Seks, vrijheid, vervolging

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: P.C. Ippel

5.1 Inleiding

Seksuele afbeeldingen en seksuele diensten zijn in het huidige Nederland vrij op de markt verkrijgbaar. In de talloze videotheken en videowinkels is een groot scala aan porno te huur of te koop. 's Avonds is er op televisie soft-porno voor een breed publiek, en voor alle inkomensklassen zijn er bordelen, tippelzones en/of afwerkplekken. De veelbezongen seksuele revolutie heeft ook de weg vrijgemaakt voor prikkelplaatjes en openbare prikkelplaatsen.
Tot voor kort als afwijkend bestempeld seksueel gedrag lijkt algemeen aanvaard: burgemeester S.Patijn van Amsterdam maakte zich tot woordvoerder van de opinie van velen toen hij zich bij de opening van de Gay Games trots en tevreden toonde dat homo's en lesbo's zich twee weken lang vrolijk en onbekommerd konden wijden aan volleybal, stijldansen en kunstschaatsen. De kleurrijke en uitdagende parade van deelnemers door de Amsterdamse grachtengordel wekte veel aandacht en weinig afkeuring. De VVD-columnist Gerry van der List wijdde aan de gelijkgeslachtelijke optocht een zure en afwijzende column in de Volkskrant, maar hoon werd zijn deel en mogelijk moet hij zich voor de rechter verantwoorden voor strafbare discriminatie.
Niets aan de hand allemaal. Vrijheid, vrolijkheid - resultaat van een verbazingwekkende culturele ommekeer. Het stijve en preutse Nederland is de afgelopen decennia in een verdraagzame vrijhaven veranderd. Er is geen reden om hier al te ironisch over te doen: het gaat om (een zekere) maatschappelijke en morele vooruitgang. [1]
In de zomer van 1998 bleek opnieuw dat dit maar één kant van het verhaal is. In Zandvoort - Amsterdam aan Zee - werd bij een politie-inval een aantal diskettes met kinderpornografische beelden aangetroffen. Afbeeldingen bleken ook op internet voor te komen. De Zandvoortse bende zou onder leiding hebben gestaan van de inmiddels in Italië gedode Gerry U. Zijn jonge kompaan Ronny van der P. zat in een Italiaanse cel vast op beschuldiging van moord. Toen het televisieprogramma NOVA, ingeseind door een Belgische actiegroep, dit nieuws in juli wereldkundig maakte brak de hel los. Journalisten moesten op zoek naar nieuwe woorden om de schokkende plaatjes te karakteriseren: baby- en kleuterporno (er waren zeer jonge kinderen te zien). Justitie en politie werden in de media en het parlement beticht van jarenlange laksheid, de afdelingen kinder- en zedenpolitie zouden weer heropgericht moeten worden, het Meldpunt Kinderporno moest zeker opnieuw subsidie krijgen. Politici uit alle landen, zoals Duitse en Oostenrijkse ministers (later ook Bondskanselier Kohl), wezen met een beschuldigende vinger naar onze losgeslagen moerasdelta.
Deze plotseling opflakkerende affaire stond niet op zichzelf. In het afgelopen jaar bleek telkens weer hoe sterk de emotionele afkeer is van degenen die zich seks met kinderen veroorloven. In het interview in de Volkskrant van 10 december 1998 pleitte reclasseringsdirecteur Van der Valk voor het 'levenslang opbergen van zieke pedoseksuelen' in speciale psychiatrische afdelingen. 'We zijn nog altijd zo naïef te denken dat we iedereen kunnen helpen. Laten we nu eens erkennen dat er altijd mensen geboren zullen worden die verkeerd in elkaar steken en die het nooit zullen redden in hun eentje (...) Het moet net als vroeger weer mogelijk worden om gestoorden die zo'n gevaar vormen voor het leven of de integriteit van anderen, hun verdere leven afgezonderd van de samenleving gedwongen op te nemen.' In een radioprogramma op diezelfde dag sprak Van der Valk over het 'effectief voorsorteren van onverbeterlijke pedofielen'. Al met al een glashelder, maar uitermate bedenkelijk voorstel. Over de bedenkingen kom ik in de loop van dit hoofdstuk te spreken.
