: De verleiding en het trauma.

De verleidingstheorie vindt haar grondslag in de behavioristische psychologie. Zoals de hond van Pavlov tot bepaald gedrag geconditioneerd wordt, zou de jonge mens door (voornamelijk homo-)pedofiele contacten voor de toekomst geconditioneerd worden tot "pervers" gedrag. Tolsma (11) heeft echter voldoende aangetoond dat kernhomofilie alleen voorkomt bij mensen, waarbij de homofiele aanleg reeds aanwezig was vóór de zgn. verleiding. Bij 133 onderzochte mannen die in hun jeugd een homo-pedofiele relatie hadden, trof hij slechts 6% pedofielen [homofielen?] aan, wat overeenkomt met het gemiddelde percentage homofielen in een normale bevolking. De seksuele toekomst van het kind wordt dus niet bepaald door de ervaringen die het zouden "bederven". Het kind wordt veeleer aangetrokken tot personen van beider sekse en dan op de eerste plaats niet tot de seksualiteit, maar tot de volwassene in zijn functie van voedend, liefhebbend, beschermend wezen, tot datgene wat de volwassene voor het kind betekent en doet, nl. het geven en waarborgen van affectie en zekerheid.

"Het observeren van pedofiele stoeipartijen, sexspelletjes en gewone dagelijkse bezigheden stelt steeds weer in het licht hoezeer kinderen zoeken naar tastbaar lichamelijk contact dat bij hen duidelijk de betekenis heeft van een steeds wederkerende affirmatie van de geestelijke verstandhouding met hun "spelleider". Bij hen staat het lichaam duidelijk centraal als medium van communicatie, het is een expressiemiddel bij uitstek en dit in heel zijn totaliteit. Het kind schijnt verder ook geen verschil te ervaren tussen het "seksuele lichaam" en het lichaam als mediator, overbrenger van boodschappen; beide lopen door mekaar en vervullen dezelfde functie: communicatie, contactlegging en dialoog. Het seksuele wordt o.i. door het kind aangevoeld als vreemd aan de lichamelijke functie geestelijke bruggen fysisch te veruitwendigen. Het is essentieel mee geïntegreerd in het lichaam als spreekbuis voor de naar buiten tredende geest. Het is misschien in die zijn ook gemakkelijker te begrijpen dat een kind de overgang van fysisch-niet seksueel contact naar erotisch getint contact niet als dusdanig - d.w.z. als transistor - aanvoelt, tenzij vanuit de opvoeding het territorium waar het erotische begint angstvallig is afgebakend. Een andere consequentie is dat het seksuele in een kind-oudere verhouding zeker niet dit officieel bandscheppend karakter dient te verkrijgen, zoals dat wel het geval is in de "grote-mensen-maatschappij" (bijv. huwelijk...).

Seksualiteit is gewoon een lichamelijk iets dat gevoelens gaat vertolken en als fijn wordt ervaren... Bovenstaande mag, eens te meer, weer niet leiden tot het maken van verkeerde veronderstellingen: "lang niet alle relaties pedofiel-kind monden uit in sterk erotische ontboezemingen. De verhouding die een pedofiel van onze groep had met een jongetje van 13 duurde reeds twee jaar en had meer weg van een vader-zoon verhouding dan wel van een erotisch getinte relatie. Hier was het heel duidelijk hoe het kind bij deze pedofiel de affectie zocht (en vond) die het thuis volledig moest ontberen. De inzet van de man voor dit kind was werkelijk enorm en situeerde zich op alle mogelijke vlakken (studies, samen hobby's uitoefenen zoals de natuur exploreren, tropische vissen, enz.).

