Seksuele exploitatie van jeugdigen en de rol van het strafrecht

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Opvallend is dat waar gesproken wordt over seksualiteit met kinderen de nadruk wordt gelegd op de bescherming van kinderen. Angst voor zedelijk verval is daarbij niet in het geding, althans zo wil men het in de discussie doen voorkomen. In de behoefte kinderen te beschermen tegen seksuele handelingen met ouderen ziet R. [edit] naar aanleiding van de gebeurtenissen in Oude Pekela in 1987 wel degelijk een angst voor het verlies van de goede zeden. [...]

Het is het Tweede-Kamerlid Eshuis van de CPN geweest dat zich in het genoemde kamerdebat heeft gekant tegen het uitgangspunt zedelijkheidswetgeving. Zij vond het vreemd om in één adem net naakt recreëren de produktie van gewelddadige porno te behandelen. Eshuis: "Naar onze mening kunnen wij die zedelijkheidswetgeving die bepaalde vormen van agressie, mishandeling en discriminatie apart behandelt, missen als kiespijn. Het is tijd om misdrijven, waar het in dit debat om gaat, onder andere artikelen te vervolgen". Eshuis benadrukte dat het bij verkrachting, aanranding, seksueel misbruik van kinderen gaat om seksueel geweld en niet om zeden en eer. [...]

Wij vinden het van groot belang seksueel misbruik los te zien van zedenkwesties. Met Brongersma zijn wij het eens dat volwassenen zich bewust moeten zijn van een maatschappelijk taboe. Dit taboe brengt het gevaar met zich mee dat bepaalde seksuele verlangens en activiteiten die deel uitmaken van de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen door volwassenen in de sfeer van misbruik worden getrokken. Wat dat betreft wordt het tijd dat de uitspraak van de bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht betrokken minister van Justitie Modderman, dat de staat geen zedenmeester is, nu eindelijk eens serieus genomen wordt. Politie en Openbaar Ministerie stellen dat in contacten tussen een oudere en een jongere geen sprake kan zijn van vrijwilligheid bij de jongere. De vrijwilligheid waar men het over heeft, wordt nogal eens verward met 'het initiatief nemen'. Dat initiatief zou in een seksueel contact tussen een oudere en een jongere nooit bij het kind liggen, volgens bijvoorbeeld officier van justitie De Wit. Naar ons idee echter hoeft dat niet in te houden dat het contact dan onvrijwillig tot stand komt. [...]

Zo goed als minderjarigen extra beschermd worden tegen zwaar lichamelijk en gevaarlijk werk, zo goed kunnen zij ook beschermd worden tegen vernederend werk of werk dat met dwang of psychische druk gepaard gaat. Het is mogelijk dat in bepaalde situaties het werken in de prostitutie of het poseren voor kinderpornografische doeleinden daaronder begrepen worden.

bron: Uit het rapport 'Seksuele exploitatie van jeugdigen en de rol van het strafrecht' door Leonie Drewes & Thea Nieuwlaat; Met begeleiding vanuit de vakgroep Strafrecht, Willem Pompe-instituut; Wetenschapswinkel Rechten Utrecht; februari 1990