Schrijven over de maatschappelijke en strafrechtelijke problematiek van kinderporno en pedofilie gaat me niet gemakkelijk af. Ik vermeld dit omdat mijn ongemakkelijke, dubbelzinnige gevoel waarschijnlijk door velen wordt gedeeld. Ik heb zelf twee zonen (van zeven en elf) in de 'benaderbare' leeftijd. Wij waarschuwen hen voor al te vriendelijke of opdringerige heren (of dames) en proberen de wereld van geweld en seks - die via de buis en computerspelletjes gemakkelijk binnendringt - enigszins buiten de deur te houden. Er wordt veel weerzinwekkende rotzooi aangeboden. Klaarblijkelijk wijs ik grove, onvrijwillige confrontatie met rauwe agressie en agressieve seks moreel af. [2]
Maar aan de andere kant zijn er tekenen dat niets minder dan een klassieke heksenjacht dreigt. [3] Voor voorstanders van een terughoudend en geciviliseerd strafrecht is dat onverteerbaar.
Eerst bespreek ik iets uitgebreider een aantal voorvallen en ontwikkelingen uit 1998. Daarna probeer ik een verklaring te geven voor de sterk toegenomen dramatisering van kinderporno en pedofilie. Tenslotte ga ik in op de principiële en praktische kwesties, die worden uitgelokt door de roep om ongenadig scherp strafrecht.

5.2 Voorvallen en vooroordelen

Het jaar 1998 kan op verschillende manieren getypeerd worden, maar zeker ook als het Jaar van de Vreemde en Verontrustende Seks. In de Verenigde Staten zette de Clinton-affaire het land op z'n kop. In ons land werd de onrust vooral gemobiliseerd door pedo- en pornofielen. Een kleine greep uit het nieuws illustreert dit.
Het jaar was nog maar net begonnen toen de regiopolitie Twente bekend maakte dat 500 van de 750 videotapes, van in lokale videotheken in beslag genomen materiaal, kinderpornografische afbeeldingen zouden bevatten. Gedurende de voorafgaande anderhalve maand waren drie à vier politiefunctionarissen doende geweest met het bekijken en screenen van deze ranzige producten. [4] Een maand later werd bekend dat de beruchte Björn-tapes - 'The Boys' Business' - in Hengelo waren gemaakt. De maker van deze kinderporno werd door de rechtbank Almelo in februari tot 25 maanden gevangenisstraf en voorwaardelijke TBS veroordeeld. Weer een paar weken later arresteerde men een 37-jarige inwoner van Enschede op verdenking van ontucht met jongens van 11 tot 14 jaar. Een groot aantal kinderpornofilms werd bij een huiszoeking in beslag genomen. [5] De observatie van de regionale cabaretier Herman Finkers, dat in Almelo en omstreken niks gebeurt (behalve het verspringen van het stoplicht), moet gelet op deze vondsten drastisch worden herzien.
In juli ontbrandde het Zandvoortse kinderporno-schandaal. [6] De Belgische actiegroep Morkhoven had op onorthodoxe wijze het initiatief genomen en de media getipt. Aanvankelijk wilden Marcel Vervloesem en zijn groep het verzamelde materiaal niet aan de Nederlandse en Belgische justitie en politie ter beschikking stellen, omdat eerdere affaires in de doofpot zouden zijn gestopt. Het Vlaamse dorpje waar Vervloesem woont was het tafereel van een huiszoeking en de wereldpers meldde zich er. De publiciteit zette de Nederlandse autoriteiten onder druk om in actie te komen: de politie-Kennemerland vormde een team van vijftien mensen. Tijdens een politie-inval in Zandvoort bleek de computerwinkel van Gerry U. een dekmantel voor een productie- en distributiecentrum van porno over en met zeer jonge kinderen. De hoogleraar kinder- en jeugdpsychologie Wolters noemde dit materiaal het gruwelijkste dat hij in 25 jaar zag. 'Het gewelddadige in deze beelden is onvoorstelbaar, de smerigheid zonder enig gevoel, zeer hard.' [7]
Het zou - blijkens een boven water gekomen zakagenda - gaan om een internationaal werkend netwerk met vertakkingen in West- en Oost-Europa, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van internetsites. Deze ontdekking leidde tot nationale en internationale commotie. Er zou een verband bestaan met de verdwijning van een twaalfjarige Berlijnse jongen (M. Schädlich) in 1993. Buitenlandse en binnenlandse politici spraken hun afschuw uit en schreven dit verschijnsel toe aan de doorgeslagen Hollandse tolerantie. Kamerleden en deskundigen drongen aan op een veel intensievere opsporing en vervolging van kinderporno. Ook zouden cybercops (of internetpolitie) op de elektronische snelweg moeten patrouilleren om zo de aanbieders en verspreiders in de virtuele kraag te vatten. Later in het jaar werd bekend dat de politie inderdaad vier porno-verspreiders had gelokaliseerd.