In deze reeds twee jaar durende relatie vonden sporadisch erotische aanrakingen plaats, die door het kind trouwens vaak zelf geprovoceerd werden en dus uiteraard ook als normaal werden ervaren. Ook hier echter gebeurde het "klassieke" bijna onafwendbare drama in het leven van iedere pedofiel: de ontdekking van de verhouding door de buitenwereld en ten slotte door de vader van het kind. Daar waar deze man nooit enige belangstelling voor zijn kind had betoond, panikeerde hij toen hij ervan op de hoogte werd gebracht dat zijn kind vaak aanliep bij een van de "zonderlingen" van het dorp. Van al de pijnlijke gebeurtenissen die voortvloeiden uit het ontdekken van deze "pedofiele" verhouding, was er nog een vooral "klassiek": de vertrouwensband tussen kind en pedofiel was gedurende enkele maanden volledig verminkt. De verhouding die het kind als heel kostbaar en normaal had ervaren, werd nu gebrandmerkt als misplaatst, smerig en wat dies meer zij... zoals de man waarvan het alles had gekregen dat het behoefde nu plots een misdadiger was geworden. Het kind worstelde dan ook met een enorme verwarring gedurende de eerste maanden na het uitlekken van de "Grote Waarheid".

Ondanks alles werd deze relatie na ongeveer een halfjaar - nu echter klandestien - toch "in ere" hersteld. Vermeldenswaard is hierbij wel dat na al die tijd het kind zelf besloot zijn tweede vader terug op te zoeken..." (12).

Dit voorbeeld werpt ook enig licht op de zgn. psychische schadelijkheid bij vroegtijdige inwijding in het seksuele. Follow-up studies bij volwassenen die pedofiele ervaring kenden, hebben geen direct nadelige gevolgen aangetoond. Wel zou er een trauma kunnen ontstaan bij het kind, wanneer het agressief wordt benaderd, onteerd, zwaar gestraft en gedwongen publiek te getuigen. Deze praktijken zijn trouwens niet pedofiel.

De context waarbinnen het kind opgroeit is van beslissend belang wat betreft zijn reactie op de eventuele seksuele benadering. Wanneer kinderen voortdurend door hun ouders en onderwijzers worden gewaarschuwd tegen contact met volwassenen en ze geen uitleg krijgen waarom dit gebeurt, is de kans groot dat ze in paniek raken zodra een andere persoon hen benadert, op straat aanspreekt, hen liefkoost en hen zijn diensten aanbiedt, ook wanneer die volwassene geen seksuele bedoeling heeft. Een rustige en begripvolle houding van de ouders is dus aangewezen: o.m. dat de ouders het feit aanvaarden dat kinderen behoefte hebben aan seksuele liefkozingen en deze niet zelden zelf uitlokken. Het kind kan dus worden geschaad door de paniek en de opwinding der ouders en van de omgeving, die gewoonlijk buiten elke proportie staat tot de werkelijke betekenis van het gebeurde.

Het kind kan ook psychisch geschaad worden door de justitiële ingreep tegen zijn vriend. Herhaalde ondervragingen van het kind kunnen ernstig psychisch trauma doen ontstaan, terwijl het getuigenis veelal en meestal van onbeduidende waarde zal zijn. De sfeer in de wachtkamer van het politiebureel of de rechtbank, het uniform van de ondervragers, de continue spanningen, het spervuur van vragen en de te lange ondervragingen kunnen nefast inwerken op de geestelijke gezondheid van het kind. Nochtans wordt het kind als getuige in zedenzaken opgeofferd aan de belangen van de strafvervolging. Denkend over de maatschappelijke instellingen, de daarin levende machtsverhoudingen en de moraal en ideologie die deze stand van zaken sanctioneren, is het duidelijk dat mensen tegelijk begunstigden zijn en slachtoffers van hun cultuur. Ze brengt ze tot bloei, maar ze smoort ze ook in de kiem of plant een kanker in het hartje van de bloesem. "Zou het niet kunnen", zo vraagt A. Huxley zich af in zijn utopische roman "Eiland", op dit verboden eiland, de kankers te mijden, het smoren tot een minimum te beperken en de enkeling schoner dan ooit te doen bloeien?"

Dat is inderdaad de vraag: Is het mogelijk, niet op een eiland, maar in het hart van de gestructureerde samenleving, te komen tot een andere perceptie, tot een ander gevoel en beleving van de eigenheid van het kind, van de relaties tussen ouders en kinderen, tussen ouderen en jongeren, tot een andere perceptie en gevoeligheid van de lichamelijkheid en de lust, tot een ontmaskering van de gewelddadige machten die ons bestaan beheersen en van de bezitsverhoudingen waarvan het kind slachtoffer is?

