Schade pornografie verondersteld

Van veel groter belang is echter het bezwaar dat pornografie schadelijk voor de geestelijke volksgezondheid zou zijn, dat pornografie jonge kinderen kan verminken in hun seksuele ontwikkeling en dat seksuele misdrijven door pornografie kunnen worden bevorderd. Vooral die schadelijkheid is het belangrijkste argument. Want het lijkt me dat verbodsbepalingen ten opzichte van pornografie, die zozeer de vrijheid van drukpers en het recht van een burger vrij te kiezen wat hij wil lezen of zien, raken, wel bijzonder gerechtvaardigd moeten worden, willen ze ook rechtvaardig zijn. En de schadelijke werking zou de enige rechtvaardiging kunnen zijn. Nu is het merkwaardig dat deze schadelijke werking door de verbodsaanhangers altijd zonder meer is verondersteld, zonder dat men ooit de moeite heeft genomen door wetenschappelijke onderzoekingen na te gaan óf er van schadelijke werking kan worden gesproken en van welke aard die zou kunnen zijn. Tot nu toe hebben voor- en tegenstanders van verbodsbepalingen op pornografie zich altijd moeten vergenoegen met vermoedens. Nu echter is dit niet meer nodig. Sinds in Denemarken pornografie in iedere vorm is vrijgelaten zijn er gegevens beschikbaar gekomen die er onomstotelijk op wijzen dat men nergens een dergelijke schadelijke werking heeft kunnen aantonen. Dit geldt zowel voor kinderen als voor volwassenen.

bron: Artikel 'Pornografie' door drs. M. van Loggem; Sextant, nummer 6; juni 1969