In december veroordeelde de Haagse rechtbank een voormalige medewerker van het ministerie van Justitie tot vier maanden celstraf (omgezet in 172 uur dienstverlening). De - in veel media als 'porno-ambtenaar' aangeduide - man had zijn duffe bureauwerk wat willen opluisteren door naaktfoto's van Naomi Campbell en Pamela Anderson te downloaden. Ongelukkigerwijs zaten er in datzelfde bestand ook 'seksueel uitdagende' plaatjes van jeugdigen. Betrapping kwam hem niet alleen te staan op ontslag op staande voet, maar ook op een fikse strafrechtelijke douw. [8] De Haagse rechter kon tot zo'n zware sanctie komen, omdat de Hoge Raad in een arrest van 21 april 1998 had uitgemaakt dat onder het begrip 'in voorraad hebben' ook moet worden verstaan: het hebben van enkele (twee of meer) afbeeldingen voor eigen gebruik (HR 21 april 1998, nr. 107.006, NJB 1998, afl. 21).
In juli 1998 werd een Swalmense leraar (van 59 jaar) opgepakt, die lang geleden ontucht met kinderen zou hebben gepleegd. Bij hem werd enig belastend fotomateriaal gevonden. Dagblad de Limburger (14 juli 1998) constateerde terecht dat zulk 'hobbyisme' door de Hoge Raad strafbaar werd geacht. [9]
In december meldden de kranten dat tegen een 51-jarige man uit het Brabantse Someren door de officier van justitie in Den Bosch acht jaar cel en TBS met dwangverpleging was geëist. De zaak was aan het rollen gebracht door bouwvakkers die bij het verbouwen van de Roemeense vakantiewoning van de verdachte ingelijste kinderporno hadden aangetroffen. Aan de man werd nu verkrachting van minderjarigen en het vervaardigen van kinderpornografische foto's en films ten laste gelegd. Volgens de man zelf ging het alleen maar om 'vakantiekiekjes'.
Ook pedofilie hield de publieke aandacht het afgelopen jaar gevangen. Een Amsterdammer, die enkele keren was veroordeeld wegens gewelddadige pedoseksualiteit, werd door buurtbewoners zo belaagd dat hij uiteindelijk gedwongen verhuisde. Dit is een gang van zaken die veel lijkt op de in sommige landen gebruikelijke strategie van naming and shaming. [10]
Er was binnen de gereformeerde kerken een affaire rond een zekere dominee Van Drimmelen, die het in Trouw opnam voor een veroordeelde beroepsgenoot, onder de titel 'Ook ik ben pedofiel'. Toen dat later een 'leugen om bestwil' bleek, gaf dat veel tumult: de synodevoorzitter, die Van Drimmelen was bijgevallen, moest aftreden.