In dit perspectief is de verlaging van de strafbaar gestelde leeftijdsgrens veel te weinig en als streefdoel misleidend. Noch de pedofielen noch de anderen mogen hiermee genoegen nemen, hoe belangrijk dit op dit moment ook is als strategie en om een massa zinloos lijden uit de wereld te helpen. Het gaat echter om veel meer, iets waarvoor de pedofiele relatie ons openhoudt en dat dreigt te worden ingekapseld. De subversieve kracht van de pedofiele relatie ligt juist in de fundamentele invraagstelling van onze menselijke relaties, van ons onvermogen om het eigene van de andere te erkennen, van de gewelddadigheid en agressiviteit waarmee we - en niet alleen in het verkeer - kinderen te lijf gaan, van de onbeholpenheid, ondeskundigheid en lompheid waarmee volwassenen tegenover kinderen "groot doen".

In zijn gerichtheid gestigmatiseerd, opent de pedofiele medemens nochtans ongekende, slecht gekende communicatiemogelijkheden. Het kritische ferment dat hij vormt mag niet door een geïsoleerde wetswijziging ontkracht worden. Marginale groepen hebben méér te doen dan zich aan te passen en de zoveelste probleemloze variatie te worden van een homogene massacultuur.

De pedofiele minderheidsgroep moet blijven bestaan zolang deze mensonterende, kind-onterende maatschappij bestaat, om voor anderen open te houden: de utopie van gezonde mensen, gezonde relaties en waarden, waarbij het gaat om onmiddellijkheid, spontaniteit, om de vrijheid van het kind, om het kind, om het kind-in-ons, om God-in-ons. Het kind-in-ons schreit, omdat het niet mag leven op de maat van de volwassen mens. "Als de kleuter iets begreep van ons getob over waarden, zou hij ons uitlachen: Hoe is 't mogelijk dat je niet zou weten waar je wel en waar je niet van houdt, wat goed voor je is en wat niet? ..." (13)

noten
(1) A. Huxley, Eiland, Contact, Amsterdam, 1972, p. 189.
(2) M. Liétaert Peerbolte, Eutopia, De Nederlandse Boekhandel, 1976, p. 21.
(3) M. Liétaert Peerbolte, o.c., p. 64.
(4) M. Liétaert Peerbolte, o.c., p. 46.
(5) Beeldende Poezie: Het Kind, Uitg. Stafleu en Zoon, Leiden, 1959, p. 23.
(6) A. Huxley, o.c., p. 86.
(7) G. Krist, Pedofilie. Verwoording van een eerste inzicht, Verhandelingen, K.U. Leuven, 1976, p. 24.
(8) S. de Batselier, De Zachte Moordenaars, De Nederlandse Boekhandel, 1974.
(9) S. de Batselier, o.c., p. 38.
(10) Kahil Gibran, De Profeet, Servire, Wassenaar, z.d., p. 15.
(11) Cfr. Wiky van Rijssel, Sekstantkopij, "Seksualiteit van grote en kleine mensen", dec., blad 4.
(12) Anthonis, Milo, Pedofilie. Confrontatie van een mens met een waanbeeld. Fenomenologie van de marginalisering en pathologisering van de pedofiele mens door zijn socio-cultureel milieu en de 'normaal-wetenschappelijke' traditie, Verhandeling K.U. Leuven, 1976, p. 113-115.
(13) C. Rogers en B. Stevens, Intermenselijk, Bert Bakker, Den Haag, 1973, p. 35.


[Discussie bij "om de vrijheid van het kind":]

1. De latentiefase

[Frits Wafelbakker:] Ik merk op dat u toch weer de naam latentiefase gebruikt, hoewel u die later weer wat afzwakt. Ik heb sterk de overtuiging dat de latentiefase wordt veroorzaakt door de sociale druk van de maatschappij en ik vraag me af hoe hard de gegevens zijn waaruit toch besloten zou kunnen worden, dat er een wezenlijke vermindering is seksuele belangstelling zou zijn. Alleen eigen jeugdherinneringen en wetenschappelijk onderzoek zijn mogelijkheden om daar achter te komen. Ik herinner me uit m'n eigen jeugd, dat ik juist in die periode 'ongelooflijk fantastisch' bezig was en dat ik geen latentiefase heb gekend.