De spreekwoordelijke klap op de vuurpijl gaf de al genoemde directeur van Reclassering Nederland Van der Valk in de Volkskrant. Hij is voor een onorthodoxe, maar hoogstnoodzakelijke nieuwe aanpak: de levenslange opsluiting van honderden zieke pedoseksuelen in speciale psychiatrische asiels. Weliswaar kreeg Van der Valk weinig enthousiaste bijval uit Den Haag - minister Korthals distantieerde zich voorzichtig van het verhaal - maar het is een significante uiting van de tijdgeest dat een hoge ome van de instelling die zich zou moeten inzetten voor maatschappelijke reïntegratie van veroordeelden, op de voorpagina van een (voormalig) links dagblad zo onbekommerd pleit voor desocialisatie en repressie.
Ook ander nieuws - en wel uit het 'diepe platteland' - is tekenend: in het Limburgse Oirsbeek en het Drentse Emmen-Erfscheiderveen zetten ouders alle juridische en publicitaire middelen in om hun beschuldigingen van massaal seksueel misbruik van kinderen door het onderwijzend personeel hard te maken. In beide gevallen zouden er sekskelders zijn, in beide gevallen troffen justitie en politie echter geen enkele aanwijzing of spoor van bewijs aan. De meest betrokken onderwijzeressen zijn 'afgeknapt' en moeten op zoek naar een andere baan. Volgens de voorzitter van het schoolbestuur hebben deze mensen 'te lang op de pijnbank moeten liggen'. [11]

5.3 Verklaring

Uit de hierboven genoemde serie illustraties (die gemakkelijk uit te breiden valt), komt naar voren dat misbruik van kinderen, kinderporno en pedofilie de publieke opinie en de publieke verbeelding stevig in de greep hebben. Voor ik daar een oordeel over geef, is het goed de vraag te stellen hoe deze verandering te begrijpen valt. Want een verandering is het: in de jaren zestig en zeventig vonden pleidooien voor aanvaarding van pedofilie (onder meer van de PvdA-politicus Brongersma) weerklank en van kinderporno had nog niemand gehoord.
Simpel is zo'n verklaring niet. We zijn allemaal gevangenen van onze eigen context en als de tijdgeest al bestaat is het een veelkoppig monster. Toch presenteer ik kort enkele vermoedens.
In de laatste tientallen jaren is het denken over en de praktijk van seksuele relaties drastisch veranderd. Er is zeker versoepeling en bevrijding tot stand gekomen. Vrijwillige intieme contacten, met wederzijdse instemming en tot wederzijdse tevredenheid, 'moeten kunnen'. Binnen de (heersende) liberale moraal staan autonomie en contractuele regeling van relaties centraal. Twee (of meer) autonome individuen die het leuk met elkaar willen hebben, daar is weinig tegen in te brengen. Deze verruiming wordt in het algemeen als een stap vooruit beschouwd: weg met het juk van traditionele en beladen rolpatronen. De seksuele bevrijding uit zich op een breed front: aanvaarding van ongehuwd samenwonen en de fragiliteit van het huwelijk (dat met wederzijds goedvinden kan worden ontbonden), emancipatie van homoseksualiteit (het homohuwelijk komt er aan!), acceptatie van sadomasochisme, loslaten van het bordeelverbod enzovoort en zo verder.