[Dr. Emiel van Campenhout:] Er is inderdaad erg weinig wetenschappelijk of experimenteel onderzoek gedaan rond het begrip latentiefase. Het begrip is afkomstig uit de theorie van Freud, waar ik niet per se achteraan wil hollen, maar "die toch een aantal gegevens heeft opgeleverd rond het begrijpen van het kind". Ik erken wel dat u gelijk heeft als u de latentiefase voornamelijk als een sociaal gegeven ziet.

[Frits Wafelbakker:] Ik denk dat ik me wat onduidelijk heb uitgedrukt. Het gaat mij er niet zozeer om of latentietijd sociaal bepaald wordt dan wel of hij in de natuur van de mens ligt. Het gaat mij erom of er wel zoiets als latentiefase bestaat. Ik denk dat het begrip door Freud is ingevoerd zonder dat hij er ooit wetenschappelijk onderzoek naar heeft verricht. Ik geloof dat het begrip als zodanig helemaal niet bestaat. Dat zou eens getoetst moeten worden. Maar inmiddels heeft het z'n kwaad al gedaan: Het heeft de suggestie gewekt, dat een kind geruime tijd van z'n leven zonder seksuele en erotische gevoelens is. En daarvan vinden we op 't ogenblik weerspiegeling in de wet. De wet berust op de grondgedachte dat een kind aseksueel is en fundamenteel zal er aan die wet nooit iets veranderen, tenzij het begrip van die aseksualiteit ter discussie wordt gesteld. Ik vind dit een heel erg belangrijk punt. Ik meen te moeten verwijzen naar een andere, vergelijkbare zaak: De ongelijkheid die er indertijd bestond in de leeftijd voor het toestaan van homo- en heteroseksuele contacten. Die leeftijd is pas gelijk getrokken toen een commissie Speyer zich had uitgesproken over het niet bestaan van de zgn. homoseksuele verleiding. Wij zouden ons hier vandaag moeten uitspreken over het feit, dat een latentiefase niet bestaat. Daarmee zouden we een eerste stap zetten op de weg naar een verruiming van de wettelijke mogelijkheden.

2. Opvoeding van kinderen in 'primitieve culturen'

[Frits Wafelbakker:] Wat ik in het betoog van spreker heb gemist is de manier waarop zgn. 'primitieven' hun kinderen grootbrengen en het al of niet limiteren van seksualiteit en erotiek daarbij: "Wij komen er in het Westen nooit helemaal uit, als we daar ook niet meer kennis van nemen".

[Dr. Emiel van Campenhout:] Ik heb mij principieel beperkt tot omschrijving van de kinderlijke leefwereld binnen de Westerse cultuur. Er zou inderdaad een heel interessante cultuurpsychologische studie te maken zijn vanuit de vraag hoe een kind zich ontwikkeld in culturen, waarin het niet zo sterk geinfantiliseerd wordt. Ik heb echter deze studie zelf (nog) niet gemaakt. Daarom heb ik me in mijn inleiding beperkt tot de Westerse cultuur.

3. Voorbereiding op ontdekking van de relatie

[Dhr. Van S., edit:] Ik wil graag even inhaken op uw verhaal over de problemen, die voor een jongen ontstonden door de reactie van de omgeving op de ontdekking van zijn relatie met een pedofiel. Ik vraag mij af of de oudere partner zijn jonge vriend al tijdens de relatie zou moeten voorbereiden op ontdekking ervan en op wat er daarbij kan gaan gebeuren. De jongen moet hiertegen door z'n oudere vriend 'gewapend' worden.

[Dr. Emiel van Campenhout:] In veel gevallen wordt de jongere partner òf in het geheel niet voorbereid òf de nadruk in die voorbereiding ligt op de geheimhouding van de relatie. Ik moet overigens zeggen dat ik het op deze wijze nog nooit heb horen formuleren, t.w. "het behoort tot de taak van de pedofiel om de jongere zelf een maatschappij-kritische opvoeding te geven, die rekening houdt met de bestaande situatie en met hetgeen nu in de relatie haalbaar is".

[Dhr. B., edit:] Dit laatste zou ik graag willen generaliseren naar opvoeding in het algemeen, zowel in de NVSH als daarbuiten, door mensen die een stuk vrijheid in hun opvoeding voorstaan. Velen kunnen dat begrip vrijheid niet goed invullen. Hoe moet je als oudere laten zien hoe het patroon van jongeren zou kunnen zijn? Niet alleen pedofielen maar ook anderen die met kinderen omgaan, moet geleerd worden hoe het kind op bepaalde situaties moet worden voorbereid.

[Dr. Emiel van Campenhout:] Pedofielen hebben niet genoeg 'zelfbewustzijn van de rijkdom van hun eigenheid'. Ze durven dit soort moeilijke situaties eigenlijk niet te voorzien en als ze zich dan voordoen is het veelal te laat. De pedofiel opvoeden zou feitelijk betekenen hem weerbaar te maken om de situatie waarin hij gaat komen te voorzien en zichzelf en zijn jongere partner erop voor te bereiden. Maar zover zijn we nog niet. De meeste pedofielen durven zelfs nog niet uit te komen voor hun geaardheid. Je kunt dit soort situaties voor pedofielen wel vergelijken met het sterven voor de mens die we allemaal zijn. Dat is iets dat we altijd uitstellen tot het laatste ogenblik. De mens die een catastrofe voorziet in z'n leven, stelt de reflectie daarvan uit. Dat is één van de meest voor de hand liggende vluchtmechanismen. Men wil het goed hebben zolang de situatie goed is. Daarna zal men wel zien.

[Dhr. Van S., edit:] Dat is nu juist wat ik met m'n oorspronkelijke vraag bedoelde. Ik denk dat wij de pedofiel het beste helpen door hem te laten inzien dat wat hij doet goed is, maar dat maatschappij en wet er verkeerd op reageren. Vanuit dit zelfbewustzijn en zelfvertrouwen kan hij zichzelf en zijn jonge partner dan beter voorbereiden op mogelijke catastrofes. Zolang de maatschappij en Van Agt nog niet zijn veranderd, is dit de beste wijze van hulpverlening.

[Dr. Emiel van Campenhout:] Inderdaad. Ook in de menswetenschappen zullen we hiervan moeten uitgaan, omdat juist de wetenschap één van de grote ideologische machten is in de maatschappij. We hebben zowel in verband met pedofilie als homofilie veel te lang de wetenschappelijke erfenis van Freud e.a., de opvattingen van de kerk en de moraal meegedragen, die dit gedrag als pervers heeft aangeduid.

4. Weg met de etikettering; de hutspotmens

[Tom v.d. Loo, voorz. NVSH:] Hoewel het uitstekend is dat er vandaag gesproken wordt over de pedofiel en de bescherming van de relatie tussen pedofiel en kind, de taak die de NVSH heeft in dit verband, enz., vraag ik me af of we misschien toch met een negatieve benadering bezig zijn. Moeten we ons er vandaag niet van bewust worden dat we eigenlijk het probleem pedofilie uit de wereld moeten helpen door het inzicht te laten groeien, dat we eigenlijk allemaal pedofiele elementen in ons dragen, dat we die in onszelf moeten durven ontwikkelen, dat die behoren tot wat we wezenlijk onder bevrijding, onder emancipatie, onder relatieverbreding verstaan. We moeten ons niet beperken tot een stuk probleemgebied sec wat op dit ogenblik bestaat, maar we hebben binnen de NVSH een opgave naar onszelf in de hoop, dat we snel kunnen ophouden met etikettering.

[Jan F., edit:] Ik wilde even inhaken op dat ontdekken van pedofiele elementen in jezelf. Ik dacht eerst dat ik heterofiel was, maar door gebrek aan heterofiele contacten had ik homofiele contacten; toen dacht ik homofiel te zijn en dus niet heterofiel. Toen er later pedofiele contacten ontstonden dacht ik weer pedofiel te zijn. Toen heb ik gemerkt dat ik eigenlijk een heerlijk hutspotmens ben. Ik kan alle gevoelens hebben zodra ik me ervoor openstel. Ik geloof dat hoe meer kansen je krijgt en neemt om er in je eigen vriendenkring over te praten hoe opener je daarbij bent, des te fijner en eerlijker je kunt leven.