Maar geen bevrijding zonder prijs, geen lusten zonder lasten. Niemand minder dan Sigmund Freud heeft dit duidelijk gemaakt in zijn terecht befaamde essay 'Das Unbehagen in der Kultur'. Een totaal bevrijde maatschappij is een illusie: iedere samenleving brengt noodzakelijkerwijs onderdrukking en regulering van de in beginsel tomeloze driften met zich mee. Iedere samenleving moet dat pijnlijke dilemma zien 'op te lossen'. Optimaal wordt het nooit, het onbehagen blijft bestaan. De onvrede kan zich op allerlei manieren uiten: agressie, neurosen en ander ongemak. [12]
Daar komt nog iets bij. Terwijl in de 'lange jaren zestig' - die tot ver na 1970 doorliepen - vooral de blije, onbevangen en mooie kant van seks naar voren kwam, volgde in de jaren tachtig de ontnuchtering. [13] Een reeks onderzoeken bracht een heel andere werkelijkheid aan het licht: het bestaan van onvrijwillige, afgedwongen seks. Incest, verkrachting binnen het huwelijk, seksuele intimidatie op het werk (en zelfs door de kerk, zo bleek ook weer in 1998) komen op voorheen onvermoede schaal voor. Hoewel deze onderzoeken zijn bekritiseerd, vanwege hun aanvechtbare methoden of (veel) te hoge schattingen, staat vast dat er in de gezinssfeer, maar ook in hulpverleningsrelaties en op het werk, veel opgedrongen of afgedwongen seks voorkomt. Gezinnen blijken vaak geen 'havens in de harteloze wereld', maar broeinesten van dubieuze of zonder meer onaanvaardbare lustbeleving. Ook los daarvan bestaan bij grote groepen mensen zorgen over hedendaagse gewelddadigheid (denk aan het debat over zinloos geweld). Hoe dan ook: seks maakt niet alleen gelukkig, seks maakt ook slachtoffers. Dat is ook binnen een geliberaliseerde samenleving en in een liberaal ethos een moreel en juridisch probleem. De vrijheid van de één vindt zijn grens, waar de ander schade of leed wordt toegebracht. [14] En dat er bij harde kinderporno en gewelddadige pedoseksualiteit slachtoffers vallen is zonneklaar. [15] Het gaat dan om immoraliteit, om kwaad. [16]
Filosofen - als Paul Ricoeur en René Girard - en sociale wetenschappers - als Mary Douglas - hebben geanalyseerd hoe groepen en samenlevingen het kwaad 'symboliseren', om het enigszins grijpbaar te maken. Dat is, denk ik, een onuitroeibare neiging. Maar het is een maatschappelijk mechanisme dat zelf gevaar oplevert, en op zijn beurt slachtoffers kan maken. Wanneer kinderporno en pedofilie tot dé 'symbolen van het kwaad' worden uitgeroepen, is het risico van een oncontroleerbare zondebok-projectie, ook in onze ogenschijnlijk rationele maatschappelijke ordening, reëel. Omdat zondebokken letterlijk of figuurlijk worden 'geslachtofferd', is er alle reden voor bezorgdheid en bezinning.
Langzamerhand - zo blijkt uit de berichten uit 1998 - lijkt er een handzaam en overzichtelijk schema te ontstaan: gewelddadige en perverse viezeriken misbruiken onschuldige kinderen, die onvoldoende worden beschermd. Er ontstaat een klimaat, waarin het gevaar van pedoseksualiteit en kinderporno als groot, acuut en alomtegenwoordig wordt gepresenteerd. Zwembaden moeten pedo-proof worden, ontuchtplegers moeten levenslang in geavanceerde databanken worden geregistreerd (of zelfs worden opgesloten), kinderporno moet met alle strafrechtelijke middelen worden opgespoord en worden bestraft.

5.4 Principiële vragen, praktische problemen

Mijn diagnose is dat in de mediadiscussie (en misschien langzaamaan ook in het beleid) rond kinderporno en pedofilie nuchterheid en nuance zijn gaan ontbreken. Het maakt natuurlijk heel wat uit of het om een 'brute penetratie' van een zevenjarig kind gaat, of om de liefdevolle omgang tussen een vijftienjarige en een negentienjarige. Toch vallen ze allebei onder het brede begrip pedofilie en ontucht met minderjarigen. [17]
Het ontbreken van distantie en reflectie betekent dat een principieel maatschappelijk en juridisch probleem ontstaat. Het lijkt er op dat iedereen met pedofiele gevoelens een brute moordenaar-in-spé is en dat zich in Nederland een massieve en massale kinderporno-industrie heeft gevestigd. Laat er geen misverstand over bestaan: ik vind dat agressieve pedoseksualiteit en het maken en verspreiden van respectloze kinderporno moeten worden bestreden, ook met strafrechtelijke middelen. Maar het is verkeerd van overtrokken beelden uit te gaan en om draconische maatregelen te roepen.
Het ergst en het meest verwerpelijk vind ik de al besproken oproep van de reclasseringsbaas Van der Valk. Opvallend en tekenend vind ik dat zijn denkbeelden niet of nauwelijks principieel zijn bestreden. [18] Er is alle reden om zijn gedachtegoed in mootjes te hakken en er de kachel mee aan te maken. Omdat dit tot nog toe is uitgebleven, zal ik me met die vervelende taak belasten.