5. Commerciële pedofilie

[Jan B., edit:] Wat ik in uw betoog gemist heb is het verschijnsel van de commerciële pedofilie. Er bestaan op dit gebied toch allerlei blaadjes en ik denk dat dit toch een belangrijk verschijnsel is op dit moment.

[Dr. Emiel van Campenhout] Ik denk dat dit eenvoudig onder te brengen is binnen de commercialisering van alle menselijke relaties. Het is niet origineel voor pedofilie. Het is de mentale macht van het kapitaal op ons leven, de betekenis van het kapitalisme in het diepste wezen, dat we alles moeten vertalen in financiële en economische termen; menselijke relaties worden omgezet in geld. De uitwerking daarvan zou thuishoren in een voordracht over consumptie-sex.

6. De verleidingshypothese

[Lex van Naerssen:] Bij veel lezingen en publikaties over pedofilie gaat men uit van de zgn. verleidingshypothese. Deze gaat uit van de klassieke tweedeling: Wat voor ervaring heb je gehad in je jeugd en ben je daarna homo of hetero geworden. Maar die seksuele ervaring in je jeugd kan heel verschillend zijn en die tweedeling bestaat niet. Dus moet het hele probleem anders en positiever worden benaderd. De eerste seksuele ervaringen van kinderen kunnen heel intens zijn. Zo intens zelfs dat ze een groot deel van de latere seksuele beleving kunnen beïnvloeden. Dus is het erg belangrijk dat je eerste seksuele ervaringen positief zijn; veel belangrijker dan of ze homofiel of heterofiel zijn. De vraag is of je verleid zou moeten worden, vervangen door de vraag of je misleid of geleid wordt in je eerste seksuele ervaring.

[Dr. Emiel van Campenhout:] Inderdaad gaat het bestaande onderzoek veelal van de door u genoemde tweedeling heterofiel - homofiel uit. Er is veel te zeggen voor uw voorstel om deze tweedeling te doorbreken.

7. De grenzen van de pedofiel

[B.S., edit:] Ik zie hier staan: De wet kent grenzen. Ik vraag me af of de pedofiel ook geen grenzen kent. Niet naar beneden, maar naar boven. Ik krijg de indruk van pedofielen dat als het kind ouder wordt en een bepaalde leeftijd bereikt, de relatie ophoudt en dat is een aspect dat ik eigenlijk in de pedofiele relatie niet zo kan waarderen. Natuurlijk maak je ook bij homo- en heterofiele relaties vaak mee, dat ze na een aantal jaren uit elkaar gaan. Men weet wat men begint, maar men weet niet hoe het verder zal gaan. Maar juist bij de pedofiele relatie is de bron van de scheiding, de bron van het kwaad, al vanaf het begin vanzelfsprekend aanwezig. Ik vraag me af of je daarmee het kind geen onrecht doet. Of is het misschien zo dat het voor het kind ook een voorbijgaande fase is (bij iedere fase in het leven heeft men bepaalde relaties). Als dat zo is, is het goed, maar ik zou het wel erg vinden als het kind aan de kant wordt gezet, omdat de pedofiel net als de wet grenzen kent.

[Dr. Emiel van Campenhout:] Inderdaad blijkt vaak uit getuigenissen van pedofielen zelf dat een relatie ophoudt als het kind volwassen wordt. Dat is iets waar we rekening mee moeten houden, omdat het berust op zelfervaring van pedofielen. Maar het kan best zijn dat dat weer een bepaalde sociale grens is die gesteld wordt, maar die nergens een natuurlijke basis heeft. Maar natuur puur bestaat nou eenmaal niet voor mensen. Uit wetenschappelijke literatuur en uit persoonlijk contact met betrokkenen heb ik begrepen dat ze aanvoelen dat de intense erotische gerichtheid op het kind afneemt als het kind groter of rijper wordt. Er blijft wel een affectieve relatie bestaan, die natuurlijk ook van erotische aard is. Voor wat betreft het kind zou ik zeggen dat als een relatie echt diep geweest is en authentiek, dan kan het niet verloren gaan, ook al kunnen bepaalde uitingsvormen ervan voorbijgaan. Bijvoorbeeld: Ik kan nu een pedofiel contact ontwikkelen met mijn dochter die momenteel 5 jaar is. Dat zal ik over 10 jaar en zeker over 20 jaar niet meer kunnen; tenminste niet op de manier waarop dat nu zou kunnen. Toch hoop ik dat die relatie zeer fundamenteel blijft en zelfs nog verdiept. De relatie van ouders met hun zoon gaat toch ook niet verloren als deze verliefd wordt op een meisje of een andere jongen? Die menselijke relaties zijn niet concurrerend met elkaar.

[Gerard Zwerus:] Ik ken erg veel pedofiele relaties en ik geloof dat het seksuele element in zo'n relatie op een gegeven moment kan ophouden, maar dat betekent natuurlijk niet dat die relatie daarmee verbroken is. Zo'n relatie houdt veel meer in dan alleen dat seksuele. Ik vind het een overaccentuering van seksualiteit als je zegt dat een relatie ophoudt als er geen seksualiteit meer aan te pas komt.

[Onbekend:] Ik vind het jammer dat ook nu weer de duur van een relatie zo ontzettend belangrijk gevonden wordt. Men probeert weer de normen betreffende de lengte van een relatie die voor heterofiele en homofiele relaties bestaan en die ook daar vaak als knellend worden ervaren, op te dringen aan pedofiele relaties en deze in eenzelfde keurslijf te persen. Voor mij kan het ene contact heel lang blijven bestaan en een ander maar een paar weken duren; maar dat wil nog niets zeggen over de kwaliteit van zo'n relatie. Dat wordt bepaald door de intensiteit en de intentie ervan, niet door de lengte.

[Dhr. Van den O., edit:] Ik geloof dat een pedofiele relatie een vacuüm opvult. Precies in de periode dat het kind van de moederschoot af wordt gezet tot aan z'n eerste werkelijke relatie kan het in contact komen met een pedofiel. Ik geloof ook niet zo in voortzetting van zo'n relatie in de periode daarna. Kinderen in die leeftijdsgroep zien relaties betrekkelijk relatief. Zodra ze de leeftijd hebben dat ze aan de hun 'eigen' relatievorm kunnen beginnen doen ze dat en dat 'klikt' precies met de pedofiel, voor wie het dan ook niet meer zo hoeft, erotisch althans.

[Els Peters:] Ik wil daar even op ingaan. Ik ben het daar niet mee eens. Een pedofiele relatie is niet iets wat alleen maar even de periode tussen de moederschoot en de enige echte relatie kan opvullen.

[Dhr. Van den O., edit:] Ik heb niet bedoeld te zeggen dat een pedofiele relatie een opvulling is. Een kind dat van de moederschoot af is mag in feite op erotisch gebied niets meer doen tot aan het moment waarop het een legale relatie mag hebben. En dat kan niet. Daarvoor kan dan die pedofiele relatie dienen.

[Dick Groot:] [Dick de Groot?] Ik vind dat we ons hier tot nu toe te beperkt opstellen. We denken en praten te veel vanuit een Westers patroon en vanuit de situatie waarin we zitten. Het gaat hier om het wezen van het leven en dat is gericht op twee dingen: De natuur en de toekomst. Ik geloof dat we eerder Oosters moeten denken. Het menselijk leven is een ontwikkeling van gevoelens in de richting van de natuur in de richting van de toekomst. We moeten uitgaan van die natuurlijke ontwikkeling. Natuur is harmonie en liefde. Daarin moeten onze gevoelens en onze relaties zich ontwikkelen. Relaties houden eigenlijk nooit op. Ze sublimeren.