Ten eerste betekenen zijn gedachten een fundamentele ommekeer en wel naar 'selectieve onschadelijkmaking' van een grote groep mensen. Hij wil deze categorie mensen zonder veel rechtsbescherming van een fundamenteel rechtsgoed beroven. De (eventuele) noodzaak ervan wordt volstrekt onvoldoende onderbouwd met betrouwbare, precieze gegevens. Ten tweede miskent deze zogenaamde deskundige het grote probleem van het inschatten of vaststellen van gevaarlijkheid. In feite is de kleine groep van echt gevaarlijke pedoseksuelen vaak al lang bij politie en justitie bekend of verblijven deze in TBS-instellingen (sommigen in zogenaamde long stay-afdelingen). In de derde plaats kan ik Van der Valks botte en ongenuanceerde verhaal niet anders zien dan als het oproepen tot haat - en dus als strafbare discriminatie op grond van seksuele gerichtheid (art. 137d Sr). Als ik niet zo verzoeningsgezind was zou ik zeggen dat deze vreselijke man strafrechtelijk vervolgd moet worden en tenminste tot 172 uur dienstverlening veroordeeld (evenveel als de zogenaamde 'porno-ambtenaar' wiens gedrag ik veel minder strafwaardig vind). Het ernstigste is nog dat Van der Valk de relatief humane traditie van de Nederlandse reclassering verraadt: dat is dom, slecht en hoogst betreurenswaardig. [19]
Wanneer de roep om meer strafrecht mateloos wordt, is het niet ondenkbeeldig dat alleen al beschuldiging van ontucht of pedofilie een effectief te misbruiken middel is om mensen maatschappelijk te ruïneren. Dat dit geen grauwe theorie is blijkt uit de voorbeelden van de Drentse en Limburgse basisscholen: de aanklachten blijken op drijfzand te zijn gebouwd, maar het effect is dat de beschuldigden inderdaad op de pijnbank worden gelegd en dat zij van hun toekomstperspectieven zijn beroofd.
Kinderporno en ruwe, gewelddadige seks met kinderen zijn een reëel probleem binnen onze samenleving, waarin tv-, film- en computergeweld, en rauwe, smakeloze en liefdeloze seks overal voorhanden en te koop is. [20] Wie denkt dat het strafrecht daarvoor het meest doeltreffende medicijn is, houdt zichzelf voor de gek en zet de deur open voor een strafrechtelijke praktijk, die tegen de rechtsstatelijke vereisten en strafrechtelijke beginselen zal ingaan.
De kans hierop is gestegen door de ruimer geworden kinderpornobepaling in het Wetboek van strafrecht. Art. 240 b lid 1 Wetboek van strafrecht luidt sinds 1996: 'Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van f100.000 wordt bestraft degene die een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreidt of openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of in voorraad heeft.' Het is duidelijk dat hier interpretatieproblemen opduiken: wanneer is sprake van een 'seksuele gedraging'? Dit begrip kan beperkt, maar ook heel ruim worden opgevat. De Hoge Raad heeft in 1990 (HR 6 maart 1990, NJ 1990, 667) in de zaak rond de Amsterdamse fotograaf Mader een ruime interpretatie gegeven: onder 'seksuele gedraging' uit art. 240 b Sr, moet mede worden verstaan het aannemen van 'een zodanige (lichaams)houding dat daarmee kennelijk het opwekken van een seksuele prikkeling wordt beoogd'. In het Kamerdebat rond de verscherpte strafbaarstelling in art. 240b is aangedrongen op een restrictiever uitleg, maar volgens Schuijer, in een artikel uit 1997, blijkt uit een handleiding van het College van Procureurs-Generaal dat deze aanwijzingen zo vaag zijn dat er heel veel afbeeldingen onder vallen. Deze auteur karakteriseert de nieuwe kinderpornowet dan ook als 'schieten op een bewegend doel' (een weinig elegante, maar wel doeltreffende beeldspraak). [21]
Iets soortgelijks geldt voor de term 'in voorraad hebben'. Zoals gemeld heeft de Hoge Raad in 1998 bepaald dat het bezitten van enige afbeeldingen voor eigen gebruik al onder het begrip 'in voorraad hebben' valt. Voor 'pedo-crime fighers' is dit misschien een gelukkige vondst, maar het zet wel de deur open voor zeer vergaande strafrechtelijke bemoeienis.
Ook op andere manieren zijn er praktische uitvoeringsperikelen: Twentse politieambtenaren lieten in maart 1998 weten meer dan genoeg te hebben van het screenen van honderden in beslag genomen porno-video's. De door de politiek gewenste internetspeurders en nieuwe zedenagenten zijn niet gemakkelijk te vinden. Maar zelfs als deze vacatures vervuld worden, blijft het principiële probleem knellen: wordt intensieve strafrechtelijke interventie niet snel mateloos en op een ongewenste wijze modieus?

5.5 Slotsom: nieuwe nuchterheid

Bij golven van emotie en bij de dan oplopende druk op politie en justitie om 'alles uit de kast te halen', is het hoogst noodzakelijk het hoofd koel te houden. Het is een cliché, maar een belangrijk cliché: in veel gevallen behoort het strafrecht een uiterste middel (ultimum remedium) te zijn.
Agressieve pedoseksualiteit en harde kinderporno moeten worden tegengegaan en bestreden. Kinderen zijn kwetsbaar, soms weerloos; ze moeten worden beschermd. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van internetproviders en videotheekhouders moet worden gemobiliseerd en - zonodig - juridisch worden afgedwongen. Soms sorteert intensieve hulpverlening (en reclassering) meer effect dan strafrechtelijke vergelding. Justitie en politie moeten alert zijn en in ernstige gevallen optreden.
Maar wanneer te veel van het strafrecht wordt verwacht, verspelen we meer dan we winnen. Personen kunnen te gemakkelijk in de beklaagdenbank komen en maatschappelijk worden uitgeschakeld. De toch al toegenomen opsporings- en vervolgingsbevoegdheden dijen op oncontroleerbare wijze uit, en de maatschappelijke onrust wordt geprojecteerd op een groep 'perverse anderen'. Terwijl de schandalen rond kinderporno en pedoseksualiteit ook indringende vragen oproepen over onze eigen 'seksuele moraal', over onze tolerantie (of onverschilligheid) ten aanzien van het vele, vunze beeldmateriaal dat op straat en via de moderne communicatiemiddelen wordt verspreid. Natuurlijk weet ik dat alleen een moreel appèl volstrekt onvoldoende is. Het aanwijzen en uitbannen van zondebokken werkt echter evenmin: de neiging om het te doen is onuitroeibaar, maar het brengt niemand een stap verder.

Noten hoofdstuk 5
1. Zie het interessante boek van Bas van Stokkom, Emotionele democratie. Over morele vooruitgang, Amsterdam 1997. Het laatste hoofdstuk in dit boek heet: 'Leve de Sixties'.
2. En ik weet niet precies hoe ik zou reageren wanneer mijn kinderen slachtoffer zouden worden (waarschijnlijk onbehoorlijk agressief). Maar in dat geval moeten strafrechtelijke instituties wijzer en afgewogener reageren dan ik (daarom bestaan ze immers).
3. In het vervolg heb ik het vooral over de publiciteit in de media. De gedachtevorming over beleid is - op dit moment - nog genuanceerder. Daarover: ChildRight en TransAct, Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland. De stand van zaken, Utrecht 1998.
4. Zie: Dagblad Tubantia 2 januari 1998.
5. Zie: Dagblad Tubantia 6 februari 1998.
6. Zie een zeer grote stroom aan krantenberichten vanaf 16 juli 1998. De primeur had het tv-programma NOVA op 15 juli 1998.
7. Zie een bericht in NRC Handelsblad 21 juli 1998. Wolters en zijn Leidse collega J. Frenken drongen aan op vertoning van de beelden om het publiek van de ernst te doordringen. De redactie van NOVA weigerde dit echter.