8. Pedofilie en de maatschappelijke machten

[Anton Oskamp:] Ik heb een beetje kritiek op de inleiding. Ik vind het een wat academisch verhaal, zij het met een zeer hoogstaand karakter. Ik vond de visie op het kind een beetje overdreven. Ik zou liever zien dat deze problemen wat meer vanuit de maatschappij worden benaderd. Problemen ontstaan als de maatschappij bepaalde normen stelt. Hierbij denk ik niet zozeer aan personen, maar aan structuren, die de mensen in een concurrentiepositie brengen, ze tot prestaties dwingen, ze leren macht uit te oefenen. Daarom vind ik ook de titel van dit congres fout (Pedofilie en samenleving). We leven namelijk niet in een samenleving. We leven niet werkelijk samen. Daarom vraag ik of u datgene wat u verteld heeft ook kunt vertalen in politieke termen. Pedofilie is ook een politiek probleem. Het heeft te maken met de wijze waarop onze maatschappij is georganiseerd. Kunt u datgene wat u vanuit uw psychologische wetenschap naar voren hebt gebracht, ook vertalen naar de politiek? En daarbij denk ik niet aan Van Agt, maar aan de maatschappelijke machten kerk, kapitaal, kazerne, onderwijs, enz.

[Dr. Emiel van Campenhout:] Voor wat betreft het laatste, heb ik gemeend de zaak zeer duidelijk maatschappelijk te stellen. Ik heb geprobeerd aan te tonen, dat de manier waarop wij kijken naar hoe volwassenen hun seksualiteit beleven en het uitgangspunt daarvoor, nl. de in principe oneindige mogelijkheden waarmee een mens wordt geboren, wordt bepaald door maatschappelijke structuren; zowel de repressieve (gerecht e.d.) als de ideologische zoals kerk, moraal, gezin, e.d. De gezinsideologie heeft zeer duidelijk te maken met de bezitsverhoudingen in de maatschappij. Het was mijn bedoeling aan te tonen dat datgene wat van een volwassene gemaakt is het resultaat is van een reductieproces dat wordt bepaald door maatschappelijke machtsstructuren. Dat ik het kind geïdealiseerd heb, ja, dat heb ik gedaan en als u het daar niet mee eens bent, dan verschillen we van mening. Want dit is m'n eigen ervaring: Het kind is het mooiste wat er bestaat. En het is zoals Jung het zegt: Een manifestatie van het sacrale. Wat dat dan ook mag betekenen.

9. Slotwoord van de inleider

[Dr. Emiel van Campenhout:] Ik ben getroffen door de kritische instelling van u, geacht publiek. Blij getroffen, zou ik zeggen. Vooral voor wat betreft de grenzen van de menswetenschappen. Daar dagelijks in zittende, heb ik het gevoel dat de menswetenschappen toch wel heel wat hebben gepresteerd i.v.m. de omturning of verandering van de mensheid in de richting van een grotere tolerantie voor zgn. seksuele minderheden. Bij nader inzien blijkt dan dat dat werk nog niet zo fundamenteel is en dat men mogelijk zou moeten uitgaan van heel andere modellen, waarin juist de maatschappelijke discriminatie, zoals de begrippen homo, hetero en pedo eenvoudigweg niet meer ter sprake komen. Want door ze ter sprake te brengen, worden ze nogmaals bevestigd. Verder natuurlijk de kritische geest, die bij u aanwezig is i.v.m. de Westerse maatschappij. Moeten we niet bij voorbaat de vraag anders formuleren; bijvoorbeeld vanuit datgene wat we op het ogenblik weten uit andere culturen; uit Oosterse culturen, uit de Middeleeuwse samenleving in Europa, uit de Griekse oudheid en dergelijke meer. Dus ook nu weer werken we binnen de rationaliteit van de burgerlijke maatschappij. De menswetenschappen, die daar een functie van zijn, dreigen opnieuw bevestigd op te treden t.o.v. de bestaande orde en de bestaande ideologie. U heeft mij gestimuleerd om nieuwe wetenschappelijke modellen te ontwerpen. Dat is het voornaamste wat ik van u heb meegekregen vandaag.

bron: Artikel 'Om de vrijheid van het kind' door Dr. Emiel van Campenhout (wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Leuven en assistent van Prof. De Batselier); Congresbundel Pedofilie & Samenleving; Uitgave NVSH-LWP 1977; RAI Amsterdam; 19 maart 1977