8. Zie onder meer: Haagsche Courant 24 december 1998.
9. Zie: Dagblad de Limburger 14 juli 1998. Aan het voorgenoemde arrest van de Hoge Raad (dat door J. Leijten in het Nederlandse Juristenblad was samengevat) wordt aandacht besteed in het hoofdredactionele commentaar van De Gooi- en Eemlander van 14 juli 1998.
10. Verontrustend is dat begin 1999 de burgemeester van Urk een 'volksgericht' tegen een tot taakstraf veroordeelde plaatselijke pedofiel goedkeurde, omdat in de Urker samenleving zo'n sanctie als te licht wordt beschouwd. Zie een bericht in de Volkskrant van 25 januari 1999.
11. Zie een bericht in De Telegraaf van 15 juli 1998.
12. Zie: Sigmund Freud, Das Unbehagen in der Kultur, In: S. Freud, Fragen der Gesellschaft, Ursprünge der Religion. Studienausgabe Band IX, Frankfurt am Main 1974, p. 191-270. Freud wijst bijvoorbeeld op de schuldgevoelens die door culturele ontwikkelingen (ook sexuele bevrijding) ontstaan: 'Und darum ist es sehr wohl denkbar, dasz auch das durch die Kultur erzeugte Schuldbewusztsein nicht als solches erkannt wird, zum gröszten Teil unbewuszt bleibt oder als ein Unbehagen, eine Unzufriedenheid zum Vorschein kommt, für die man andere Motivierungen sucht' (p. 261).
13. Over die beginnende verschuiving gaat: Pieter Ippel, Ontplooiing en ontgoocheling. Carl Rogers en Christopher Lasch over de mens van nu, Maandblad Geestelijke volksgezondheid 1983 nr. 12.
14. Zie daarover uitgebreid: Hans Boutellier, Slachtofferschap en solidariteit. De morele betekenis van criminaliteit in een postmoderne cultuur, Nijmegen 1993.
15. Er is (helaas) een grenszone (bijvoorbeeld van foto's van blote kinderen op het strand) waar je niet te snel van kinderporno moet spreken. Zie de volgende paragraaf.
16. Kwaad bestaat en in de geschiedenis van het denken is dat altijd een belangrijk thema geweest. Lees het instructieve maar niet gemakkelijke boek van: Rüdiger Safranski, Het kwaad. Het drama van de vrijheid, Amsterdam/Antwerpen 1998.
17. Zie verder over deze problematiek het informatieve overzicht in: M. Moerings en B. Swier, Recht rond zedendelicten. Handboek voor de (juridische) hulpverlening, Alphen aan den Rijn 1997.
18. De enige die een tegenstem heeft laten horen is dominee Hans Visser van de Rotterdamse Pauluskerk. Hij bepleit gedragsregels voor pedofielen ('penetratie' vindt hij bijvoorbeeld ontoelaatbaar). Of dit een realiseerbaar voorstel is, is de vraag: de tegenstem lijkt me echter belangrijk (zie Trouw 18 december 1998).
19. Zie voor een mooi en behartenswaardig boek dat die traditie juist wel op waarde schat en voortzet: Antoine Mooij, Psychiatrie, recht en de menselijke maat. Over verantwoordelijkheid, Amsterdam 1998. Ik schreef daarover een lovende recensie in Maandblad Geestelijke volksgezondheid 1998 nr. 9.
20. Een aangrijpende getuigenis van een voor kinderporno misbruikte jongeman staat in de Volkskrant van 26 januari 1999. Hij zegt dat zijn leven erdoor 'kapot is gemaakt' en eist nu smartengeld.
21. Zie: J. Schuijer, Schieten op een bewegend doel: de nieuwe kinderpornowet, Delikt en Delinkwent 1997 p. 443-454.


bron: 'Seks, vrijheid, vervolging. Kinderporno en pedofilie als 'zuiver kwaad': de noodzaak van nieuwe nuchterheid' door P.C. Ippel; In: John Blad e.a. (red.), Crimineel Jaarboek 1999, pp. 139-154; Coornhert Liga/Ars Aequi, Nijmegen; 1999